U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005.]Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-07-2002. Geldend van 24-12-2004 t/m 15-03-2005
Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 55 tot en met 57, 64, derde en vijfde lid, 65, tweede lid, en 71 van het Besluit personenvervoer 2000;
Besluit:
[Regeling vervallen per 06-04-2005 met terugwerkende kracht tot en met 16-03-2005]
In deze regeling wordt verstaan onder:
het Besluit personenvervoer 2000;
de vervoeropbrengsten, bedoeld in artikel 54 van het besluit;
de bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer, bedoeld in artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000.
1 De bijdrage die jaarlijks voor de aanvang van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft aan een concessieverlener wordt verleend, is voor het desbetreffende jaar opgenomen in bijlage 1. De hoogte van de bijdrage is het resultaat van de berekening, bedoeld in artikel 55 van het besluit, vermeerderd met de bedragen die zijn berekend op grond van de artikelen 6 tot en met 15.
2 Indien een besluit tot aanwijzing van een gemeente als bedoeld in artikel 39 Wet personenvervoer (Stcrt. 1997, 249) wordt ingetrokken, wordt de bijdrage van die gemeente verleend aan de provincie binnen wiens grondgebied die gemeente is gelegen.
3 Voor de exploitatie van openbaar vervoer in de gemeente, stelt de provincie de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, ter beschikking van die gemeente. Op de besteding van de bijdrage door de gemeente is artikel 18 van toepassing.
1 Met het oog op de berekening van de bijdrage worden jaarlijks per concessieverlener de vervoeropbrengsten vastgesteld op grond van de Regeling vervoeropbrengsten rijksbijdrage openbaar vervoer. De vervoeropbrengsten voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 2.
2 De reizigerskilometers van door of vanwege de werkgever verzorgd vervoer van werknemers als bedoeld in artikel 8 van het besluit, worden vermenigvuldigd met de in bijlage 3, onderdeel a, opgenomen omrekenfactor van reizigerskilometers naar fictieve vervoeropbrengsten, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Regeling vervoeropbrengsten rijksbijdrage openbaar vervoer.
3 In afwijking van het eerste lid, wordt bij de berekening van de bijdrage voor het jaar 2002 in bijlage 2 uitgegaan van de vastgestelde vervoeropbrengsten op grond van artikel 19 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer.
1 De rekenfactor, bedoeld in artikel 55 van het besluit, wordt jaarlijks berekend door de rekenfactor van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de rekenfactor betrekking heeft:
a. te verlagen in verband met de taakstellende bezuiniging ter verbetering van de verhouding tussen de vervoeropbrengsten en de bijdrage;
b. te verhogen of te verlagen, indien de gemiddelde landelijke tariefstijging lager respectievelijk hoger is dan de ontwikkelingen van de loonkosten en van de prijzen, bedoeld in artikel 64 van het besluit;
c. te verlagen indien de beschikbare middelen voor de exploitatie van openbaar vervoer zoals afgeleid uit het hoofdstuk van Verkeer en Waterstaat op de rijksbegroting, ontoereikend zijn.
2 De rekenfactor voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel b.
1 De kenmerken, bedoeld in artikel 56, onderdeel a, van het besluit worden per concessieverlener uitgedrukt in de componenten:
a. dunheid en dichtheid;
b. centrumfunctie;
c. inwoners;
d. oppervlakte land.
2 De berekening van de in artikel 7 tot en met 10 gehanteerde begrippen: aantal inwoners, oppervlakte land, het aantal woningen, de omgevingsadressendichtheid en het regionaal klantenpotentieel per gemeente, vindt plaats op basis van opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek van gegevens zoals beschikbaar op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft.
De component dunheid en dichtheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt berekend door:
a. de correctiefactor dunheid, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de correctiefactor dichtheid, bedoeld in artikel 7, tweede lid, bij elkaar op te tellen en te delen door 2. Het resultaat is de correctiefactor dunheid en dichtheid;
b. de correctiefactor dunheid en dichtheid te vermenigvuldigen met de vervoeropbrengsten. Het resultaat wordt per concessieverlener uitgedrukt in een percentage van het totaal;
c. het percentage per concessieverlener, bedoeld in onderdeel b, te vermenigvuldigen met de totale vervoeropbrengsten van Nederland;
d. van de uitkomst van onderdeel c de vervoeropbrengsten per concessieverlener, af te trekken;
e. de uitkomst van onderdeel d te vermenigvuldigen met de rekenfactor, bedoeld in artikel 4, waarbij eerst het getal 1 wordt opgeteld.
1 De correctiefactor dunheid wordt berekend door:
a. het aantal inwoners te delen door de oppervlakte land: dit is de bevolkingsdichtheid land per concessieverlener. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde bevolkingsdichtheid van Nederland berekend;
b. voor elk van de overheden de uitkomsten van onderdeel a de tweedemachtswortel te nemen;
c. de uitkomsten van onderdeel b voor elke concessieverlener te vermenigvuldigen met de parameter `dunheid b1', ter waarde van 0,02;
d. de uitkomsten van onderdeel c van het getal 1 af te trekken;
e. bij de uitkomsten van onderdeel d de jaarlijks te berekenen parameter `dunheid b2' op te tellen. Deze parameter is afhankelijk van de waarden van het structuurkenmerk `bevolkingsdichtheid'; de parameter is opgenomen in bijlage 3, onderdeel c;
2 De correctiefactor dichtheid wordt berekend door:
a. de gemiddelde omgevingsadressendichtheid per concessieverlener te bepalen door per gemeente de omgevingsadressendichtheid te vermenigvuldigen met het aantal woningen en de som van de uitkomsten te delen door de som van het aantal woningen per gemeente;
b. de omgevingsadressendichtheid per concessieverlener op te tellen bij de parameter `dichtheid', ter waarde van 15.000. Op dezelfde wijze wordt de gemiddelde omgevingsadressendichtheid van Nederland berekend;
c. de uitkomsten van onderdeel b per concessieverlener te delen door de uitkomst van onderdeel b voor Nederland.
De component centrumfunctie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt berekend door het regionaal klantenpotentieel als maat voor de centrumfunctie te verlagen met het aantal inwoners. De uitkomst hiervan, het klantensurplus, wordt vermenigvuldigd met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel d.
De component inwoners, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, wordt berekend door het aantal inwoners te vermenigvuldigen met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel e.
De component oppervlakte land, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d, wordt berekend door de oppervlakte land in hectare te vermenigvuldigen met een jaarlijks vast te stellen tarief. Het tarief voor het desbetreffende jaar is opgenomen in bijlage 3, onderdeel f.
De tarieven, genoemd in de artikelen 8, 9 en10, worden jaarlijks berekend door het betreffende tarief van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het tarief betrekking heeft:
b. te verhogen met de ontwikkelingen van de loonkosten en van de prijzen, bedoeld in artikel 64 van het besluit;
1 Krachtens artikel 56, onderdeel c, van het besluit worden in verband met bestaande trolley- en tramnetten jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen toegekend aan Knooppunt Arnhem-Nijmegen, Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam.
2 De bedragen worden jaarlijks berekend door het betreffende bedrag van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het bedrag betrekking heeft:
3 De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel g.
Krachtens artikel 56, onderdeel d, van het besluit worden forfaitaire bedragen in mindering gebracht bij het Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel h.
1 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de inzet van extra toezichthouders in de metro, tram of sneltram de bijdragen aan het Regionaal Orgaan Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden, de Stadsregio Rotterdam en het Bestuur Regio Utrecht verhoogd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel i.
2 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de instandhouding van de metro-infrastructuur de bijdragen aan het Regionaal Orgaan Amsterdam en de Stadsregio Rotterdam verhoogd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel j.
3 Krachtens artikel 57, eerste lid, van het besluit worden in verband met de overdracht van gemeenten van het Bestuur Regio Utrecht aan de provincie Utrecht de bijdrage aan de provincie Utrecht verhoogd en de bijdrage aan het Bestuur Regio Utrecht verlaagd met jaarlijks vast te stellen forfaitaire bedragen. De bedragen voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage 3, onderdeel k.
1 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener voor het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is toegekend aan een concessiehouder indien voldaan is aan de in het vierde lid opgenomen vereisten.
2 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per auto als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.
3 De bijdrage wordt vermeerderd met 6% van het deel van de bijdrage dat door de concessieverlener in het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, is besteed aan een persoon waarmee de concessieverlener een overeenkomst heeft gesloten voor het verrichten van personenvervoer per passagiersschip als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, indien voldaan is aan de in het vijfde lid opgenomen vereisten.
4 De vereisten, bedoeld in het eerste lid zijn dat:
a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de concessiehouder, heeft besloten dat over de op basis van de concessie te ontvangen subsidie, omzetbelasting verschuldigd is; en
b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.
5 De vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid zijn dat:
a. de inspecteur van de rijksbelastingdienst, die bevoegd is voor de heffing van de omzetbelasting ten aanzien van de persoon, bedoeld in het tweede lid en derde lid, heeft besloten dat over het op basis van de overeenkomst met de concessieverlener te ontvangen bedrag omzetbelasting is verschuldigd; en
b. de inspecteur, bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, heeft besloten dat de concessieverlener voor de omzetbelasting, bedoeld in onderdeel a, geen recht heeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.
6 De toepassing van artikel 2, tiende lid, van de Wet op het BTW-compensatiefonds, blijft ten aanzien van het eerste tot en met vijfde lid buiten aanmerking.
De minister stelt de bijdrage uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft ambtshalve vast. Indien de beschikking tot vaststelling van de bijdrage niet voor 1 juli kan worden gegeven, stelt de minister de concessieverlener daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.
Bij het gewijzigd vaststellen van de bijdrage, bedoeld in artikel 64 van het besluit, wordt 65% van de bijdrage aangemerkt als loongevoelig, en 35% als prijsgevoelig.
1 De bijdrage kan uitsluitend worden besteed aan:
a. activiteiten van concessiehouders die leiden tot kosten, toe te rekenen aan openbaar vervoer;
b. activiteiten verricht door medewerkers van concessieverleners, voor zover deze direct betrekking hebben op het openbaar vervoer;
c. maatregelen ten behoeve van projecten sociale veiligheid en toegankelijkheid;
d. investeringen in infrastructuur ten behoeve van openbaar vervoer;
e. onderhoud en instandhouding van lokale en regionale (rail)infrastructuur voor tram, metro, sneltram en (trolley)bus;
f. reservering voor openbaar vervoer, met inbegrip van de wettelijke rente minus 4% over het positieve saldo van de reserve op 1 januari van het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft.
2 De bijdrage kan tevens worden besteed aan:
a. vormen van vervoer waarvoor op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 de artikelen met betrekking tot het verlenen van een bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer van toepassing zijn. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing;
b. vormen van vervoer waarvoor op grond van een experiment als bedoeld in artikel 3 van de Wet personenvervoer 2000 een bijdrage voor exploitatie van openbaar vervoer is verstrekt. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
3 De per concessieverlener geoormerkte bijdragen worden uitsluitend aangewend voor de doelen waarvoor zij zijn verleend. Reservering van de geoormerkte bijdrage voor de verbetering van de sociale veiligheid kan plaatsvinden, waarbij de reserve aan het eind van het jaar niet groter mag zijn dan de bijdrage in dat jaar, of indien deze bijdrage lager is dan € 25.000,– niet groter dan het totaal van deze bijdragen in het lopende en het voorafgaande jaar, tenzij de reservering bestemd is voor de aanschaf van duurzame productiemiddelen..
1 De verantwoording van de gegevens, bedoeld in artikel 68, onderdeel b, van het besluit, geschiedt overeenkomstig het in bijlage 4 opgenomen model.
2 De in het eerste lid bedoelde gegevens gaan vergezeld van een verklaring als bedoeld in artikel 70 van het besluit, die is opgesteld met inachtneming van het controleprotocol zoals opgenomen in bijlage 5.
3 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden, vergezeld van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, vóór 1 oktober van het jaar volgend op het kalenderjaar waar waarop zij betrekking hebben, bij de minister ingediend. Indien de termijn van indiening wordt overschreden, kan de minister besluiten tot het in mindering brengen van een bedrag op de bijdrage aan betrokken concessieverlener voor een van de eerstvolgende jaren.
1 De Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de verantwoording van de bijdrage voor de jaren tot en met het jaar 2001, alsmede de rechtsgedingen die daarop betrekking hebben.
2 In afwijking van het eerste lid, blijven de artikelen 16 tot en met 19 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer van toepassing op de vaststelling van de vervoeropbrengsten voor de berekening van de bijdrage voor het jaar 2002 met dien verstande dat in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, onder 1§, `'NS Reizigers BV'' wordt vervangen door: de treindiensten.
In artikel 2, onderdeel a, van de Regeling vervoeropbrengsten rijksbijdrage openbaar vervoer wordt `'berekend op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer'' vervangen door: berekend op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.
De Regeling experiment meerjarenafspraken openbaar vervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 3, eerste lid, wordt `'artikel 7 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer'' vervangen door: artikel 5 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.
B. Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7
De Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001 is niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 16, 17 en 19.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
T. Netelenbos
Bestuur Regio Utrecht
48.461
Stadsgewest Haaglanden
111.265
Knooppunt Arnhem-Nijmegen
43.014
Regionaal Orgaan Amsterdam
245.719
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven
20.891
Stadsregio Rotterdam
152.308
Regio Twente
16.483
Provincie Drenthe
16.646
Provincie Flevoland
20.785
Provincie Fryslân
26.686
Provincie Gelderland
36.894
Provincie Groningen
31.476
Provincie Limburg
37.637
Provincie Noord-Brabant
56.346
Provincie Noord-Holland
38.386
Provincie Overijssel
16.486
Provincie Utrecht
18.327
Provincie Zeeland
14.174
Provincie Zuid-Holland
50.173
Totaal
1.002.157
Fictieve
opbrengsten
bedrijfsvervoer
(Rzkm’s 2003)
Opbrengst-
derving SOV (2003)
Overige
opbrengsten (1-1-2003 t/m
31-12-2003)
Totaal vervoer-
(RB 2005)
0
5.685
31.340
37.025
4.622
62.514
67.136
Knooppunt Arnhem–Nijmegen
4.195
26.765
30.960
11.236
143.750
154.986
35
2.253
11.227
13.515
389
9.457
89.526
99.372
2.935
7.396
10.331
2.179
8.468
10.647
1.448
13.490
14.938
4.657
13.209
17.866
5.498
21.350
26.848
5.326
15.742
21.068
331
4.960
22.348
27.639
7
6.686
34.501
41.194
795
4.508
25.319
30.622
2.190
7.945
10.135
3.233
11.429
14.662
171
1.859
7.885
9.915
308
6.933
35.292
42.533
2.036
89.860
589.496
681.392
a. Artikel 3 – omrekenfactor bedrijfsvervoer (in €)
omrekenfactor 2005
0,0189
b. Artikel 4 – rekenfactor
rekenfactor 2004
1,3015
kostenontwikkeling 2004
0,0280
taakstellende bezuiniging 2005
–0,0287
verlaging i.v.m. beschikbare middelen 2005
–0,0643
rekenfactor 2005
1,2365
c. Artikel 7 – parameter dunheid b2
parameter dunheid b2 2004
0,0439
d. Artikel 8 – tarief centrumfunctie (in €)
tarief 2004
11,1934
0,2407
–0,2470
–0,0225
tarief 2005
11,1645
e. Artikel 9 – tarief inwoners (in €)
2,6767
0,0575
–0,0591
–0,0161
2,6591
f. Artikel 10 – tarief oppervlakte land (in €)
14,3567
0,3087
–0,3169
–0,0288
14,3197
g. Artikel 12 – forfaitaire bedragen tram/trolley (in duizenden euro’s)
ROA
SRR
HGL
KAN
bedrag 2004
26.714
18.555
20.795
2.118
574
399
447
46
–590
–410
–459
–47
–54
–37
–42
–4
bedrag 2005
26.645
18.508
20.742
2.113
h. Artikel 13 – forfaitaire kortingen (in duizenden euro’s)
i. Artikel 14 – forfaitaire bedragen toezichthouders tram/metro (in duizenden euro’s)
BRU
j. Artikel 14 – forfaitaire bedragen instandhouding metro (in duizenden euro’s)
k. Artikel 14 – forfaitaire bedragen herindeling Utrecht
Utrecht
Modellen
Model 4a: Verantwoordingsmodel
Verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer in 2004 van [naam concessieverlener].
Ondertekening concessieverlener:
Waarmerking accountant:
Model 4b: Specificatie bestedingen verbeteringen toegankelijkheid
Model 4c: Specificatie sociale veiligheid (middelen)
Model 4d: Specificatie sociale veiligheid (resultaten)
1.1 Dit controleprotocol heeft betrekking op de controle van de door de concessieverlener af te leggen verantwoording inzake de besteding van de ontvangen bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer op basis van de Wet personenvervoer 2000.
1.2 De volgende regelgeving is van toepassing:
a. de Wet personenvervoer 2000, verder aangeduid als de wet;
b. het Besluit personenvervoer 2000, verder aangeduid als het besluit;
c. de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001, verder aangeduid als de regeling;
d. alle overige van toepassing zijnde documentatie.
1.3 De volgende begrippen zijn van toepassing:
a. derde-accountant: de accountant van de concessieverlener;
b. verantwoording: de door de concessieverlener aan de Minister van Verkeer en Waterstaat in te zenden verantwoording, als bedoeld in artikel 68, onderdeel b, van het besluit;
c. jaarrekening: de door de concessieverlener aan de Minister van Verkeer en Waterstaat in te zenden jaarrekening van de concessiehouder, als bedoeld in artikel 68, onderdeel a, van het besluit.
1.4 In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de accountant van de concessieverlener ten behoeve van de onder 1.1 genoemde bijdrage, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.
1.5 Het is mogelijk dat door of namens de Departementale Accountantsdienst van Verkeer en Waterstaat een review zal worden uitgevoerd bij de derde-accountant ter toetsing van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd, zal hierover tevens overleg worden gepleegd met de betreffende concessieverlener.
2.1 De controle dient zowel de getrouwe weergave van de financiële verantwoording alsmede de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde bijdrage te omvatten. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwheid van de verantwoording controleert, maar dat hij ook de naleving van de subsidievoorwaarden toetst. Dit betekent dat nagegaan dient te worden of de uitgaven passen binnen het kader van de geldende regelgeving.
3.1 Bij de uitvoering van de controle door de derde-accountant van de verantwoording van de concessieverlener dient te worden vastgesteld dat:
a. de onder 1.1 genoemde bijdrage geheel is aangewend voor openbaar vervoer zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a tot en met e, van de regeling, dan wel is opgenomen in een daarvoor bestemde reserve zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel f, van de regeling;
b. de verplichtingen voor de concessiehouder (zoals vastgelegd in de onder 1.2 genoemde regelgeving) zijn opgenomen in de overeenkomst c.q. afspraken tussen de concessieverlener en concessiehouder;
c. in het desbetreffende jaar de concessiehouder beschikt over een vergunning conform het gestelde in artikel 14 en 15 van het besluit;
d. de interne en administratieve organisatie van de concessieverlener voldoende waarborgen geeft, dat er redelijkerwijs van uit kan worden gegaan, dat de overige bestedingen geheel zijn aangewend voor de specifieke doelen waarvoor zij zijn bestemd (de geoormerkte bijdrage), danwel zijn aangewend voor openbaar vervoer;
e. ten aanzien van de activiteiten bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, waarvan de kosten ten laste van de bijdrage zijn gebracht, dient te worden vastgesteld dat deze zijn gebaseerd op een (sluitende) kostenverdeeladministratie en betrekking hebben op het openbaar vervoer. De derde-accountant beoordeelt tevens de aanvaardbaarheid van de gehanteerde kostenverdeelsleutels.
3.2 De uitgaven voor sociale veiligheid worden op ‘middelenniveau’ gespecificeerd naar de volgende maatregelen:
a. menselijk toezicht in of nabij voertuigen, stations of halteplaatsen in zowel bedragen als kwantiteitenVoor het Regionaal Orgaan Amsterdam, de Stadsregio Rotterdam, het Stadsgewest Haaglanden en het Bestuur Regio Utrecht geldt als extra eis een nadere specificatie van de uitgaven naar toezichtfunctie (o.a. BOA’s, conducteurs, controleurs) alsmede een tabel met een cijfermatig overzicht van de fysieke aantallen per functiesoort, uitgedrukt in fte’s in het boekjaar en in die van het vorige jaar.;
b. materiële zaken als technische hulpmiddelen (o.a. camera’s en meld- of communicatiesystemen) en aanpassingen van voertuig (o.a. herstel vandalisme) of omgeving (o.a. herinrichting stations);
c. overige uitgaven als opleiding en training van rijdend, toezichthoudend en operationeel leidinggevend personeel, voorlichting en communicatie gericht op een breed publiek of specifieke doelgroepen, samenwerkingsverbanden met o.a. politie, justitie, gemeenten en (andere) vervoerbedrijven, coördinatie, advisering, onderzoek en overige ondersteuningskosten.
3.3 Voor de uitgaven voor sociale veiligheid geldt tevens de verplichting tot specificatie van de effecten op ‘resultaatniveau’. Het gaat hierbij om een specificatie voor zowel reizigers als personeel onderverdeeld naar voertuig (per vervoersmiddel: trein, metro, tram bus) en naar station of halte, in de zin van:
a. feitelijke incidenten, m.n. lastig vallen, bedreiging, diefstal en mishandeling;
b. veiligheidsgevoel (de subjectieve veiligheid), uitgedrukt in een cijfer van 1–10.
Bovenstaande informatie behoeft niet in het kader van deze verantwoording te worden aangeleverd wanneer al door deelname aan de landelijke monitorsystemen (klantenbarometer, personeelsmonitor en incidentenregistratie) in deze informatiebehoefte wordt voorzien.
Bij de bestedingen van geoormerkte bijdragen voor bedragen kleiner dan € 20.000 vervalt de verplichting tot nadere specificatie op ‘resultaatniveau’.
3.4 De uitgaven voor verbeteringen van de toegankelijkheid van rijdend materieel en stations of haltes worden op `middelenniveau' gespecificeerd naar de volgende maatregelen:
a. de meerkosten van de aanschaf van lage vloermaterieel;
b. overige toegankelijkheidsverbeteringen van het rijdend materieel;
c. verbeteringen van de toegankelijkheid van stations en haltes.
4.1 Ten aanzien van de onder 3.1 genoemde specifieke aandachtspunten geldt dat alle bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden, individueel of in totaal, groter dan 1% van de bijdrage danwel hoger dan € 225.000 worden gerapporteerd. De bevindingen worden als een gewaarmerkte bijlage toegevoegd aan de te hanteren modelverklaring die onder 4.2 is opgenomen.
4.2 Model-accountantsverklaring bij een door een concessieverlener af te leggen verantwoording inzake de besteding van de bijdrage voor de exploitatie van openbaar vervoer.
Opdracht
Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte verantwoording van
< naam concessieverlener > over < jaar > inzake de besteding van de bijdrage voor het verrichten van openbaar vervoer gecontroleerd. Deze verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van <naam concessieverlener>. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken.
Werkzaamheden
Onze controle is verricht in overeenstemming met algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controle-opdachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van het controleprotocol genoemd in artikel 19, tweede lid, van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001.
Oordeel
Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de ter zake gestelde eisen.
<Plaats en datum>
<Ondertekening>
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.