Scholingsregeling BZK

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2003.
Geldend van 08-03-2002 t/m 31-12-2013

Scholingsregeling BZK

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 59 en 60 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

In overeenstemming met het departementaal georganiseerd overleg;

Gehoord de Groepsondernemingsraad;

Besluit:

Artikel 1. Definitiebepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) ARAR:

het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

b) ministerie:

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

c) medewerker:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 1 van het ARAR, die tewerkgesteld is bij het ministerie;

d) bevoegd gezag:

de functionaris die krachtens de departementale mandaatbesluiten bevoegd is tot het nemen van besluiten op grond van deze regeling;

e) scholing:

opleiding, cursus of studie, waaronder mede wordt verstaan: duale opleiding, training, workshop, congres en seminar;

f) scholingskosten:
  • -

    voor het volgen van de scholing noodzakelijk gemaakte kosten voor inschrijving, studiemateriaal en les- en examengeld;

  • -

    het volgen van de scholing noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten;

g) scholingsverlof:

verlof gedurende de voor de medewerker geldende werktijden ten behoeve van de voorbereiding en het volgen van lessen, tentamens en examens in verband met de scholing.

Artikel 2. Verplicht volgen van scholing

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan de medewerker die op grond van artikel 59 van het ARAR wordt verplicht om scholing te volgen, wordt door het bevoegd gezag een volledige vergoeding van de scholingskosten toegekend.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, komt in beginsel tot stand op basis van een gevoerd functioneringsgesprek of een vastgestelde beoordeling.

  • 3 Aan de medewerker, bedoeld in het eerste lid, wordt door het bevoegd gezag scholingsverlof verleend met behoud van bezoldiging. Indien de scholing geheel of gedeeltelijk buiten de voor de medewerker geldende werktijden plaatsvindt, kan het bevoegd gezag de desbetreffende uren naar evenredigheid in verlof compenseren. Over de wijze waarop het scholingsverlof door de medewerker wordt opgenomen vindt voorafgaand overleg plaats tussen de medewerker en het bevoegd gezag.

Artikel 3. Scholing op initiatief van de medewerker in

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan de medewerker die op eigen initiatief scholing gaat volgen, wordt op diens aanvraag door het bevoegd gezag met toepassing van artikel 60 van het ARAR een volledige vergoeding van de scholingskosten toegekend, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, naast het persoonlijke belang van de medewerker, ook het belang van de dienst aanwijsbaar en in aanmerkelijke mate is gebaat bij het volgen van de scholing door de medewerker.

  • 2 Het oordeel, bedoeld in het eerste lid, komt in beginsel tot stand op basis van een gevoerd functioneringsgesprek of een vastgestelde beoordeling.

  • 3 Overeenkomstig het eerste lid wordt aan de in dat lid bedoelde medewerker op diens aanvraag door het bevoegd gezag scholingsverlof verleend met behoud van bezoldiging. Over de wijze waarop het scholingsverlof door de medewerker wordt opgenomen vindt voorafgaand overleg plaats tussen de medewerker en het bevoegd gezag. Indien de scholing geheel of gedeeltelijk buiten de voor de medewerker geldende werktijden plaatsvindt, kan het bevoegd gezag de desbetreffende uren geheel of gedeeltelijk compenseren in verlof.

Artikel 4. Overige scholing op initiatief van de medewerker

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan de medewerker die op eigen initiatief scholing gaat volgen die naar het oordeel van het bevoegd gezag in overwegende mate strekt in het persoonlijke belang van de medewerker en in geringere mate in het belang van de dienst, kan op aanvraag van de medewerker door het bevoegd gezag met toepassing van artikel 60 van het ARAR een tegemoetkoming in de scholingskosten worden toegekend, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag er aanwijsbaar voldoende raakvlakken zijn met de functie, de ontwikkeling of de loopbaanperspectieven van de medewerker.

  • 2 Het oordeel, bedoeld in het eerste lid, komt zo mogelijk tot stand op basis van een gevoerd functioneringsgesprek of een vastgestelde beoordeling.

  • 3 Bij toepassing van het eerste lid bedraagt de tegemoetkoming ten hoogste 50% van:

    • a) de inschrijvingskosten, cursus- en lesgelden,

    • b) de examen- en diplomakosten,

    • c) de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, en

    • d) de door de medewerker gemaakte kosten voor het gebruik van maaltijden en voor nachtverblijf in verband met het afleggen van een examen, voor zover deze de desbetreffende maximumbedragen, genoemd in de Reisregeling Binnenland, niet overschrijden.

    Het bevoegd gezag kan de tegemoetkoming verhogen tot 75% of 100% in geval van bijzondere omstandigheden of bij een zeer beperkte financiële draagkracht van de medewerker.

  • 4 Overeenkomstig het eerste lid kan aan de in dat lid bedoelde medewerker op diens aanvraag door het bevoegd gezag scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend ten behoeve van het voorbereiden van de scholing. Het verlof bedraagt ten hoogste 4 uren per week. Indien de medewerker scholing dient te volgen binnen de voor hem geldende werktijden, kan het bevoegd gezag het scholingsverlof verhogen tot ten hoogste 8 uren per week. Voor de medewerker met een onvolledige werktijd geldt het in dit lid bedoelde verlof naar evenredigheid van diens werktijd. Over de wijze waarop het scholingsverlof door de medewerker wordt opgenomen vindt voorafgaand overleg plaats tussen de medewerker en het bevoegd gezag.

  • 5 Onverminderd het bepaalde in het vierde lid kan door het bevoegd gezag aan de in dat lid bedoelde medewerker op diens aanvraag scholingsverlof met behoud van bezoldiging worden verleend op de dag waarop wordt deelgenomen aan een examen of tentamen. Het verlof bedraagt ten hoogste 24 uren per kalenderjaar. Voor de medewerker met een onvolledige werktijd geldt dit verlof naar evenredigheid van diens werktijd.

  • 7 Overeenkomstig het eerste lid kan aan de in dat lid bedoelde medewerker op diens aanvraag door het bevoegd gezag een volledige tegemoetkoming in de ten behoeve van het volgen van de scholing noodzakelijk gemaakte reiskosten worden toegekend. De tegemoetkoming is ten hoogste gelijk aan de kosten van openbaar vervoer op basis van het laagste tarief. De tegemoetkoming wordt niet toegekend indien de reiskosten reeds uit andere hoofde aan de medewerker zijn of worden vergoed.

  • 8 Aan de medewerker die scholing gaat volgen die naar het oordeel van het bevoegd gezag uitsluitend strekt in het persoonlijke belang of interesse van de medewerker, wordt op grond van deze regeling geen vergoeding van of tegemoetkoming in kosten toegekend, dan wel verlof met behoud van bezoldiging verleend.

Artikel 5. Aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 2 De aanvraag dient uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het volgen van de scholing te worden ingediend. Bij wijze van uitzondering kan de aanvraag later worden ingediend indien sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 3 De medewerker voegt bij de aanvraag de voor het bevoegd gezag noodzakelijke gegevens in verband met het op de aanvraag te nemen besluit, waaronder:

    • -

      de naam en een omschrijving van de scholing;

    • -

      de naam en overige relevante gegevens inzake de scholingsinstelling;

    • -

      gegevens met betrekking tot de periode en data waarop de scholing zal worden gevolgd;

    • -

      gegevens met betrekking tot de studiebelasting;

    • -

      een opgave van de scholingskosten of een reële raming daarvan.

Artikel 6. Voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De tegemoetkoming in de scholingskosten en het scholingsverlof, bedoeld in de artikelen 3 en 4, alsmede de tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in artikel 4, worden niet toegekend of verleend indien het budget dat aan het bevoegd gezag ter beschikking is gesteld voor het vergoeden van scholingskosten dit niet toelaat.

  • 2 De tegemoetkoming in de scholingskosten en het scholingsverlof, bedoeld in de artikelen 3 en 4, worden toegekend respectievelijk verleend voor een vastgestelde periode die ten hoogste gelijk is aan de normaal te achten duur van de scholing. Het bevoegd gezag kan de termijn verlengen en kan bepalen dat voor scholing die meer dan één jaar duurt, ieder jaar opnieuw een aanvraag dient te worden ingediend onder bijvoeging van de behaalde scholingsresultaten in het voorgaande jaar.

  • 3 Het bevoegd gezag kan van de medewerker verlangen dat deze inzicht geeft in de voortgang van de scholing. Indien op grond van deze regeling aan de medewerker een vergoeding van of tegemoetkoming in de scholingskosten is toegekend of scholingsverlof is verleend, wordt de scholing en voortgang daarvan besproken in het functioneringsgesprek met de medewerker.

  • 4 Het bevoegd gezag kan de tegemoetkoming in de scholingskosten, bedoeld in de artikelen 3 en 4, in ieder geval intrekken:

    • a) a) indien naar zijn oordeel de medewerker onvoldoende inspanningen pleegt of onvoldoende resultaat behaalt in de scholing dan wel redelijkerwijs niet in staat wordt geacht de scholing binnen de vastgestelde termijn af te ronden;

    • b) b) indien de medewerker tussentijds het volgen van de scholing afbreekt;

    • c) c) bij ontslag of vertrek bij het ministerie door middel van overplaatsing, tijdens het volgen van de scholing.

      In de situaties, genoemd onder a en b, kan door het bevoegd gezag tevens het aan de medewerker verleende scholingsverlof worden ingetrokken.

      Toepassing van dit lid vindt niet plaats indien de medewerker aannemelijk maakt dat het onvoldoende resultaat of het afbreken van het volgen van de scholing niet aan eigen schuld of toedoen te wijten is.

  • 5 Het bevoegd gezag kan bij toepassing van artikel 3 of artikel 4 nadere voorwaarden verbinden aan het volgen van de scholing door de medewerker. In dat geval bestaat slechts aanspraak op de tegemoetkoming in de scholingskosten, het scholingsverlof en de tegemoetkoming in de reiskosten, bedoeld in die artikelen, indien de medewerker tijdig schriftelijk heeft verklaard de desbetreffende voorwaarden te aanvaarden.

  • 6 De vergoeding van respectievelijk de tegemoetkoming in de scholingskosten, bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 3 en artikel 4, wordt slechts toegekend nadat de medewerker schriftelijk heeft verklaard dat hij bekend is met de verplichting tot gehele of gedeeltelijke terugbetaling, bedoeld in artikel 7.

Artikel 7. Terugbetaling

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De medewerker, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, kan door het bevoegd gezag worden verplicht tot terugbetaling van de aan hem toegekende vergoeding van respectievelijk tegemoetkoming in de scholingskosten:

    a) indien de medewerker naar het oordeel van het bevoegd gezag onvoldoende inspanningen pleegt of onvoldoende resultaat behaalt in de scholing dan wel redelijkerwijs niet in staat wordt geacht de scholing binnen de vastgestelde termijn af te ronden, dan wel de medewerker tussentijds het volgen van de scholing afbreekt, tenzij de medewerker aannemelijk maakt dat de omstandigheid niet aan eigen schuld of toedoen te wijten is;

    b) bij ontslag tijdens het volgen van de scholing;

    c) bij ontslag binnen een termijn van maximaal één jaar na het met voldoende resultaat afronden van de studie, tenzij de medewerker binnen één maand na diens ontslag elders in dienst treedt binnen de Rijksdienst.

  • 2 De terugbetalingsverplichting op grond van het eerste lid, onder b of c, is niet van toepassing indien het bevoegd gezag de vergoeding van of tegemoetkoming in de scholingskosten juist of mede aan de medewerker heeft toegekend ten behoeve van het verkrijgen van een functie buiten het ministerie. De terugbetalingsverplichting op grond van het eerste lid, onder c, geldt voor de medewerker, bedoeld in artikel 2, slechts in bijzondere gevallen.

  • 3 De terugbetalingsverplichting op grond van het eerste en tweede lid, kan slechts worden opgelegd voor zover de vergoeding of tegemoetkoming in totaliteit ten minste € 5.000,- bedraagt. Dit geldt niet indien een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, door toedoen van de medewerker is ontstaan en dit naar het oordeel van het bevoegd gezag aan hem verweten kan worden.

  • 4 Indien aan de medewerker een terugbetalingsverplichting is opgelegd op grond van het eerste lid, onder c, dient de medewerker voor elke maand die na afronding van de scholing nog ontbreekt aan de termijn van één jaar, 1/12e deel van de scholingskosten terug te betalen aan het ministerie.

  • 5 Indien de medewerker na het ontslag, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op een uitkering op grond van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, volledig FPU of ouderdomspensioen, wordt geen terugbetalingsverplichting opgelegd.

Artikel 8. Intrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De Faciliteitenregeling voor scholing op eigen initiatief wordt ingetrokken.

Artikel 9. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling is geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Scholingsregeling BZK.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze,
de

secretaris-generaal

,

J.W. Holtslag