II. Nevenvestiging met spreidingsnoodzaak en samenvoeging van scholen bekostigd op
basis van deel I van de WVO
[Regeling vervallen per 01-08-2003]
II.1. Bekostigingsbasis
[Regeling vervallen per 01-08-2003]
De vaststelling van het personele deel van het lumpsum-budget van een op 1 augustus
2002 door samenvoeging ontstane school of scholengemeenschap geschiedt op basis van
het gestelde in de artikelen 84 en 85 van de Wet op het voortgezet onderwijs. De normatieve omvang van het aantal formatieplaatsen wordt verkregen op basis van
het Formatiebesluit WVO. Hierbij worden alle geldende opslagen zoals bijvoorbeeld voor fric-tie, seniorenbeleid,
schoolprofielbudget en adv-herbezetting en dergelijke meegeteld.
II.2. Aanvullende bekostiging van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak
[Regeling vervallen per 01-08-2003]
Indien aan een scholengemeenschap met ten minste een school voor mavo en vbo of een
school voor havo en vwo ingevolge artikel 75, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs een nevenvestiging wordt toegestaan, kan deze scholengemeenschap per nevenvestiging
die voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden beschikken over een aanvullende bekostiging
die overeenkomt met de geldswaarde van één formatieplaats directie en één formatieplaats
onderwijsondersteunend personeel (conciërge). De aanvullende bekostiging vindt plaats
volgens de landelijke gemiddelde personeelslast (gpl) onderwijsondersteunend personeel
en de voor de schoolsoortgroep, waartoe de scholengemeenschap behoort waaraan de nevenvestiging
wordt toegekend, geldende landelijke gpl directie.
Een nevenvestiging komt slechts voor de aanvullende bekostiging in aanmerking indien:
-
1. de beoogde nevenvestiging zich bevindt op een afstand van tenminste 12 kilometer (gemeten
over de weg) van de hoofdvestiging en er binnen een afstand van 12 kilometer van de
beoogde nevenvestiging geen overig soortgelijk voortgezet onderwijs van de eigen richting
(waaronder nevenvestigingen) aanwezig is;
-
2. de beoogde nevenvestiging op minder dan 12 kilometer van de hoofdvestiging is gelegen
maar het bestaande voedingsgebied zich voor een substantieel deel (ten minste 30%)
van de leerlingen uitstrekt tot een afstand van meer dan 15 kilometer van de plaats
van de hoofdvestiging. Bovendien dient er binnen een afstand van 12 kilometer van
de beoogde nevenvestiging geen overig soortgelijk voortgezet onderwijs van de eigen
richting (waaronder nevenvestigingen) aanwezig te zijn.
Is de in de punten 1 en 2 beoogde nevenvestiging ontstaan door samenvoeging dan dient
in deze situatie de voorheen zelfstandige school of scholengemeenschap, die als een
nevenvestiging van een scholengemeenschap met ten minste een school voor mavo en vbo
of een school voor havo en vwo in aanmerking wil komen, op 1 oktober voorafgaande
aan de samenvoeging een omvang van ten minste 120 leerlingen te hebben.
Het recht op de aanvullende bekostiging vervalt vanaf het schooljaar volgend op het
schooljaar waarin het leerlingaantal van de desbetreffende nevenvestiging op 1 oktober
minder dan 120 bedraagt.
Het recht op de aanvullende bekostiging herleeft vanaf het schooljaar volgend op het
schooljaar waarin het leerlingaantal van de desbetreffende nevenvestiging op 1 oktober
weer 120 of meer bedraagt.
Het staat het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap in principe vrij
de hoofd- en nevenvestiging fysiek te verplaatsen over een afstand van niet meer dan
3 kilometer (over de weg gemeten). Een bovenbedoelde verplaatsing wordt automatisch
goedgekeurd als deze is gemeld aan Cfi (zie paragraaf 2.3.1. van de beleidsregel VO/BOB/2001/28140
in Uitleg Gele katern nr. 18a deel 2 van 25 juli 2001). De bovenomschreven verplaatsing
van een nevenvestiging kan niet alsnog leiden tot een aanvullende bekostiging in verband
met spreidingsnoodzaak.
II.3. Overgangsbudget bij samenvoeging van scholen met lumpsum bekostiging
[Regeling vervallen per 01-08-2003]
De bekostiging die voor de na samenvoeging ontstane school beschikbaar is (onderdeel
II.1=A) en, voor zover van toepassing, verhoogd met de bekostiging in onderdeel II.2
(=B), zal in veel gevallen niet gelijk zijn aan de bekostiging die voor de bij de
samenvoeging betrokken scholen gezamenlijk beschikbaar zou zijn geweest volgens de
per school geldende vaste aantal formatieplaatsen en ratio’s en lgpl-en indien de
samenvoeging niet zou hebben plaats gevonden (=C).
In het geval ook voor de samenvoeging op of na 1-8-2002 reeds sprake was van een nevenvestiging
met spreidingsnoodzaak dan dient C per bestaande nevenvestiging met spreidingsnoodzaak
te worden verhoogd met de toegekende bekostiging.
Indien voor de na samenvoeging ontstane school de bekostiging A+B kleiner is dan de
bekostiging C wordt het verschil gedurende twee schooljaren beschikbaar gesteld.