Besluit van 25 april 2002, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rijk 2001-2002
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
30 januari 2002, nr. AD2002/U52314, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden, gedaan mede
namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;
Gelet op:
– artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,
– artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
– artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling
van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden,
alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993,
218) en
– artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale Ombudsman;
De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 2002, nr. W04020064/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 19 april 2002, nr. AD2002/U66579, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden;
Hebben goedgevonden en verstaan: