Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-12-2005 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 13-04-2005 t/m 31-12-2005

Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 76, tweede, zesde en zevende lid, 77, derde en vierde lid, 82, vijfde lid, 84, tweede lid, en 86, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

b. wet:

Wet bodembescherming;

c. budgethouder:

provincie onderscheidenlijk in artikel 88, eerste lid, van de wet genoemde gemeente onderscheidenlijk de gemeenten genoemd in het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten;

d. een geval:

een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

e. deelprojectfase:

door de budgethouder als eenheid, in organisatorische en financiële zin, aangemerkte gedeelte van onderzoek onderscheidenlijk sanering van een geval;

f. regionale waterbodems:

bodems onder oppervlaktewater waarvoor provinciale staten op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren het waterkwaliteitsbeheer hebben opgedragen aan een waterschap;

g. meerjarenprogramma:

een programma als bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de wet, ingediend door de budgethouder ter verkrijging van budget;

h. prestatieverantwoording:

een verslag waarin de in het meerjarenprogramma opgenomen doelstellingen en de aan de bijdrage verbonden verplichtingen worden vergeleken met de bereikte resultaten en de verschillen worden toegelicht;

i. bestedingsverantwoording:

een verslag waarmee inzicht wordt gegeven in de mate waarin en de wijze waarop de beschikbaar gestelde rijksmiddelen zijn besteed;

j. apparaatskosten:

de kosten van personeel, informatievoorziening, organisatie, financieel beheer en automatisering verbonden aan de uitvoering van de taken van de wet;

k. budgetperiode:

de periode als bedoeld in artikel 76, eerste lid, slot, waarvoor de budgethouder een bijdrage kan verkrijgen;

l. bijzonder inventariserend onderzoek:

activiteiten die van bijzonder belang zijn voor de uitvoering van de bodemsanering waarvoor in de door de minister te bepalen gevallen een bijdrage mogelijk is;

§ 1.1. Kosten die voor een bijdrage in aanmerking komen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 3 De kosten die samenhangen met werkzaamheden in een ander kader dan het onderzoek of de sanering als bedoeld in artikel 76, eerste lid, maar uit praktische overwegingen gelijktijdig worden uitgevoerd, komen niet voor een bijdrage in aanmerking.

Hoofdstuk 21. Meerjarenprogramma-financiering

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

§ 2.2. De verlening van de rijksbijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De minister kan verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering van bodemsanering verbinden aan de verlening van de bijdrage.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Zolang de bijdrage niet is vastgesteld, kan Onze minister de budgethouder verzoeken een geactualiseerd en nader geconcretiseerd overzicht van de doelstellingen van het meerjarenprogramma alsmede de gevolgen daarvan voor de financiële paragraaf van het meerjarenprogramma in te dienen.

§ 2.3. Voorschotverlening

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De minister verleent gedurende budgetperiode een voorschot aan de budgethouder waaraan hij een bijdrage heeft verleend.

  • 2 Voorschotten worden overeenkomstig de beschikking tot voorschotverlening betaald.

  • 3 De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot.

§ 2.4. De verantwoording en de vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Uiterlijk op 15 juli volgende op de afloop van de budgetperiode dient de budgethouder een verslag in met betrekking tot de doeltreffendheid van de besteding van de op grond van de artikelen 76 en 77 van de wet verleende bijdrage overeenkomstig het model in bijlage 3. Dit verslag bevat een vergelijking van de in het meerjarenprogramma opgenomen doelstellingen zonodig aangevuld op grond van artikel 6a, en de aan de bijdrage verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen, rekening houdend met de gerealiseerde bestedingen.

  • 2 De minister kan om aanvullende informatie vragen indien naar zijn oordeel de informatie in de rapportage, zoals bedoeld in het eerste lid onvoldoende is om een oordeel te vormen over de doeltreffendheid van de verleende bijdrage in de uitvoering.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Naast het verslag, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt uiterlijk op 1 juli volgende op de afloop van de budgetperiode een verslag ingediend over de besteding van de bijdrage op grond van artikel 76 onderscheidenlijk 77 van de wet. Dit verslag bevat een bestedingsverantwoording die overeenkomstig het model in bijlage 4 bij deze regeling wordt opgesteld.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De bestedingsverantwoording bedoeld in artikel 9 gaat vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt opgesteld met inachtneming van de voorschriften opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 De minister kan bij de vaststelling van de bijdrage jegens een budgethouder verplichtingen verbinden aan het budget dat voor de op dat moment lopende budgetperiode wordt of is verleend, indien met betrekking tot de afgelopen budgetperiode:

    • a. de in het programma opgenomen doelstellingen naar het oordeel van de minister onvoldoende zijn bereikt en dit de budgethouder kan worden toegerekend, of

    • b. de budgethouder niet heeft voldaan aan de verplichtingen verbonden aan de verlening van budget, of

    • c. de verleende voorschotten door de budgethouder zijn besteed aan een ander doel dan bodemsanering, of

    • d. de verslagen als bedoeld in artikel 8, eerste lid en artikel 9 niet of niet tijdig zijn ingediend.

  • 3 Indien naar het oordeel van de minister genoegzaam vaststaat dat met de verplichtingen, zoals bedoeld in het tweede lid, niet kan worden volstaan, dan wel van het opleggen daarvan in redelijkheid onvoldoende resultaat kan worden verwacht, kan het budget over de afgelopen budgetperiode, zo nodig ambtshalve, lager worden vastgesteld dan de voor die budgetperiode verleende bijdrage. Het verschil wordt aangemerkt als onverschuldigd betaald.

  • 4 Onverschuldigd betaalde bedragen aan voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voorzover na de dag waarop de bijdrage is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken. Bij de terugvordering kan worden bepaald dat over de onverschuldigd betaalde bedragen een wettelijke rente verschuldigd is.

  • 5 Indien de gerealiseerde bestedingen in de afgelopen budgetperiode groter zijn dan de door de minister verleende bijdrage zoals bedoeld in artikel 4 kan hij de meerdere bestedingen betrekken in de verlening van de bijdrage voor de op dat moment lopende budgetperiode, onder de volgende voorwaarden:

    • a. dit geldt tot een maximum van 30% van de verleende bijdrage van de afgelopen budgetperiode en

    • b. dat met deze extra bestedingen in gelijke mate meer prestaties uit het programma van de afgelopen budgetperiode zijn gerealiseerd dan met de verleende bijdrage zoals bedoeld in artikel 4 mogelijk was.

Hoofdstuk 3. Interim-beleid bedrijvenregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

§ 3.1. De verdeling van de rijksbijdrage en aanvraag tot verlening van een voorschot

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De budgethouder dient per geval een aanvraag in voor een bijdrage ter vergoeding van de kosten van subsidie aan derden ten behoeve van de sanering van gevallen van ernstige verontreiniging van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen waarvan de sanering urgent is, dan wel wanneer activiteiten worden verricht waarvoor sanering verplicht is.

  • 2 Een aanvraag om een bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid dient:

    • a. een concept van de beschikking tot subsidieverlening ten behoeve van sanering van gevallen genoemd in het eerste lid, die de budgethouder voornemens is af te geven, te bevatten. Tevens meldt hij welke aanvragen tot subsidieverlening hij op dat moment heeft ontvangen.

    • b. de gegevens, als bedoeld in bijlage 6 te bevatten.

  • 3 De minister kan de bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, slechts verlenen, indien:

    • a. de aanvraag voldoet aan de voorwaarden gesteld in het tweede lid;

    • b. de budgethouder de subsidieverordening overeenkomstig het door de minister vastgestelde model heeft opgesteld.

  • 4 De budgethouder kan schriftelijk een gemotiveerde aanvraag voor een voorschot op de bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, indienen. Deze aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden gesteld in het tweede lid onder b, en kan worden ingediend indien en voor zover de budgethouder voorziet dat er onvoldoende financiële middelen op grond van de uitvoering van de wet en deze regeling zijn om de subsidie aan derden, ten behoeve van sanering van gevallen genoemd in het eerste lid, tijdig te kunnen uitbetalen.

§ 3.2. Verantwoording en vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De doeltreffendheid van de besteding van de verstrekte bijdrage zoals bedoeld in artikel 12, derde lid, wordt jaarlijks getoetst aan de hand van de gegevens zoals genoemd in artikel 14, tweede lid.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Bij het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt ten aanzien van de doeltreffende besteding zoals bedoeld in artikel 13 een rapportage gevoegd overeenkomstig het model in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De bestedingsverantwoording bedoeld in artikel 14, eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring van getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt opgesteld met inachtneming van de voorschriften opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De budgethouder dient jaarlijks een aanvraag in tot vaststelling van een bijdrage ter vergoeding van de kosten van subsidie aan derden ten behoeve van de sanering van gevallen van ernstige verontreiniging van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen waarvan de sanering urgent is dan wel wanneer activiteiten worden verricht waarvoor sanering verplicht is.

  • 2 Een aanvraag tot vaststelling van een bijdrage, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid dient:

    schriftelijk uiterlijk 31 januari na het kalenderjaar waarover de bijdrage wordt gevraagd te worden ingediend, en

    de gegevens, als bedoeld in bijlage 6 te bevatten.

    de verslagen zoals bedoeld in artikel 13, 14, eerste en tweede lid en de verklaring zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid te bevatten.

  • 3 De minister stelt de bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, aan de budgethouder vast indien de aanvraag voldoet aan de voorwaarden gesteld in het tweede lid.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

§ 4.1. Jaarlijkse monitorings- en voortgangsrapportage

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een verslag met betrekking tot de voortgang van de bodemsanering bevat de gegevens als bedoeld in bijlage 9, welke betrekking hebben op de uitvoering van de wet over het voorafgaande kalenderjaar. Dit verslag wordt door gedeputeerde staten uiterlijk in de eerste week van januari ingediend bij de minister.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde verslag, wordt aangevuld met de informatie als bedoeld in bijlage 10. Deze informatie wordt jaarlijks over het daarvoor voorafgaande kalenderjaar, uiterlijk 1 mei verstrekt aan de minister.

  • 3 Naar aanleiding van het verslag zoals bedoeld in het tweede lid kan een gesprek van de minister met gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de in artikel 88 van de wet genoemde gemeenten en de gemeenten genoemd in het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten over de voortgang van de bodemsaneringsoperatie en de uitvoering van de wet plaatsvinden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

§ 5.1. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 In afwijking van het gestelde in artikel 3 vindt de indiening door de budgethouder van een aanvraag voor de eerste budgetperiode uiterlijk 15 februari 2002 plaats.

  • 2 De eerste budgetperiode bedraagt 3 jaar.

§ 5.2. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De Regeling van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, nr. MJZ/96071923, Staatscourant 249, en de Circulaire Bijdrageverlening bodemsanering, laatstelijk gewijzigd per 31 augustus 1999, worden ingetrokken.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen; een volledig exemplaar van de regeling, inclusief de bijlagen zal aan alle budgethouders en bevoegde overheden worden gezonden. Daarnaast zal de regeling inclusief de bijlagen ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van VROM.

's-Gravenhage, 17 mei 2002

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk