3. Toelichting op de aan te leveren gegevens en bescheiden
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
3.2. Puntsgewijze toelichting
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
3.2.1. Toelichting algemene gegevens en bescheiden (§ 1.1)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
c. Indien meerdere uitvoerenden bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden betrokken
zijn dienen van alle betrokkenen de gevraagde gegevens geleverd te worden, onder vermelding
van het onderdeel waarvoor het betrokken bedrijf zorgdraagt. In het geval dat de uitvoerende(n)
niet in Nederland gevestigde bedrijven betreft dient een kopie van de ontheffing van
de vestigingsvoorschriften overgelegd te worden. De desbetreffende eis is niet van
toepassing indien de bouwwerkzaamheden niet door een bedrijf, maar bijvoorbeeld door
de aanvrager zelf worden uitgevoerd.
g. Tot de bouwkosten worden niet gerekend de grondkosten (omvattende de verwervingskosten
van het terrein, de kosten van infrastructurele voorzieningen en de kosten van het
bouwrijp maken), de inrichtingskosten (zoals bedrijfsinstallaties en -apparatuur)
en de bijbehorende kosten (waartoe onder andere behoren de architecten- en de adviseurshonoraria,
kosten voor grondonderzoek, verzekeringen, omzetbelasting en andere heffingen). Tot
de bouwkosten behoren echter wel de kosten van de verwarmingsinstallatie, liften,
roltrappen en dergelijke, althans voorzover deze installaties behoren tot de normaal
te verwachten inrichting van het betrokken bouwwerk en dus bijvoorbeeld niet zijn
aangebracht in verband met bedrijfsinstallaties en -apparatuur.
De bouw- en materiaalkosten moeten marktconform worden opgegeven, ook wanneer een
deel van de werkzaamheden door middel van zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd.
Indien de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft op een woonwagen of een standplaats
wordt met aannemingssom bedoeld:
-
1. in geval van aanvraag om bouwvergunning voor een plaatsing van een woonwagen: de som
van de prijs van de wagen, de prijs van aflevering en plaatsen op de standplaats en
het aansluiten op de nutsvoorzieningen (exclusief de BTW);
-
2. in geval van een aanvraag om bouwvergunning voor het verplaatsen van een woonwagen:
de som van het plaatsen op de standplaats en het aansluiten op de nutsvoorzieningen
(exclusief de BTW);
-
3. ingeval de aanvraag om bouwvergunning voor het plaatsen respectievelijk verplaatsen
van een woonwagen samenvalt met uitbreiding of verandering van de wagen: de som van
het onder 1 respectievelijk 2 bedoelde bedrag en de prijs van de uitbreiding of verandering
(exclusief de BTW).
h. Met betrekking tot gelijkwaardigheid stelt het Bouwbesluit 2003 in paragraaf 1.3:
Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk [van het Bouwbesluit 2003] gesteld
voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een
bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover
anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte
daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid,
energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken
voorschrift.
Met dit artikel voorziet het Bouwbesluit 2003 in de mogelijkheid om, mits binnen het
kader van de functionele eis wordt gebleven, af te wijken van de in het Bouwbesluit
2003 gegeven prestatie-eisen. Redenen voor afwijking van de in het Bouwbesluit 2003
gegeven prestatie-eisen kunnen bijvoorbeeld zijn de aard van het desbetreffende bouwwerk,
plaatselijke omstandigheden of de toepassing van innovatieve materialen of constructies.
De aanvrager die een beroep op dit gelijkwaardigheidsartikel doet moet ten genoegen
van burgemeester en wethouders aantonen dat het bouwwerk ten minste een zelfde mate
van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en
bescherming van het milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.
Met betrekking tot kwaliteitsverklaringen stelt het Bouwbesluit 2003 in paragraaf 1.4:
Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwmateriaal
of bouwdeel en voor dat bouwmateriaal of bouwdeel een op die eis toegesneden, door
Onze Minister erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, is aan de betreffende eis
voldaan, indien dat bouwmateriaal of bouwdeel overeenkomstig die kwaliteitsverklaring
is toegepast.
Alleen die kwaliteitsverklaringen die een relatie hebben met een voorschrift van het
Bouwbesluit 2003, en door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer zijn erkend, leveren voldoende bewijs op dat aan een bij of krachtens
dit besluit gegeven voorschrift is voldaan.
Met de overlegging van kwaliteitsverklaringen/CE-markeringen en/of verklaringen van
gelijkwaardigheid, welke voldoen aan het in de Regeling Bouwbesluit 2003 gestelde,
wordt voldaan aan de in artikel 4 van dit besluit gestelde eis dat aannemelijk gemaakt moet worden dat het bouwen voldoet
aan de desbetreffende eis.
i. De verklaring bij langs elektronische weg indienen van gegevens en bescheiden dient
voor ieder aangeleverd bestand de volgende onderdelen te bevatten:
-
1. Naam waaronder ieder bestand op het opslagmedium is terug te vinden (bestandsnaam);
-
2. Beschrijving van de inhoud van het bestand, waarin is aangegeven waarop het bestand
betrekking heeft (geveltekening, rapportage bodemonderzoek, etc);
-
3. Aanduiding type bestand (bestandsformaat) waaruit blijkt met welk programma het bestand
kan worden gelezen;
-
4. Datum en grootte van het bestand.
De bestanden moeten, ongecomprimeerd en als «alleen lezen» gemarkeerd, op een bestandsdrager
(cd-rom of diskette) worden aangeleverd. Indien gegevens per e-mail worden aangeleverd
mogen deze gecomprimeerd zijn, maar moeten deze zonder gebruik van een compressieprogramma
kunnen worden teruggebracht in hun oorspronkelijke vorm («self-extracting»). De gegevens
die per bestand moeten worden aangeleverd moeten in het laatste geval ook van het
gecomprimeerde bestand worden aangegeven, inclusief controlewaarde (CRC of checksum).
De overzichtslijst die aan de elektronisch ingediende gegevens en bescheiden wordt
toegevoegd dient als controlelijst voor de ingediende gegevens en bescheiden. Tevens
verklaart de indiener met de ondertekening van de overzichtslijst dat de aangeleverde
gegevens en bescheiden betrekking hebben op het bouwen waarvoor een vergunning wordt
aangevraagd.
3.2.2. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan bestemmingsplan
en/of aan stedenbouwkundige voorschriften bouwverordening (§ 1.2.1)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
b. Aanduiding van de bestemmingen van ruimten en groepen van ruimten binnen het bouwwerk
en van het bouwwerk zelf.
d. De bruto-inhoud en de bruto-vloeroppervlakte moeten bepaald worden zoals bedoeld
in het normblad NEN 2580.
e. Aan te geven op de situatietekening. Duidelijk moet zijn wat de ligging is van
de gevels van het bouwwerk ten opzichte van de wegzijde, op welke wijze het terrein
ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het
beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk.
f. Met de term straatpeil wordt hier bedoeld de hoogteligging van het bouwwerk ten
opzichte van:
-
– de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang, voor een bouwwerk waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst voor een bouwwerk;
-
– of hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst.
g. Met parkeervoorzieningen op het eigen terrein wordt bedoeld de opstelplaats(en)
voor voertuigen op het bij het geplande bouwwerk behorende perceel.
h. In gebieden waar sprake is van een agrarische bestemming kunnen burgemeester en
wethouders een advies inzake de aanvraag om bouwvergunning aanvragen bij de Agrarische
Adviescommissie. De Agrarische Adviescommissie toetst of het beoogde bouwwerk daadwerkelijk
een agrarische bestemming heeft. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie
ten behoeve van deze aanvraag noodzakelijk is en geven aan op welke wijze de desbetreffende
informatie moet worden aangeleverd.
i. Op grond van artikel 17 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing moet een bouwvergunning worden geweigerd indien een bouwwerk in strijd is met de
bepalingen van een, door de gemeenteraad vastgestelde, leefmilieuverordening. Op grond
van artikel 18 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing moeten burgemeester en wethouders de aanvraag om bouwvergunning aanhouden indien
de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk in een gebied waarvoor, voordat de aanvraag
is binnengekomen, een ontwerp voor een leefmilieuverordening of voor een herziening
daarvan ter inzage is gelegd dan wel een zodanige verordening of een herziening daarvan
is vastgesteld. Burgemeester en wethouders stellen vast welke informatie ten behoeve
van toetsing aan een eventuele leefmilieuverordening noodzakelijk is en geven aan
op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.
3.2.3. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan welstandscriteria
(§ 1.2.2)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
a. Uit de geveltekeningen moet duidelijk worden hoe het voorgenomen bouwwerk in de
omgeving past. Hiertoe is het noodzakelijk dat tevens een beeld van de belendende
bebouwing gegeven wordt. Bij grotere bouwwerken kan, ter ondersteuning van de beoordeling
van het bouwwerk, eventueel een schetsmaquette worden aangeleverd.
b. Ten behoeve van de welstandstoetsing dient de aanvrager principedetails over te
leggen. Het betreft hier schetsen of tekeningen van die onderdelen van het gebouw
die voor het uiterlijk bepalend zijn, zonder een volledige bouwkundige uitwerking
van die onderdelen.
c. De aan te leveren foto's moeten, ook bij kleinere bouwwerken, een duidelijk beeld
geven van de inpassing van het geplande bouwwerk in de directe omgeving. Het is dan
ook van belang dat niet alleen de locatie van het geplande bouwwerk maar ook de directe
omgeving duidelijk blijkt uit de foto's. De foto's moeten in kleur zijn afgedrukt
of, in geval van digitaal aangeleverde foto's, in kleur zijn af te drukken.
d. De aanvrager dient duidelijk te maken wat de toegepaste kleuren in het ontwerp
zijn. Hiertoe moeten van een aantal bouwdelen, indien van toepassing, het materiaalgebruik
en de kleur worden aangegeven:
-
– Gevels. Eventuele afwijkingen in materiaalgebruik en/of kleurstelling voor bijvoorbeeld
de plint (voet of basis van het gebouw), gevelbekleding of borstweringen moeten apart
worden vermeld;
-
– Voegwerk;
-
– Kozijnen, ramen en deuren. Eventuele luiken moeten separaat worden aangegeven;
-
– Balkonhekken;
-
– Dakgoten en/of boeidelen;
-
– Dakbedekking.
Ter ondersteuning van de toetsing kan een dakpan, steen of (kleur)monsterbord worden
gevraagd.
Indien de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft op een woonwagen kan aan de
eis met betrekking tot het aanleveren van gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing
van het uiterlijk van de woonwagen aan redelijke eisen van welstand, als genoemd in
paragraaf 1.2.2, onderdelen a, b en d, worden voldaan door het indienen van documentatie
van de leverancier, mits hierop de bedoelde gegevens duidelijk zichtbaar zijn.
Indien het op te richten bouwwerk in een gebied gelegen is waarvan door de gemeenteraad
bepaald is dat de eisen van welstand niet van toepassing zijn, behoeven bovenstaande
gegevens niet te worden verstrekt. Dit geldt tevens voor tijdelijke bouwwerken en
voor typen bouwwerken welke door de gemeenteraad welstandsvrij verklaard zijn of waarvoor
door de gemeenteraad in de gemeentelijke welstandsnota geen welstandscriteria zijn
vastgesteld.
Opgemerkt wordt nog dat vanaf de inwerkingtreding van dit besluit een overgangsperiode
van 18 maanden geldt. In deze overgangsperiode is het oude welstandsregime van kracht
totdat door de gemeenteraad een gemeentelijke welstandsnota heeft vastgesteld.
3.2.4. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de voorschriften
van het Bouwbesluit 2003 met betrekking tot constructieve veiligheid (§ 1.2.3)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
De gevraagde gegevens en bescheiden moeten in alle gevallen bestaan uit tekeningen
en berekeningen betreffende de te wijzigen of te bouwen constructieve delen. Zie voor
verdere eisen de paragrafen 2.2 en 2.3. Indien de aanvraag betrekking heeft op de
wijziging of uitbreiding van een bestaand bouwwerk moet uit de aangeleverde gegevens
tevens blijken wat de opbouw van de bestaande constructie is (tekeningen en berekeningen)
en wat de toegepaste materialen zijn.
De hoofdlijn van de constructie moet onderdeel zijn van de gelijktijdig met het aanvraagformulier
in te dienen gegevens en bescheiden. Het betreft hier ten minste het constructieprincipe
en het principe van de stabiliteitsvoorzieningen, de gewichtsberekening van de hoofddraagconstructie
en het funderingsplan. Overige gegevens met betrekking tot de (details van de) constructie
moeten uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden worden
aangeleverd (zie de toelichting op paragraaf 1.5).
Het voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot de uiterste grenstoestand van
de fundering moet worden aangetoond door middel van een funderingsplan dat, voorzover
de aard van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft, gebaseerd moet zijn op een onderzoek
naar de draagkracht van de ondergrond. In het funderingsplan moet zijn opgenomen een
plattegrond van de fundering op staal dan wel van de fundering op palen. De gevraagde
gegevens moeten tevens op deze plattegrond zijn weergegeven. In een funderingsplan
is of zijn over het algemeen de volgende onderwerpen opgenomen:
-
a. berekeningen betreffende de draagkracht van de ondergrond;
-
b. de aanlegdiepte van de fundering;
-
c. de paallengte dan wel de diepte van de grondverbetering.
3.2.5. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften
van het Bouwbesluit 2003 (§ 1.2.4)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
a. Bij de berekening van de energieprestatiecoëfficiënt wordt uitgegaan van:
Bij de berekening kan gebruik gemaakt worden van NPR 5129 respectievelijk 2917, beide
uitgave 2002, en de bijbehorende rekenprogramma's en standaardoplossingen. De aanlevering
van een EPC berekening is van toepassing voor de gebruiksfuncties die afdeling 5.2
van het Bouwbesluit 2003 aanwijst.
Bij de bepaling van de EPC moet duidelijk zijn welke gegevens zijn meegenomen in de
berekening (bijvoorbeeld rendement van stooktoestellen);
f. De opgave moet tevens gegevens betreffende deuren en daglichtopeningen in uitwendige
scheidingsconstructies bevatten. Voorzover van belang voor het vluchten bij brand
moeten tevens de deuren en daglichtopeningen in inwendige scheidingsconstructies worden
opgegeven. Bij een niet besloten brandcompartiment als bedoeld in art. 2.104, vierde
lid, van het Bouwbesluit 2003, moet de aanvrager van een bouwvergunning tevens aangeven
in welk deel van dat compartiment de opslag zal plaatsvinden. Het gaat hier om de
open loodsen, bijvoorbeeld voor houtindustrie;
n. Voor in de gevel voorkomende beweegbare constructieonderdelen, welke volgens NEN
5087 behoren tot de voor inbrekers bereikbare zone, geldt dat ze moeten voldoen aan
weerstandsklasse 2, bepaald volgens NEN 5096. Achtergrond is dat een gelegenheidsinbreker
met gebruikelijk gereedschap ten minste 3 minuten nodig heeft om de woning binnen
te komen. Woningen die het Politiekeurmerk Veilig Wonen hebben verkregen voldoen aan
de in het Bouwbesluit 2003 (artikel 2.215) gestelde eis;
x. Uit de verstrekte gegevens moet de hoogteligging van de vloeren ten opzichte van
straatpeil blijken. Tevens moet de hoogte van het maaiveld ter plaatse van de entree
van het bouwwerk duidelijk zijn;
y. De draairichting van de in de gevels aanwezige draaiende constructieonderdelen
moet worden aangegeven ter toetsing van de vluchtrichting en van het ruimtebeslag
van die draaiende delen boven de openbare weg.
Bij de aanvraag om bouwvergunning met betrekking tot een woonwagen kan aan de eis
tot het verstrekken van alle gegevens en bescheiden, genoemd in de paragrafen 1.2.3
en 1.2.4, voldaan worden door het overleggen van een kwaliteitsverklaring waaruit
blijkt dat de woonwagen gebouwd is overeenkomstig de eisen van het Bouwbesluit 2003.
3.2.6. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften
bouwverordening (§ 1.2.5)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
a. Het bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op de veiligheid van de weg, de
in de weg gelegen werken, de weggebruikers, de naburige bouwwerken, open erven en
terreinen en hun gebruikers. Overige veiligheidsaspecten, zoals de Arbo-wet, vallen
onder andere regelingen.
Een bouwveiligheidsplan moet de volgende onderdelen bevatten:
-
1. één of meerdere tekeningen waaruit de bouwplaatsinrichting blijkt:
-
– De ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen, bouwwerken e.d.;
-
– De situering van het bouwwerk;
-
– De aan- en afvoerwegen;
-
– De laad-, los- en hijszones;
-
– De plaats van de bouwketen;
-
– De grenzen van het bouwterrein waarbinnen alle bouwactiviteiten, inclusief het laden
en lossen, plaatsvinden;
-
– De in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen;
-
– De plaats van ander hulpmaterieel en opslag van materialen.
De schaal van bedoelde tekeningen mag niet kleiner zijn dan 1:100 of 1:1000 wanneer
details op een schaal van 1:100 zijn bijgevoegd.
-
2. gegevens en bescheiden over de toe te passen bouwmethodiek en de toe te passen materialen,
materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden.
c. In de bouwverordening zijn eisen opgenomen inzake de bereikbaarheid van bouwwerken
voor voertuigen van de brandweer en de bluswatervoertuigen. Om te kunnen toetsen of
aan deze eisen wordt voldaan dienen de desbetreffende voorzieningen te blijken uit
de bij de aanvraag aangeleverde gegevens en bescheiden.
3.2.7. Toelichting gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan de Woningwet
(§ 1.2.6)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
-
a. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer en/of de Kernenergiewet vereist is, moet de beschikking of het bewijs van aanvraag van de desbetreffende
vergunning bij de aanvraag om bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht
in artikel 52 van de Woningwet, worden bijgevoegd.
-
b. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen vereist is, moet de beschikking of het bewijs van aanvraag van de desbetreffende
vergunning bij de aanvraag om bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht
in artikel 53 van de Woningwet, worden bijgevoegd.
-
c. Indien voor het bouwwerk tevens een vergunning in het kader van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening vereist is, moet de beschikking
of het bewijs van de aanvraag van de desbetreffende vergunning bij de aanvraag om
bouwvergunning, in het kader van de aanhoudingsplicht in artikel 54 van de Woningwet, worden bijgevoegd.
-
d. De Woningwet verplicht gemeenten in hun bouwverordening voorschriften omtrent slopen op te nemen.
Ingeval voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden ook sloopwerk noodzakelijk is, is
krachtens de gemeentelijke bouwverordening veelal een sloopvergunning noodzakelijk.
Bij de aanvraag om bouwvergunning moet in de desbetreffende gevallen een beschikking
of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning worden bijgevoegd.
Op grond van artikel 26 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing kan het verlenen van een bouwvergunning voor een bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk
gelegen is binnen een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 van die wet verboden is om zonder vergunning te slopen, en dat het slopen van een bestaand bouwwerk
zou medebrengen, afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie ten bedrage van ten
hoogste één-vijfde gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten.
Indien de desbetreffende bankgarantie in dergelijke gevallen niet is verleend (en
dus niet tezamen met een beschikking of een bewijs van aanvraag om sloopvergunning
kan worden overgelegd), kan de bouwvergunning worden geweigerd.
-
e. Het onderzoeksrapport bestaat uit de resultaten van een recent uitgevoerd verkennend
onderzoek volgens NEN 5740, bijlage A. Voordat een verkennend onderzoek wordt uitgevoerd
moet eerst een vooronderzoek volgens NVN 5725 worden uitgevoerd ten behoeve van het
formuleren van de onderzoekshypothese en een eventuele onderverdeling van het terrein.
Indien het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid uitwijst dat de locatie
onverdacht is, wordt vrijstelling verleend voor het uitvoeren van het verkennend onderzoek.
Het bodemonderzoek dient plaats te vinden voordat de definitieve toestemming tot het
bouwen wordt gegeven en nadat eventuele sloopwerkzaamheden zijn voltooid. Het moet
immers worden vermeden dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat wordt gesloopt en
dat ten gevolge van de sloop alsnog een bodemverontreiniging optreedt die dan niet
wordt gesignaleerd. De intentie van de Woningwet, artikel 8, tweede lid, onder c, is het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Tot een juiste uitvoering behoort
ook het juiste tijdstip waarop dit onderzoek plaatsvindt. Dit tijdstip kan in een
voorwaarde bij de bouwvergunning worden vastgelegd op basis van het bepaalde in artikel 56 van de Woningwet.
-
f.
Artikelen 7 van de Woningwet geeft de minister van VROM de bevoegdheid om op verzoek van de vergunningaanvrager
in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van de bij of volgens het Bouwbesluit
2003 geldende eisen, mits burgemeester en wethouders daarmee instemmen. Het betreft
hier een vrijstelling, onder voorwaarden, om te waarborgen dat experimenten in de
bouw niet door de bestaande regelgeving onmogelijk worden gemaakt. Artikel 7a van de Woningwet geeft de minister de bevoegdheid om burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen
toe te staan dat zij door hen voorgestelde nadere eisen aan een bouwplan stellen,
zulks ter voldoening aan of in aanvulling op de in het Bouwbesluit vervatte eisen.
In voorkomend geval zal de aanvrager om bouwvergunning in de bouwvergunningprocedure
de gegevens en bescheiden moeten verstrekken die een goede beoordeling van de desbetreffende
verzoeken door de minister mogelijk maken.
-
g. Indien voor het verlenen van een bouwvergunning een vrijstelling ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening benodigd is, geldt de aanvraag om bouwvergunning tevens als aanvraag om vrijstelling
van de voorschriften van het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders stellen vast
welke informatie ten behoeve van deze aanvraag om vrijstelling noodzakelijk is en
geven aan op welke wijze de desbetreffende informatie moet worden aangeleverd.
3.2.8. Toelichting op een later tijdstip aan te leveren gegevens en bescheiden (§
1.5)
[Regeling vervallen per 01-10-2010]
1. Het uitgangspunt bij het later aanleveren van gegevens en bescheiden bij een aanvraag
om reguliere bouwvergunning (al dan niet in fasen verleend) is dat burgemeester en
wethouders voldoende informatie wordt verstrekt om de bouwaanvraag op hoofdlijnen
vroegtijdig in elk geval te kunnen beoordelen.
-
a. De uitgangspunten van het constructieve ontwerp (materiaaltoepassing, globale dimensionering,
de uitgangspunten voor de gewichtsberekening, funderingsplan, etc.) moeten blijken
uit de aangeleverde gegevens en bescheiden. De detailberekeningen en -tekeningen ten
behoeve van de uitvoering (wapeningstekeningen, tekeningen en berekeningen van verbindingen,
etc.) mogen op een later tijdstip aangeleverd worden;
-
b. De hoofdlijn van de toegepaste installaties, zoals bijvoorbeeld de wijze van verwarming,
koeling en luchtbehandeling, de plaats en wijze van verticaal transport en de locatie
en het type brandveiligheidinstallatie, moet blijken uit de aangeleverde gegevens
en bescheiden. Tevens moeten gegevens en bescheiden betreffende de toegepaste installaties
welke noodzakelijk zijn voor de beoordeling van overige aspecten (bijvoorbeeld de
EPC berekening) bij de aanvraag worden aangeleverd. De detailberekeningen en -tekeningen
ten behoeve van de uitvoering, zoals bijvoorbeeld exact leidingverloop, bevestiging
en montage en een nadere specificatie van de installaties, mogen op een later tijdstip
worden aangeleverd.
De in dit verband later aan te leveren gegevens en bescheiden moeten minimaal drie
weken voor aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden ter toetsing aan burgemeester
en wethouders worden voorgelegd.
2. De hier genoemde gegevens en bescheiden hebben betrekking op de registratie in
het openbaar bouwregister. Deze moeten minimaal twee dagen voor aanvang van de betreffende
bouwwerkzaamheden aan burgemeester en wethouders worden verstrekt.
3. Bij de hiervoor, onder 1 en 2, genoemde gegevens en bescheiden is het op grond
van artikel 4, tweede lid, van het besluitde eigen keuze van de aanvrager of hij die later wenst te verstrekken, ongeacht of
burgemeester en wethouders daarmee wel/niet instemmen. Bij de onder 3 genoemde gegevens
en bescheiden is die instemming van burgemeester en wethouders wel vereist. Indien
zij instemmen, dienen de betreffende gegevens en bescheiden minimaal drie weken voor
aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden aan hen worden verstrekt (zie artikel 4, derde lid, van het besluit).