Besluit van 26 september 2003, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rijk 2002–2003
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
11 juni 2003, nr. PMR/AV 03/68131, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, cluster Arbeidsvoorwaarden, gedaan mede
namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;
Gelet op:
– artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,
– artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
– artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling
van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden,
alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993,
218) en
– artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman;
De Raad van State gehoord (advies van 28 juli 2003, nr. W04.03.0220/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 15 september 2003, nr. PMR/AV 03/75685, directoraat-generaal Management Openbare
Dienst, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, cluster Arbeidsvoorwaarden, uitgebracht
mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: