Bijlage 1. : Stroomschema toepassen risicobenadering
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Toepassing circulaireafstanden buisleidingen
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Als het besluit, waarbij de risicobenadering toegepast wordt, (mede) betrekking heeft
op de aanleg van een nieuwe dan wel wijziging van een bestaande buisleiding, dan moet
voor aardgasleidingen gebruik worden gemaakt van de circulaire 'Zonering langs hogedruk
aardgastransportleidingen' en voor brandbare vloeistoffen van de circulaire 'Bekendmaking
van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen
van de K1-, K2-, en K3-categorie' (actie 2; zie ook § 1.3.3). Indien het besluit geen betrekking heeft op andere modaliteiten
en/of buisleidingen, dan hoeft er in het kader van deze circulaire geen verdere actie
ondernomen te worden en kan zonodig in aanvulling op het besluit overlegd worden met
de eigenaar van de buisleiding (actie 7f). Heeft het besluit wel mede betrekking op andere modaliteiten en / of buisleidingen,
dan dient de risicobenadering verder gevolgd te worden.
Toepassing risicoregister (risicoatlas / RRGS) en vuistregels
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Om een risico-inschatting te kunnen maken op basis van een risicoregister en / of
vuistregels moeten de aard en de omvang van de vervoerstromen bekend zijn (zie ook
§ 3.2). Als het besluit (mede) betrekking heeft op:
-
•
de aanleg van nieuwe infrastructuur, dan moeten de aard en omvang van de vervoerstromen geschat worden (actie 3a);
-
•
een wijziging van bestaande infrastructuur of een ruimtelijke ontwikkeling van (beperkt)
kwetsbare objecten of in het geval de risicobenadering wordt toegepast op een bestaande situatie, dan dient eerst vastgesteld te worden of de situatie is opgenomen in een actueel
risicoregister (risicoatlas / RRGS); is dit niet het geval, dan moet vastgesteld worden
of er op een andere wijze actuele gegevens bestaan omtrent aard en omvang van transportstromen;
als er geen actuele gegevens beschikbaar zijn, dan moeten aard en omvang van transportstromen
bepaald worden door middel van:
-
- tellingen als het gaat om transport over de weg;
-
- navraag bij Prorail als het gaat om transport over spoor;
-
- navraag bij de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat als het gaat om
transport over water en
-
- navraag bij de eigenaar van de buisleiding als het gaat om buisleidingtransporten (actie 3b).
Als de risico's kunnen worden ingeschat met behulp van een risicoregister en/of de
vuistregels, dan moet op basis van deze risico-inschatting (actie 4) vastgesteld worden of er mogelijk sprake is van een overschrijding van de norm voor
het PR en/of een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR dan wel een significante
toename van het GR (zie ook § 3.3).
Als zowel de norm voor het PR als de oriëntatiewaarde voor het GR niet worden overschreden
en er is waarschijnlijk ook geen sprake van een significante toename in het GR, dan
hoeven er geen maatregelen te worden genomen (actie 7b). Als een risico-inschatting niet mogelijk is, of uit een risico-inschatting blijkt
dat er sprake is van een mogelijke overschrijding van de norm voor het PR en / of
een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR dan wel een significante toename
van het GR, dan moet er verder worden gerekend.
Verder rekenen met IPO-RBM of specifieke risicoanalyses
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Indien het gebruik van IPO-RBM is toegestaan voor een bepaalde situatie, dan moet
op basis van een IPO-RBM risicoberekening (actie 5) worden vastgesteld of er mogelijk een overschrijding is van de norm voor het PR
en/of een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR dan wel een significante
toename van het GR (zie ook § 3.4). Als zowel de norm voor het PR als de oriëntatiewaarde
voor het GR niet worden overschreden en er is ook geen sprake van een significante
toename van het GR, dan zijn er geen risicoreducerende maatregelen noodzakelijk (actie 7c). Als de norm voor het PR en/of de oriëntatiewaarde voor het GR mogelijk wel worden
overschreden of er is mogelijk sprake van een significante toename van het GR dan
kan besloten worden om een aanvullende specifieke risicoanalyse uit te voeren. In
ieder geval moet een specifieke risicoanalyse worden uitgevoerd in situaties waarbij
IPO-RBM niet gebruikt mag worden. Bij een specifieke risicoanalyse moet gebruik worden
gemaakt van de richtlijnen zoals die zijn neergelegd in de CPR 18E, 16E, 14E en 12E
(actie 6; zie ook § 3.5).
Risicoreducerende maatregelen
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Als uit de resultaten van een IPO-RBM risicoberekening en/of een (eventueel aanvullende)
specifieke risicoanalyse blijkt dat de norm voor het PR wordt overschreden, dan moeten
er in principe risicoreducerende maatregelen worden getroffen (actie 7a; zie voor normen voor het PR § 4.2 en voor risicoreducerende maatregelen hoofdstuk
5). Indien risicoreducerende maatregelen niet mogelijk zijn, dan moet in principe
negatief worden beslist (actie 7e; zie ook § 4.2.3 voor het gemotiveerd mogen afwijken van de norm voor het PR).
Als blijkt dat zowel de norm voor het PR als de oriëntatiewaarde voor het GR niet
worden overschreden en er is ook geen sprake van een significante toename van het
GR, dan zijn er geen risicoreducerende maatregelen noodzakelijk (actie 7d). Als alleen de oriëntatiewaarde voor het GR wordt overschreden of er is sprake van
een significante toename van het GR (zie ook § 4.3), dan moet beoordeeld worden of
risicoreducerende maatregelen redelijkerwijs mogelijk zijn. Als deze mogelijk zijn,
dan moeten deze worden toegepast (actie 7a; zie ook hoofdstuk 5). Als deze niet mogelijk zijn, dan moet dit bij het betreffende
besluit met voldoende gegevens gemotiveerd worden (actie 7e; zie § 4.3).
Het stroomschema waarin genoemde stappen worden samengevat, staat op de volgende pagina's.
In bijlage 3 is een overzicht van risicoreducerende maatregelen, hun wettelijke grondslag en de
uitvoerders van de maatregelen opgenomen.
Stroomschema
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Bijlage 2. : Lijst met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
De begrippen 'kwetsbaar object' en 'beperkt kwetsbaar object' spelen een rol bij de
toetsing van het plaatsgebonden risico aan de normen. De vraag is wat onder deze begrippen
moet worden verstaan en evenzo wat niet als een kwetsbaar object wordt beschouwd.
Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wordt gemaakt om pragmatische
redenen. Het is niet mogelijk en gaat voorbij aan andere belangen zoals vervoer en
ruimtelijke ordening, om helemaal geen bestemmingen toe te laten in de risicozone.
Door het genoemde onderscheid wordt de kwetsbaarheid in de directe omgeving van risico
opleverende activiteiten echter waar mogelijk beperkt.
Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is gebaseerd op de
gedachte dat sommige maatschappelijke groepen meer bescherming nodig hebben dan andere.
Op de eerste plaats gaat het daarbij om woningen omdat veel personen worden geacht
daar langdurig te verblijven. Op de tweede plaats verdienen bepaalde groepen uit hoofde
van hun ontwikkeling of fysieke/mentale gesteldheid bijzondere bescherming zoals kinderen,
ouderen en zieken. Ook de mate van en de kans op langdurige aanwezigheid van bepaalde
groepen personen in een object, de functionele binding van objecten ten opzichte van
de risico opleverende activiteit en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden
zijn bepalend voor het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Tot nu toe circuleerden in beleidsnota's over externe veiligheid verschillende lijsten
met (beperkt) kwetsbare objecten. Met bijgaande lijst wordt zoveel mogelijk aangesloten
bij de lijst die is opgenomen in het BEVI.
I. Kwetsbaar object:
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
-
a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in categorie II onder a 1°;
-
b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag,
van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
-
1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
-
2°. scholen;
-
3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
-
c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig
zijn, zoals:
-
1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;
-
2°. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto
vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt
of warenhuis is gevestigd;
-
d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen
gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
II. Beperkt kwetsbaar object:
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
-
a.
-
1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen
per hectare;
-
2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden en
-
3° lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren
van het plaatsgebonden risico van een route of tracé;
-
b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;
-
c. hotels en restaurants, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;
-
d. winkels, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;
-
e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
-
f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor
zover zij niet in categorie I onder d vallen;
-
g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;
-
h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden
uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven,
het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid
bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
-
i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale
of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard
van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen
tegen de gevolgen van dat ongeval;
-
j. objecten, zoals wegrestaurants over of naast een weg en passagiersstations, die een
functionele binding hebben met de risico opleverende activiteit.
III. Objecten noch kwetsbaar, noch beperkt kwetsbaar:
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer waarin gevaarlijke stoffen in voor de externe veiligheid niet te verwaarlozen hoeveelheden
aanwezig zijn of kunnen zijn. Het gaat daarbij in ieder geval om:
-
a. een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is;
-
b. een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke
stoffen, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten;
-
c. een door de minister van VROM bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat wordt
gebruikt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen;
-
d. andere door de minister van VROM bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen
dan inrichtingen als bedoeld onder a tot en met c, waarvan het plaatsgebonden risico
hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar, niet zijnde inrichtingen waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;
-
e. een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer;
-
f. een inrichting waar gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen of bestrijdingsmiddelen
in emballage worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kg per opslaggebouw,
niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d;
-
g. een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van
meer dan 400 kg ammoniak, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of
d;
-
h. vervoersassen.
Objecten die tot de hierboven genoemde inrichtingen behoren of een functionele binding
daarmee hebben, zoals een bedrijfskantoor, een kantine of een aan het bedrijf verbonden
school, vallen niet in deze categorie. Deze objecten moeten overigens wel worden betrokken
bij de berekening van het groepsrisico.
Toelichting op de hiervoor gegeven lijsten
Categorie I
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Om te bepalen of een object als kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of niet kwetsbaar dient
te worden beschouwd, moet worden uitgegaan van de hoofdfunctie van het object. In
veel gevallen zullen in een gebouwencomplex of op een terrein meerdere activiteiten
worden uitgeoefend. Indien het om diverse als zelfstandig te beoordelen activiteiten
gaat, moet voor de bepaling van de kwetsbaarheid worden uitgegaan van de meest kwetsbare
functie in dat gebouw of op dat terrein.
Als een (beperkt) kwetsbaar object slechts gedeeltelijk in het gebied ligt waarin
het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 of 10-5 dan wordt dit object geacht in zijn geheel in dit gebied te liggen.
Onder een woning wordt begrepen een verblijfsruimte van een gebouw of een deel van
een gebouw dat voor permanente bewoning is bestemd. Dus ook met woningen vergelijkbare
objecten zoals asielzoekerscentra, woonboten, penitentiaire inrichtingen, gevangenissen
en andere verblijfsinstellingen vallen hieronder. Een vakantiewoning die vrijwel het
hele jaar in gebruik is, moet tevens aan een woning gelijk worden gesteld. Overigens
dient het wel steeds te gaan om ruimten die ook daadwerkelijk voor bewoning bedoeld
zijn. Het illegaal gebruik van bijvoorbeeld bedrijfspanden voor woningdoeleinden valt
niet hieronder.
Bij de interpretatie van het begrip onderwijsinstelling moet uiteraard worden gedacht
aan instellingen voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Niet alle objecten
met een (gedeeltelijke) onderwijsfunctie vallen echter onder het begrip onderwijsinstelling.
Denk bijvoorbeeld aan centra voor educatie en cursussen of voor instellingen voor
alleen beroeps- of volwassenenonderwijs.
Gebouwen zoals kantoorpanden waarin zich gewoonlijk gedurende een groot deel van de
dag veel personen bevinden, worden als kwetsbaar bestempeld. Daarbij wordt in beginsel
uitgegaan van het bruto vloeroppervlak. Showrooms vallen niet hieronder.
Categorie II
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Infrastructurele objecten met een voor de samenleving vitale waarde worden als beperkt
kwetsbaar beschouwd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij telefooncentrales, vluchtleidingscentra
of centra voor essentiële datacommunicatie. Deze objecten verdienen uit hoofde van
deze circulaire alleen bescherming als zij in zekere mate kwetsbaar zijn vanwege de
bij een mogelijk ongeval vrijkomende gevaarlijke stoffen. Zo zullen deze objecten
vooral gevaar lopen bij een explosie en niet per se bij het vrijkomen van giftige
stoffen. De beoordeling daarvan moet per geval plaatsvinden.
Deze circulaire geeft tevens een oplossing voor objecten die niet met zoveel woorden
zijn opgenomen in de categorieën I of II. Zo kan worden voorkomen dat bepaalde objecten
ten onrechte niet als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar worden aangeduid. Daarbij kan
gedacht worden aan jeugdherbergen, conferentieoorden en buurthuizen. De mate van kwetsbaarheid
van deze objecten moet worden bepaald aan de hand van de gemiddelde verblijfstijd
en de in een object aanwezige personen. Indien dit overeenkomt met een van de objecten
in categorie I of II, dan moet het betreffende object worden ingedeeld in dezelfde
categorie als het object waarmee dit overeenkomt. Zo moet een object waarin zich bijvoorbeeld
hoofdzakelijk kwetsbare groepen als minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten
bevinden, worden aangeduid als een kwetsbaar object. Hierbij kan gedacht worden aan
het gebruik van een ijsbaan of een bioscoop door minderjarigen.
Als (beperkt) kwetsbaar moeten niet alleen de reeds aanwezige objecten worden beschouwd,
maar ook de zogenaamde geprojecteerde objecten. Dit zijn objecten die nog niet aanwezig
zijn, maar waarvan de realisatie op grond van het bestemmingsplan wel aannemelijk
is.
Categorie III
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
Deze circulaire gaat ook in op bedrijventerreinen. Om de bereikbaarheid en bedrijvigheid
in dit land niet te veel te verstoren zijn bedrijventerreinen met een bepaalde bestemming
uitgezonderd van de werking van deze circulaire. Hierbij gaat het om gronden waaraan
een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen als bedoeld
in categorie III, onder f, insluit. Hierbij gaat het om inrichtingen waarin activiteiten
met of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit zijn dus bedrijven die zelf
een bepaald risico met zich meebrengen. Het voorgaande geldt ook voor gronden die
in een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke verordening of een daarop gebaseerd
besluit voor de vestiging van dergelijke bedrijven zijn aangewezen. Deze mogelijkheid
wordt geboden omdat in de praktijk vaak geen (actueel) bestemmingsplan aanwezig is
voor deze gronden.
Voorwaarde om objecten op bedrijventerreinen niet als (beperkt) kwetsbaar te beschouwen,
is dat in het besluit op grond waarvan bovengenoemde bedrijven zijn toegelaten de
mogelijkheid van vestiging van bepaalde ondernemingen wordt uitgesloten. Hierbij gaat
het om ondernemingen op het gebied van horeca, post, telecommunicatie en zakelijke
dienstverlening alsmede financiële instellingen en instellingen op het gebied van
onderwijs, zorg, cultuur, sport en recreatie. Een uitzondering hierop zijn ondernemingen
en instellingen die een functionele binding hebben met een op diezelfde gronden gevestigde
inrichting. In dat geval moeten deze ondernemingen en instellingen als onderdeel van
die inrichting worden beschouwd. Een voorbeeld hiervan is een bedrijfsrestaurant dat
alleen de op het terrein aanwezige bedrijven bedient of een school die aan een bedrijf
verbonden is.
Overigens geldt de eis van een functionele binding niet voor objecten die bestemd
zijn voor bijvoorbeeld kinderopvang voor (onder andere) de werknemers van de betrokken
bedrijven. Dergelijke objecten moeten gewoon als kwetsbaar object worden beschouwd.
Dit betekent dat degenen die werkzaam zijn in de niet als kwetsbaar bestempelde bedrijven
geen bescherming ontlenen aan de normstelling voor het plaatsgebonden risico. Wel
moet rekening worden gehouden met hun aanwezigheid in verband met het groepsrisico
en de voorbereiding op de ramp- en ongevalbestrijding. Dit geldt ook voor bedrijventerreinen
waarvoor in het bestemmingsplan, een gemeentelijk structuurplan of krachtens een gemeentelijk
verordening een regeling is gegeven die de vestiging van dergelijke bedrijven insluit.
Correctiefactoren
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
De volgende tabel vermeldt (beperkt) kwetsbare objecten en correctiefactoren voor
de berekening van het groepsrisico in gevallen waarin dat risico wordt veroorzaakt
door een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen.
Objecten
|
Correctiefactoren
|
Kwetsbaar
|
|
Woonbestemmingen
|
1,1
|
Onderwijsinstellingen
|
2,5
|
Gezondheidsinstellingen
|
1,3
|
Kinderopvang en dagverblijven
|
1,9
|
Gevangenissen
|
1,3
|
Beperkt kwetsbaar
|
|
Kantoren, bedrijven en instellingen zonder bebouwing
|
2,2
|
Sport- en recreatieaccommodatie
|
2,2
|
Stadions
|
14
|
Aanleghavens voor passanten en jachthavens
|
4,2
|
Volkstuinen
|
2,9
|
Kampeerterreinen
|
2,4
|
Dagrecreatiegebieden
|
6,1
|
Winkels
|
1,5
|
Horeca
|
1,4
|
Parkeerterreinen
|
10
|
Stations
|
1,2
|
Kerken
|
6,5
|
Theaters, bioscopen, zalencentra en buurthuizen
|
1,6
|
Crematoria en uitvaartcentra
|
2,4
|
Brandweerkazernes
|
2,0
|
Objecten met een hoge infrastructurele waarde
|
-
|