U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2016. Geldend van 20-06-2015 t/m heden
Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 30 januari 2004, nr. DJZ/BR/0065-04, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;
Gelet op de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op artikel 1 van het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996;
Besluit:
Indeze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Buitenlandse Zaken;
b. bewindspersoon: de Minister van Buitenlandse Zaken en in voorkomend geval de minister zonder portefeuille of de staatssecretaris die belast is met de behartiging van een of meer tot het werkgebied van het ministerie behorende beleidsterreinen;
c. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;
d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon de Staat te vertegenwoordigen bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;
e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
f. Directeuren-Generaal:
de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS),
de Directeur-Generaal Politieke Zaken (DGPZ),
de Directeur-Generaal Europese Samenwerking (DGES),
de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB),
andere bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (tijdelijk) benoemde project-Directeuren-Generaal;
g. directeuren:
– de directeuren, hoofddirecteuren en projectdirecteuren,
– de ambassadeurs in algemene dienst en de ambassadeurs in algemene dienst met bijzondere taken;
h. hoofden: de hoofden van afdelingen van directies;
i. Chefs de Poste: de hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland, bedoeld in artikel 7 van het RDBZ;
j. RDBZ: het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.
[Vervallen per 13-12-2011]
Aan de Secretaris-Generaal en de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal wordt algemeen mandaat, volmacht en machtiging verleend voor al hetgeen het Ministerie van Buitenlandse Zaken betreft.
1 De Secretaris-Generaal verleent aan de Directeuren-Generaal, de plaatsvervangend Directeuren-Generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de Chefs de Poste, de plaatsvervangend Chefs de Poste en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties mandaat voor het nemen van besluiten inzake aangelegenheden die verband houden met de taken, de verantwoordelijkheden en het werkterrein van de desbetreffende functionarissen.
2 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval:
a. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met betrekking tot subsidies;
b. de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid.
3 Voor zover het gaat om het vaststellen van beleidsregels, wordt het mandaat, bedoeld in het eerste lid, slechts verleend aan de Directeuren-Generaal en de plaatsvervangend Directeuren-Generaal.
4 De directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de Chefs de Poste, de plaatsvervangend Chefs de Poste en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties kunnen ondermandaat verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen. Dit ondermandaat geschiedt schriftelijk.
5 Van ondermandaten als bedoeld in het vierde lid wordt een afschrift gezonden naar de directie Juridische Zaken, afdeling Nederlands recht.
1 De Secretaris-Generaal verleent aan de Directeuren-Generaal, de directeuren, de Chefs de Poste en de Hoofden van de Regionale Service Organisaties, volmacht en machtiging tot het verrichten van rechtshandelingen, respectievelijk tot het verrichten van handelingen die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, op het aan de desbetreffende functionarissen toegewezen werkterrein en conform hun goedgekeurde jaarplan en budget.
2 De machtiging, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht over gedragingen van onder hen ressorterende medewerkers.
3 De functionarissen, genoemd in het eerste lid, leggen in de competentietabel die onderdeel uitmaakt van de administratieve organisatie, vast welke functionarissen bevoegd zijn tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, alsmede tot welk bedrag.
1 Mandaat, volmacht en machtiging hebben geen betrekking op:
a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;
b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;
c. het afdoen van stukken bestemd voor:
1°. de Koning of het Kabinet van de Koning;
2°. de raad van ministers, de raad van ministers van het Koninkrijk, of een daaruit gevormde onderraad of commissie;
3°. de Voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit één van die kamers gevormde commissie;
4°. een minister of een staatssecretaris;
5°. de Raad van State of de Raad van State van het Koninkrijk;
6°. het Presidium van de Algemene Rekenkamer;
7°. de Nationale ombudsman;
8°. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges;
9°. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of een staatssecretaris.
2 Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:
a. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;
b. het vaststellen van ministeriële regelingen, met uitzondering van regels met een sterk technisch karakter betreffende personele aangelegenheden;
c. delegatie van bevoegdheden;
d. de beslissing op het bezwaar tegen een besluit dat door de minister of namens de minister door de Secretaris-Generaal is genomen.
3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kunnen stukken van louter informatieve aard of van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang, stukken die worden gewisseld in het kader van juridische procedures, dan wel in het kader van onderzoeken van de Nationale ombudsman, worden afgedaan door de Secretaris-Generaal of de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal.
4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan in bijzondere gevallen aan de Secretaris-Generaal of de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal mandaat, volmacht of machtiging worden verleend voor bepaalde aangelegenheden.
Handelen krachtens bij deze regeling verleend mandaat, volmacht of machtiging is niet toegestaan bij:
a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen;
b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde belanghebbende is.
Het in artikel 4, eerste lid, aan de directeur en de plaatsvervangend directeur Financieel-Economische Zaken verleende mandaat omvat tevens:
a. het toepassen van artikel 117 van de Ambtenarenwet betreffende verrekening met de aan een ambtenaar verschuldigde bezoldiging;
b. het bepalen van de muntsoort voor uitbetaling van schadeloosstelling, vergoedingen en tegemoetkomingen bij plaatsing buiten Nederland, bedoeld in artikel 77, vierde lid, van het RDBZ;
c. het opleggen van de verplichting een tekort aan te zuiveren of schade te vergoeden aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 81, eerste, respectievelijk tweede lid, van het RDBZ.
[Vervallen per 03-09-2005]
Het in artikel 4, eerste lid, aan de hoofddirecteur en de plaatsvervangend hoofddirecteur Personeel en Organisatie verleende mandaat heeft geen betrekking op:
a. het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken;
b. het vaststellen van ministeriële regelingen, met uitzondering van de krachtens artikel 123, eerste lid, van het RDBZ gestelde regels;
c. het benoemen en ontslaan van de voorzitter en de leden van een bij of krachtens het RDBZ ingestelde commissie;
d. het nemen van besluiten die betrekking hebben op aangelegenheden die verband houden met het bepalen van de inrichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, bedoeld in artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van het RDBZ, indien:
1°. het besluit betrekking heeft op de waardering of herwaardering van functies ingedeeld in salarisschaal 16 of hoger;
2°. het besluit voor meer dan tien ambtenaren rechtspositionele gevolgen met zich meebrengt;
3°. het besluit betrekking heeft op de sluiting van een post;
e. het toepassen van de volgende bepalingen van het RDBZ:
1°. het voor elke consulaire post bepalen van een ressort en het bepalen van de status ervan, bedoeld in artikel 7, vijfde en zesde lid, van het RDBZ;
2°. het aanwijzen van een ambtenaar van de Dienst Buitenlandse Zaken in de hoedanigheid van Zaakgelastigde en deze indien nodig voorzien van een inleidingsbrief, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van het RDBZ;
3°. het machtigen van honoraire consulaire ambtenaren tot het verrichten van rechtshandelingen, bedoeld in artikel 136, tweede lid, onderdelen b en c, van het RDBZ;
4°. het machtigen van een hoofd van een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland tot het benoemen en ontslaan van honoraire adviseurs, bedoeld in artikel 140, eerste lid, van het RDBZ;
5°. de beslissing op een bezwaarschrift, bedoeld in artikel 144, eerste lid, van het RDBZ;
6°. het vaststellen van de vergoeding van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de leden-niet-ambtenaren van de Commissie van Bezwaar Dienst Buitenlandse Zaken, bedoeld in artikel 145, derde lid, van het RDBZ;
7°. het toevoegen van een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan de Commissie van Bezwaar Dienst Buitenlandse Zaken, bedoeld in artikel 145, vijfde lid, van het RDBZ.
1 Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:
a. de ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;
b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;
c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.
2 De ondertekening van krachtens mandaat, volmacht of machtiging genomen besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen, respectievelijk andere handelingen, geschiedt op grond van de artikelen 10:10 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht als volgt:
De Minister van Buitenlandse Zaken/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie van Buitenlandse Zaken,
(functie)
(handtekening)
(naam functionaris)
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. de Mandaatregeling Buitenlandse Zaken 1996; en
b. het Mandateringsbesluit personele bevoegdheden Buitenlandse Zaken.
1 Ondermandaatbesluiten die zijn vastgesteld op grond van de Mandaatregeling Buitenlandse Zaken 1996 dan wel het Mandateringsbesluit personele bevoegdheden Buitenlandse Zaken blijven van kracht tot zij zijn vervangen door besluiten inzake mandaat, volmacht en machtiging op grond van deze regeling.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de volgende besluiten:
a. het besluit van de Secretaris-Generaal van 13 november 1996, nr. DJZ-CL-451/96 (Besluit ondermandaatverlening Buitenlandse Zaken);
b. het besluit van de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal van 24 mei 1996, nr. PLVS-83/96 (Ondermandateringsbesluit betreffende toepassing Reisbesluit binnenland en Reisbesluit buitenland);
c. het besluit van de waarnemend hoofddirecteur Personeel en Organisatie van 7 september 2000, nr. HDPO/BO/AR-696/00 (Ondermandateringsbesluit personele bevoegdheden);
d. het besluit van de waarnemend Secretaris-Generaal van 28 mei 2001, nr. HDPO/BO/AR-407/01 (Besluit tot ondermandatering betreffende vaststellen formatie).
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Een afschrift van deze regeling wordt gezonden naar de Algemene Rekenkamer.
Minister
B.R. Bot
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.