Bijlage. Subsidiebeleidskader Humanitaire Hulp en annexen 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In dit subsidiebeleidskader voor humanitaire hulp wordt het door Nederland te voeren
humanitair hulpbeleid vastgelegd en publiek toegankelijk gemaakt. Het subsidiebeleidskader
dient als hulpmiddel bij het beoordelen van subsidieaanvragen. De vorm is daarop toegesneden:
een handzaam toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen, zowel ten behoeve van
de beoordelaar als van de aanvrager.
De indeling van dit beleidskader is als volgt:
In hoofdstuk 1 wordt aangegeven wat de algemene doelstellingen zijn van humanitaire
hulp en vervolgens welke strategie Nederland hanteert. Daarbij wordt een onderscheid
gemaakt tussen chronische crises waar Nederland specifiek aandacht aan besteedt en
overige crisissituaties en acute crisissituaties. In hoofdstuk 2 worden sectoren,
criteria en kanaalkeuze behandeld. In de annexen wordt vervolgens ingegaan op de situatie
in een aantal belangrijke crisisgebieden alsmede rondom het thema voedselcrises.
In hoofdstuk 3 komen de overige crisissituaties aan bod. Het beleid van Nederland
ten aanzien van humanitaire hulp in dergelijke situaties wordt beschreven, inclusief
de criteria die hierbij gehanteerd worden. Het beleid van Nederland voor humanitaire
hulp ten aanzien van acute crisissituaties wordt in paragraaf 4 beschreven. In paragraaf
4.4, kanaalkeuze, wordt het beleid van Nederland uitgelegd, zowel voor multilaterale
kanalen, bilaterale kanalen, als voor Niet Gouvernementele Organisaties (NGO’s). Vragen
als wanneer geniet welk kanaal de voorkeur en aan welke eisen dienen voorstellen te
voldoen, worden daar behandeld.
1.1 Mission statement: doelstelling van humanitaire hulp
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De hoofddoelstelling van humanitaire hulp is het bijdragen aan de optimale leniging
van levensbedreigende menselijke noden onder de meest kwetsbaren, waaronder met name
vrouwen en kinderen, als gevolg van (chronische) crisissituaties en/of natuurrampen.
In principe kan hulp wereldwijd worden verleend, maar er is bijzondere aandacht voor
een aantal specifieke crisisgebieden in ontwikkelingslanden (daarnaast bestaat er
onder Thematische Mede Financiering een aparte faciliteit voor humanitair ontmijnen).
Hierbij worden de volgende internationale humanitaire hulpprincipes gehanteerd:
-
• humanitaire respons op crises is uitsluitend gemotiveerd door het streven om het menselijk
lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied te verlichten (het humanitair
imperatief);
-
• het humanitaire hulpaanbod dient altijd aangepast en afgestemd te zijn op plaatselijke
omstandigheden en gebruiken, waar mogelijk ter versterking van de bestaande capaciteit
en van de zelfredzaamheid alsmede ter voorkoming van donorafhankelijkheid;
-
• humanitaire hulp dient onpartijdig te zijn: hulp wordt niet verstrekt ter bevordering
van politieke of andere externe agenda’s en dient te worden verleend zonder onderscheid
op basis van bijvoorbeeld ras, religie, politieke overtuiging, sekse, etcetera;
-
• humanitaire hulp dient onafhankelijk te functioneren van politieke invloeden (zowel
vanuit Nederland als vanuit de getroffen landen);
-
• in een conflictsituatie dient soevereiniteit van het desbetreffende land ondergeschikt
te zijn aan de noodzaak tot verlening van onbelemmerde en onpartijdige humanitaire
hulp, waartoe vrije toegang tot de getroffen bevolking is vereist;
-
• humanitaire hulp dient evenredig te zijn aan de behoefte (demand driven) en is niet aanbodgestuurd (supply-driven).
1.2 Strategie van de Nederlandse humanitaire hulp
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De strategie van de Nederlandse humanitaire hulp is gericht op versterking en uitbouw
van een gemeenschappelijke, gecoördineerde benadering door alle betrokken donoren
(VN-instellingen, ICRC en NGO’s) opdat deze niet solistisch en ongecoördineerd in
het getroffen gebied opereren. Nauwe (internationale) afstemming draagt bij aan een
betere aansluiting tussen de verschillende soorten en fasen van hulp. Richtinggevend
voor de Nederlandse inspanningen in chronische crisissituaties is het Consolidated Appeal Process (CAP), dat onder leiding van het UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) in gang wordt gezet.
In geval van acute crisissituaties zijn ook de Emergency Appeals van zowel de VN als de ‘International Committee of the Red Cross’ (ICRC), en de ‘International
Federation of the Red Cross and Red Crescent Societies’ (IFRC) richtinggevend voor
de Nederlandse inspanningen.
1.3 Algemene criteria m.b.t. subsidieaanvragen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voorstellen dienen ten minste aan onderstaande criteria te voldoen:
-
• Activiteiten dienen uiteraard aan de in paragraaf 1.1 genoemde internationale humanitaire
hulpprincipes te voldoen en aan de criteria en regelgeving van de Subsidieregeling
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
-
• De activiteiten dienen van beperkte duur te zijn; uit Nederlandse humanitaire hulp
fondsen worden geen structurele projecten gefinancierd. In bepaalde gevallen is het
mogelijk om voorstellen in te dienen met een looptijd van maximaal 24 maanden. (zie
hiervoor de annexen). Daar waar sprake is van een langdurige crisis heeft voortzetting
van relevante activiteiten prioriteit boven financiering van nieuwe activiteiten.
-
• Bij het beoordelen van projectvoorstellen wordt gekeken naar eventuele negatieve effecten
van humanitaire hulp (de zogenaamde ‘do no harm principes’), mede met het oog op de duurzaamheid van de resultaten.
-
• Voorstellen bevatten een goede verkenning van de noden en een duidelijk omschreven
doelgroep.
-
• De duidelijk omschreven activiteiten zijn gekoppeld aan de verkenning van de noden,
doelen, instrumenten, indicatoren en verwachte resultaten.
-
• Er wordt aandacht besteed aan de zogenaamde ‘gap’-problematiek: het is van belang
dat waar mogelijk een zo goed mogelijke overgang van acute noodhulp naar rehabilitatie
mogelijk wordt gemaakt en dat waar mogelijk aanknopingspunten voor wederopbouw worden
geboden, overigens zonder dat dit automatisch Nederlandse financiering voor het vervolgtraject
impliceert; in de landen die op de landenlijst voor TMF-rehabilitatie voorkomen en
waar TMF-activiteiten worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden geschonken
aan de ‘gap’-problematiek.
-
• Een exitstrategie dient deel uit te maken van het projectvoorstel.
-
• Een duidelijke en sluitende begroting die gekoppeld is aan de activiteiten maakt deel
uit van een projectvoorstel. Uitleg dient te worden gegeven voor elke budgetlijn die
niet voor zichzelf spreekt.
-
• In het budget kunnen slechts kosten worden opgenomen die direct gerelateerd zijn aan
het project. Kosten voor de identificatiemissies ter verkenning van de noden worden
niet gefinancierd door het Ministerie.
-
• In de loop van 2004 zal het stramien voor indiening van voorstellen en rapportages
enigszins worden aangepast. Voorstellen hiervoor zijn al besproken met de belangrijkste
NGO’s op humanitair gebied, en zullen tijdig worden gecommuniceerd.
Nederland kan activiteiten van NGO’s financieren als deze NGO’s aan een aantal algemene
eisen voldoen. Van belang zijn:
-
• de ervaring en track record in het betreffende gebied (de betrouwbaarheid van een
hulporganisatie);
-
• de bewezen kennis en expertise met de betreffende problematiek (de geschiktheid van
een hulporganisatie);
-
• de implementatiecapaciteit van de hulporganisatie;
-
• een positieve beoordeling van de structuur van de organisatie, de strategie en de
financiële capaciteit middels de Checklist Organisational Capacity Assessment (COCA);
-
• waar mogelijk deelname aan het Common Humanitarian Action Plan (CHAP), indien die
er is.
Daarnaast dienen de beheersmatige kwaliteiten van de hulporganisatie goed te zijn.
Criterium voor het beoordelen van een projectvoorstel is de kwaliteit van het voorstel,
maar ook de kwaliteit, zorgvuldigheid en tijdigheid van rapportages en evaluaties
van de NGO. Nieuwe organisaties worden regelmatig onderzocht op hun beheerscapaciteit.
De hulporganisatie dient te voldoen aan de criteria en regelgeving van de Subsidieregeling
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Gezien het belang dat Nederland hecht aan de coördinatie van internationale hulpactiviteiten
dienen uitvoerende organisaties waar mogelijk actief en welwillend te participeren
in de VN-coördinatiestructuur, alsmede hun activiteiten te coördineren met andere
NGO’s.
Nederland financiert zelden direct activiteiten van lokale NGO’s. De constructie van
kanalisering van fondsen via internationale NGO’s naar lokale NGO’s draagt bij aan
de ontwikkeling van lokale capaciteit en daarmee aan de duurzaamheid van de activiteit.
Daarnaast dragen lokale partners bij aan de exit-strategie van humanitaire hulporganisaties
en kunnen ze een bijdrage leveren aan het overbruggen van de ‘gap’-problematiek.
Activiteiten op het gebied van ‘disaster preparedness’ worden in principe gefinancierd
via multilaterale kanalen.
Inkomensgenererende projecten worden uiterst terughoudend behandeld. Waar inkomensgenererende activiteiten worden gesteund dienen
zij, naast de algemene criteria hierboven genoemd, aan de volgende voorwaarden te
voldoen:
-
• Het projectvoorstel bevat een specificatie van eigendom en beheer van eventuele roulerende
fondsen na afloop van het project. De rapportage dient niet alleen een overzicht te
bevatten van verstrekte leningen, maar ook waar ze voor gebruikt zijn.
-
• De looptijd van het project is maximaal 24 maanden.
-
• Het voorstel is gebaseerd op een sobere benadering: lage investeringskosten, relatief
kleine leningen met korte terugbetalingsschema’s ten behoeve van ‘vervoerbare’ productiemiddelen
(d.w.z. geen zware machines).
2. Nederlandse aandachtsgebieden
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
2.1 Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het zwaartepunt van het activiteitenspectrum van de Nederlandse humanitaire hulp ligt
bij het vinden van een optimale respons op crisissituaties. Hierbij wordt, zoals hierboven
benoemd, een onderscheid gemaakt tussen chronische crisissituaties en acute crisissituaties.
De Nederlandse humanitaire hulp richt zich met name op een aantal chronische crisissituaties.
Het beleid voor deze crisissituaties dat voorheen werd vastgelegd in de zogeheten
Crisis BeleidsKaders is nu beknopt beschreven in de annex. De landenkeuze is mede
afhankelijk van de volgende overwegingen:
-
• aard en stadium van het conflict;
-
• VN-strategie en kwaliteit van het CAP;
-
• omvang van de Nederlandse betrokkenheid in relatie tot de inzet van andere donoren;
-
• duur van de Nederlandse steun in relatie tot de vooruitzichten op zelfredzaamheid
van het desbetreffende land;
-
• mogelijkheden voor parallelle inzet van politieke, militaire en andere middelen.
2.2 Sectoren
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De sectoren die door Nederlandse humanitaire hulp worden ondersteund in de afzonderlijke
chronische crisissituaties staan beschreven in de annex. Voor rehabilitatie activiteiten
wordt voorts verwezen naar het Beleidskader Thematische Medefinanciering Rehabilitatie/Wederopbouw,
althans voor die landen die in dit kader genoemd worden. Met betrekking tot activiteiten
op het gebied van humanitair ontmijnen wordt verwezen naar het Beleidskader Humanitair
Ontmijnen (Thematische Medefinanciering).
2.3 Criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Naast de algemene criteria genoemd in paragraaf 1.3 moeten activiteiten passen in
de prioriteiten die voor crises zijn beschreven in de annex; zij moeten aansluiten
bij de humanitaire strategie die hierin uiteengezet wordt. Voor specifieke criteria
per conflictgebied wordt dan ook verwezen naar de desbetreffende annex en, waar relevant,
naar het thematische kader humanitair ontmijnen.
Als in het land of de regio sprake is van een CAP, worden activiteiten van NGO’s in
principe slechts gefinancierd indien de NGO waar mogelijk haar activiteiten coördineert
met OCHA en actief en welwillend participeert in het opstellen van het Common Humanitarian Action Plan (CHAP).
2.4 Kanaalkeuze
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor beschikbare kanalen en kanalen waarvan bij voorkeur gebruik wordt gemaakt met
betrekking tot de belangrijkste crises die hulp ontvangen wordt verwezen naar de desbetreffende
annex.
3. Overige chronische crisissituaties
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Aan enkele gebieden die niet in de annex zijn opgenomen, biedt Nederland wel humanitaire
hulp. Deze hulp bestaat uit financiering van beperkte operaties, in het algemeen uitgevoerd
door partners die beschikken over bewezen expertise en grondige kennis hebben van
het desbetreffende land/ gebied en beschikken over recente ervaring met het werken
in dat land/ gebied. De operaties behelzen in beginsel een continuering van lopende
activiteiten.
Voor humanitaire hulp in deze gebieden geldt, overigens, dat als in het land of de
regio een CAP is opgezet, activiteiten van NGO’s slechts worden gefinancierd indien
de NGO waar mogelijk haar activiteiten coördineert met OCHA en actief en welwillend
participeert in het opstellen van het CHAP.
4. Acute crisissituaties
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
4.1 Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De Nederlandse humanitaire hulp richt zich tevens op (onvoorziene) grootschalige acute
noodsituaties ten gevolge van natuurrampen, epidemieën of escalerende conflicten.
Nederland laat zich hierbij leiden door OCHA, de ‘Emergency Relief Coordinator’, van
de VN en/of IFRC/ICRC. Richtinggevend hierbij zijn respectievelijk de volgende factoren:
-
• de vraag of het getroffen land een verzoek om internationale steun heeft ingediend
(bij uitzondering kunnen ook verzoeken van OCHA en IFRC richtinggevend zijn);
-
• de relatieve ernst en omvang van de noodsituatie;
-
• de draagkracht van de lokale overheid en lokale organisaties (de eigen lokale capaciteit
en mogelijkheden om met lokale middelen te reageren);
-
• de bijdragen van andere landen/donoren (o.a. de Europese Unie).
4.2 Sectoren
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In acute crisissituaties komen strikte noodhulpactiviteiten in de werkelijke zin van
het woord in aanmerking voor Nederlandse financiering, alsmede eerste aanzetten tot
rehabilitatie ter ondersteuning van vluchtelingen en ontheemden, waarbij speciale
aandacht voor de meest kwetsbaren. Hierbij kunnen activiteiten worden ondersteund
in de volgende sectoren:
-
• onderdak;
-
• voedsel en voedselzekerheid;
-
• (reproductieve) gezondheidszorg;
-
• water & sanitatie;
-
• protectie;
-
• terugkeer en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden.
4.3 Criteria
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Zie paragraaf 1.3.
4.4 Kanaalkeuze bij acute rampen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
4.4.1 Multilaterale kanalen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor acute crisissituaties geldt dat, gezien het belang dat Nederland hecht aan het
coördinatiemandaat van OCHA, de expertise van de diverse VN-organisaties en de belangrijke
rol die zij spelen in de uitvoering van de hulp, in veel gevallen een groot deel van
de Nederlandse hulp via de VN gekanaliseerd wordt. Daarnaast kan ICRC of IFRC worden
gesteund in verband met het bijzondere mandaat op het gebied van humanitair recht
en de neutrale rol in geval van acute crisissituaties.
4.4.2 Bilaterale overheidskanalen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met het oog op de internationale humanitaire hulpprincipes, specifiek het onpartijdigheidsprincipe,
en ter voorkoming van substitutie, wordt de Nederlandse humanitaire hulp in principe
niet via lokale overheden gekanaliseerd. Alleen in geval van natuurrampen wordt soms
gebruik gemaakt van lokale overheidskanalen. Veelal zal een VN Emergency Coordinator
samenwerken met de lokale overheidscoördinator van rampenbestrijding.
4.4.3 NGO’s
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Zie paragraaf 1.3.
Annex voedselcrises 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In de begroting Humanitaire Hulp is een voorziening opgenomen die flexibel kan worden
ingezet wanneer zich acute voedselcrises voordoen. In 2003 voltrokken zich dergelijke
voedselcrises in de Hoorn van Afrika en Zuidelijk Afrika. Regionale droogte alsmede
de impact van de HIV/AIDS-epidemie, toenemende armoede, verslechtering van sociale
overheidsvoorzieningen en gebrek aan goed bestuur, hadden een negatieve impact op
de voedselsituatie van de bevolking. De wisselwerking tussen bovengenoemde factoren
veroorzaakte een voortdurende humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika en Zuidelijk
Afrika, met honger als duidelijkste gevolg.
Ook in 2004 blijft de humanitaire situatie in genoemde gebieden zorgelijk. Ondanks
de betere vooruitzichten voor de voedselproductie in sommige landen, zullen naar verwachting
in Ethiopië tussen de 5 en 7,2 miljoen mensen afhankelijk zijn van humanitaire hulp.
In Eritrea zullen dat 1,7 miljoen mensen zijn. In Zuidelijk Afrika wordt verwacht
dat in 2004 minstens 6,5 miljoen mensen humanitaire hulp nodig hebben.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Gezien de hoge noden in landen getroffen door hongersnoden is ondersteuning middels
voedselhulp nodig. Echter, voedsel is vaak niet het enige waar tekorten aan bestaan
in deze landen. Ook in sectoren als water en sanitatie, onderwijs, en gezondheidszorg
zijn vaak acute tekorten. Bovendien is de voedselsector in de betreffende Consolidated
Appeal vaak relatief goed gedekt, terwijl de niet-voedsel sectoren onder-gefinancierd
zijn. Non-food hulp wordt derhalve niet uitgesloten, afhankelijk van de in Consolidated
Appeals opgenomen activiteiten.
Ondersteuning van humanitaire hulp activiteiten dient te worden gebaseerd op een goede
assessment van de noden, de voedselzekerheidssituatie en de lokale marktsituatie.
Bij de eventuele ondersteuning van voedselhulpactiviteiten maakt Nederland zich sterk
voor autonomie van landen als het gaat om het wel of niet accepteren van genetisch
gemodificeerd voedsel. Voorts hecht Nederland groot belang aan en ondersteunt een
nauwe samenwerking tussen VN-organisaties en NGO’s, met name middels actieve participatie
in het Consolidated Appeals Process, ten behoeve van een goede coördinatie van humanitaire
hulp activiteiten.
Voedselhulp met een spoedeisend karakter wordt met name via multilaterale organisaties
gekanaliseerd (met name WFP en UNICEF), al zijn (I)NGO’s niet op voorhand uitgesloten.
Daarbij zijn het CAP (Consolidated Appeals Process) en emergency appeals richtinggevend. Het is zeker niet uitgesloten dat ook humanitaire hulp met een non-food
karakter wordt gefinancierd, afhankelijk van de betreffende Consolidated Appeals.
Hetzelfde geldt voor aanzetten tot rehabilitatie (de zogenaamde humanitaire hulp plus),
zoals zaaigoed en ‘seeds en tools’.
(I)NGO’s, actief op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheidsprogramma’s, kunnen
met inachtneming van het voorgaande voor subsidie in aanmerking komen, bijvoorbeeld
indien de voorgestelde activiteiten gebieden bestrijken die door VN-organisaties moeilijk
kunnen worden bediend. Ook in situaties waarbij VN-organisaties hun activiteiten niet
naar tevredenheid kunnen uitvoeren, onder andere als gevolg van politisering van de
humanitaire hulp, kan voor het (I)NGO-kanaal worden gekozen.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Nederland stelt een aantal voorwaarden aan de aankoop en distributie van voedsel.
Distributie van voedselhulp moet onpartijdig verlopen; het voedsel moet zoveel mogelijk
lokaal of regionaal worden aangeschaft; en de betrokken landen moeten zelf kunnen
kiezen of zij al dan niet (bepaald) genetisch gemodificeerd voedsel accepteren. Ook
moet nadrukkelijk worden toegezien op de targeting van voedselhulp om marktverstoring
te voorkomen. (I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering van voedselhulpactiviteiten
dienen te beschikken over een gedegen ervaring op het gebied van voedselzekerheid
en -distributie, en activiteiten te coördineren met andere actoren.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is voor Ethiopië en Eritrea in beginsel een totaalbudget beschikbaar van €
5 miljoen. Voor Zuidelijk Afrika is een bedrag van € 6 miljoen gereserveerd. In geval
van acute, grootschalige voedselcrises zullen mogelijk aanvullende middelen benodigd
zijn.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het is de verwachting dat noodhulp aan voedsel- en niet-voedselsectoren ook in de
komende jaren onvermijdelijk zal zijn in de Hoorn en Zuidelijk Afrika en buiten deze
regio’s. Naast directe klimatologische oorzaken (o.a. droogte), zorgen structurele
problemen zoals een negatieve armoedespiraal, de HIV/AIDS-epidemie, toenemende druk
op sociale overheidsvoorzieningen, een onderontwikkelde economie en een sterke bevolkingsgroei
voor aanhoudende humanitaire crises. Van een exit-strategie kan derhalve geen sprake
zijn.
Landenannex Afghanistan 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Sinds er in juni 2002 een transitie regering is geïnstalleerd in Afghanistan zullen
er in 2004 zullen voor het eerst in lange tijd presidentiële verkiezingen worden gehouden.
Dit vormt na de aanvaarding van de nieuwe grondwet op 4 januari 2004 een belangrijke
stap in het democratiseringsproces. De regering Karzai heeft een coherente visie ontwikkeld
op het wederopbouw proces. De korte termijn humanitaire hulp is het afgelopen jaar
verder afgebouwd.
Na meer dan 23 jaar gewapende strijd blijft Afghanistan echter nog steeds een getraumatiseerd
land. De economie en de infrastructuur van het land zijn verwoest, de basis voorzieningen
zoals onderwijs, gezondheidszorg en veilig drinkwater zijn ontwricht en het land ligt
bezaaid met mijnen. De levensomstandigheden zijn hard; eenzijdig voedsel, hoge kinder-
en moedersterfte, koude winters en grootschalig gebrek aan adequate huisvesting. Papaverteelt
en drugshandel zijn sterk toegenomen. Effectieve capaciteit voor het bestuur van het
land ontbreekt.
Sinds de val van de Taliban zijn circa 2.2 mln. vluchtelingen en ontheemden teruggekeerd.
In 2004 houdt UNHCR rekening met wederom 1 mln. terugkeerders. Het terugkeer- en reïntegratieproces
zal in 2004 een van de grootste humanitaire uitdagingen blijven.
De veiligheidssituatie is het afgelopen jaar verslechterd. Verontrustend zijn de aanslagen
die plaatsvinden op hulpverleners. Vooral het zuiden en zuid- oosten van Afghanistan
zijn voor de internationale NGO’s en VN hierdoor grotendeels onbereikbaar gebied geworden.
Ondanks de overgang van humanitaire hulpverlening naar structurele wederopbouw blijven
de humanitaire noden in grote delen van het land nog hoog.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 zal Nederland de overgang van humanitaire hulp naar wederopbouw hulp voortzetten.
Het primaire kanaal voor de Nederlandse structurele hulp blijft het multilaterale
Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Dit fonds geeft eigen verantwoordelijkheid
aan de centrale regering en stelt haar in staat om op gecoördineerde wijze invulling
te geven aan een coherent wederopbouw beleid. Naast financiering van de ‘recurrent
costs’ zal in 2004 het ARTF steeds meer worden ingezet voor financiering van wederopbouw
activiteiten uit de Afghaanse ontwikkelingsbegroting.
Ten aanzien van humanitaire hulp richt Nederland zich in beginsel op terugkeer en
reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden. Goede begeleiding en reïntegratie is
essentieel voor de verbetering van de humanitaire situatie, voor het voorkomen dat
deze mensen opnieuw op drift raken en om het wederopbouwproces een kans te geven.
Gelet op de kwaliteit van de VN programma’s, aanwezige expertise en ervaring met de
situatie is gekozen om de beschikbare gelden via UNHCR en UNICEF te kanaliseren. Beide
organisaties werken nauw samen en vullen elkaar aan op het terrein van de reïntegratie.
Tevens stroken de programma’s met de ontwikkelingsbegroting van de Afghaanse regering.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Beschikbare fondsen zullen worden ingezet ter ondersteuning van UNHCR, in vervolg
op bijdragen in de afgelopen jaren, en UNICEF. In uitzonderingsgevallen wordt financiering
van humanitaire activiteiten via (I)NGO’s niet uitgesloten. Volledigheidshalve worden
hier opgesomd de specifieke voorwaarden voor financiering van (I)NGO-activiteiten
in Afghanistan. In principe worden alleen activiteiten gefinancierd van organisaties
met aantoonbare expertise in Afghanistan. Nederland zal daarbij willen samenwerken
met organisaties die in de Nederlandse prioriteitsector actief zijn en die in de uitvoering
van hun activiteiten ondersteunend zijn aan de wederopbouw van Afghanistan. Activiteiten
dienen te passen in de humanitaire en rehabilitatieplannen van de Afghaanse regering.
Daarenboven gelden de algemene beleidsuitgangspunten inzake financiering humanitaire
hulp zoals uiteengezet in het Algemeen Beleidskader. Voor ontmijningsactiviteiten
wordt verwezen naar het beleidskader humanitair ontmijnen.
Beschikbare Fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2004 indicatief een bedrag van € 5
miljoen beschikbaar voor Afghanistan. Ongeveer een vijfde deel van dit bedrag zal
ten goede komen aan doorlopende verplichtingen, d.w.z. aan tranche-betalingen of eindbetalingen
van subsidies aan (I)NGO's die vóór 2004 zijn toegekend. Voor het overige zal dit
bedrag grotendeels worden ingezet ter ondersteuning van UNHCR, in vervolg op bijdragen
in de afgelopen jaren, en UNICEF.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In september 2002 is een bedrag van € 7.8 miljoen gecommitteerd voor het NGO fonds
van UNAMA en (I)NGO's konden zich voor financiering wenden tot UNAMA in Kaboel. De
looptijd van deze committering liep tot 31 december 2003, maar deze is inmiddels verlengd
tot 30 juni 2004. Er zal geen nieuwe Nederlandse committering naar dit fonds plaatsvinden,
met name omdat UNAMA verlenging van deze faciliteit alleen wenselijk achtte indien
de focus aan het bredere mandaat van UNAMA werd aangepast.
In lijn met de geleidelijke overgang naar de wederopbouwfase in Afghanistan beoogt
Nederland binnen een termijn van enkele jaren de humanitaire financiële bijdrage aan
Afghanistan te kunnen afbouwen.
Landenannex Angola 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De oorlog in Angola is op 4 april 2002 na 27 jaar beëindigd met de ondertekening van
een Memorandum of Understanding (MoU). Dit MoU omvat een staakt-het-vuren, demilitarisatie
en gedeeltelijke opname in het regeringsleger van UNITA-strijders, en een reïntegratieprogramma.
De uitvoering van het MoU wordt door de Angolese regering gezien als de eerste fase
van het vredesproces. Het staakt-het-vuren heeft geleid tot een verbetering van de
veiligheidssituatie. Het merendeel van de bevolking heeft de verwachting dat de oorlog
nu definitief voorbij is. Wel is er een toename van banditisme te bemerken.
Toch heeft het vredesproces voor wat betreft de humanitaire situatie nauwelijks verbetering
opgeleverd. Zo bevinden zich nog vele vluchtelingen in de omringende landen DRC en
Zambia, in afwachting van verbetering in de omstandigheden in Angola. Voor vluchtelingen
die teruggekeerd zijn, ontbreken in veel gevallen de basis sociale voorzieningen,
nodig om een menswaardig bestaan en enige mate van zelfredzaamheid op te bouwen.
Humanitaire interventies worden gehinderd door infrastructurele problemen, de aanwezigheid
van landmijnen en het regenseizoen. Tijdens het regenseizoen is slechts 40 procent
van de gebieden waar humanitaire hulp nodig is toegankelijk voor humanitaire actoren.
Het dit jaar uitgebrachte CAT (Consolidated Interagency Transitional Appeal) geldt
als raamwerk voor de Nederlandse bijdragen. Dit strategisch document tracht een brug
te vormen tussen de huidige humanitaire hulpfase en de nog op te starten wederopbouwfase.
Samen met de VS en de Europese Commissie is Nederland de laatste jaren één van de
belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Angola geweest. Vanaf 2005 zal door de VN
samen met de Angolese autoriteiten een UNDAF (United Nations Development Assistance
Framework) strategie zijn opgezet.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Gedurende enkele jaren werd – ook in financiële termen – zwaar ingezet op de coördinerende
rol van OCHA; met succes. Inmiddels staat OCHA op het punt om uit Angola te vertrekken.
In 2003 daalden de uitgaven voor humanitaire hulp zeer. Deze lijn zal verder worden
doorgezet in 2004. Gezien het financiële potentieel dat de Angolese regering heeft
om zelfstandig haar bevolking te ondersteunen is Nederland van mening dat afbouw van
humanitaire hulp gerechtvaardigd is. Nederland is niet voornemens op grote schaal
wederopbouwactiviteiten te financieren. De financiële middelen van de Angolese overheid
zijn van een dusdanige omvang dat ook wederopbouwactiviteiten uit eigen middelen zouden
moeten kunnen worden bekostigd.
Het Nederlandse noodhulpprogramma in Angola zal in 2004 prioriteit leggen bij de sectoren
voedsel(zekerheid) en water & sanitatie. Projecten in het kader van voedselzekerheid
bevorderen de zelfredzaamheid van de bevolking. Daarbij zijn projecten op het gebied
van water & sanitatie alsmede volksgezondheid essentieel.
De beschikbare middelen zullen grotendeels (ca. 80%) via VN-organisaties worden ingezet.
De resterende fondsen (ca. 20%) zullen worden ingezet voor subsidieverlening aan (I)NGO’s
die de resterende niches invullen.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen actief te zijn in
de eerdergenoemde sectoren in de provincies Moxico, Malange en Bie. De keuze voor
deze provincies valt te verklaren uit het belang dat Nederland hecht aan hulpverlening
aan achtergestelde gebieden waar nauwelijks andere donoren actief zijn. Verder dienen
(I)NGO’s een constructieve rol te spelen in het Common Humanitarian Action Plan (CHAP)
dat voorafgaat aan de definitieve formulering van het Consolidated Appeal for Transition.
Bij wijze van uitzondering kunnen ook voorstellen van partners, met wie reeds langer
met succes wordt samengewerkt, in overweging worden genomen buiten het CAT om. Ten
slotte dienen (I)NGO’s blijk te geven van begrip van de complexiteit van de situatie
in Angola en van de specifieke sector. Er wordt bij financiering in principe uitgegaan
van co-financiering door tenminste één andere donor.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is het totale indicatieve budget voor Angola € 5 miljoen. Daarvan is voor
(I)NGO’s indicatief een budget beschikbaar van € 1 miljoen.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Nederland zal in principe in de komende 2 jaar haar activiteiten op het gebied van
humanitaire hulp uitfaseren in Angola. In deze periode heeft de Angolese regering
de gelegenheid om haar verantwoordelijkheid te nemen en stappen te ondernemen om daadwerkelijk
de humanitaire noden van haar eigen burgers te verlichten. Er zijn geen voornemens
om betrokken te raken bij de wederopbouw, behalve via TMF. Projectvoorstellen kunnen
een periode van twee jaar bestaan, mits in deze periode het project wordt afgebouwd
dan wel overgedragen.
Landenannex Irak 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De huidige situatie is grotendeels het gevolg van een combinatie van vooroorlogse
kwesties (sancties, verwaarlozing en slecht beheer van opbrengsten van de fossiele
brandstoffen) en de plunderingen en anarchie die ontstonden na het gewapend ingrijpen
door de coalitie. Er zijn noden maar over het algemeen strekken deze verder uit dan
de noodhulp. De VN schat dat 42% van de Irakese bevolking nog altijd te kampen heeft
met voedselonzekerheid, maar de voedselvoorziening is op dit moment afdoende geregeld.
De prioriteiten voor Irak verschuiven nu van eerstelijns humanitaire hulp richting
(weder)opbouw. Door verwaarlozing en slecht beheer zijn de basis publieke voorzieningen
in een dermate slechte staat dat een structurele vernieuwing van de infrastructuur
noodzakelijk is. De slechte veiligheidssituatie hindert de voortgang van het wederopbouwproces.
De huidige onveilige situatie heeft onder andere tot gevolg dat de VN, ICRC en (I)NGOs
de aanwezigheid van hun internationale staf hebben geminimaliseerd of teruggetrokken
naar Cyprus, Amman en elders. Alleen in het noorden van Irak zijn nog internationale
stafleden van bijvoorbeeld VN en ICRC aanwezig. Desondanks wordt het werk waar mogelijk
voortgezet met behulp van lokaal personeel. De internationale VN-staf werkt daarnaast
nog wel in een ‘pooled structure’ van deskundigen uit verschillende VN organisaties
en maakt ééndaagse reizen met geïntegreerde teams. De huidige uitvoeringsmogelijkheden
van de VN in Irak zijn echter beperkt, ondanks de grote hoeveelheid cross-border activiteiten
en de ondersteuning die het WFP nog biedt aan de voortzetting van de voedseldistributie
via het Irakese Ministerie van Handel. De Irakese autoriteiten sporen de VN aan hun
aanwezigheid in het land weer op een hoger niveau te brengen. Vooral in Noord-Irak
hindert ook de aanwezigheid van landmijnen op een aantal plaatsen humanitaire interventies.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De besteding van de door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking voor 2004 beschikbaar
te stellen fondsen wordt bepaald door de ernst en aard van noden. Kanalen voor hulpverlening
zijn in eerste instantie VN-organisaties en ICRC, alsmede (I)NGO’s met bewezen ervaring
in Irak. Uit rapportages van de VN, ICRC en (I)NGO’s en overleg blijkt op dit moment
dat als gevolg van de veiligheidssituatie daadwerkelijke besteding van de middelen
achterblijft.
In het Nederlandse humanitaire hulp beleid staat het stimuleren van een gecoördineerd
aanpak van VN en (I)NGO’s centraal. Over de exacte verdeling van de fondsen is – vanwege
de actuele, ondoorzichtige situatie – nog geen besluit genomen. Prioriteit zal worden
gelegd bij die sectoren en gebieden waar de nood het hoogst is. Over het algemeen
geldt dat de humanitaire situatie in het noorden van het land beter is dan in het
zuiden. Wat sectoren betreft zullen water&sanitatie, alsmede activiteiten waardoor
de bevolking minder afhankelijk wordt van de voedseldistributie, prioriteit krijgen.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen aantoonbare en gedegen
ervaring te hebben met het werken in Irak en daar een ‘track record’ te hebben opgebouwd.
Daarnaast dienen (I)NGO’s ervaring te hebben met het werken in complexe crisissituaties
en te beschikken over specifieke kennis van de betreffende sector. Verder moeten (I)NGO’s
waar mogelijk een constructieve en actieve rol spelen in de coördinatie van humanitaire
activiteiten. Verder is het belangrijk te streven naar een goede overdracht van projecten
aan de lokale/nationale overheid, of andere organisaties.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is het totale indicatieve budget voor Irak € 5 miljoen. Daarvan is voor (I)NGO’s
indicatief een budget beschikbaar van € 1,5 miljoen.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Naast humanitaire hulp zullen voor Irak geen ODA-middelen beschikbaar worden gesteld.
Dit besluit is gebaseerd op de veronderstelling dat Irak hopelijk spoedig zelf over
voldoende middelen zal beschikken om de wederopbouw te financieren. Irak heeft één
van de grootste oliereserves ter wereld, een relatief goed opgeleide beroepsbevolking
en vruchtbare landbouwgronden. Er wordt niet verwacht dat humanitaire hulp na 2004
aan Irak zal moeten worden gecontinueerd. Nederland zal derhalve haar activiteiten
op het gebied van humanitaire hulp uitfaseren in Irak. Er zal getracht worden zo veel
mogelijk aansluitende mogelijkheden te bieden voor activiteiten op het gebied van
wederopbouw. Verder is het belangrijk te streven naar een goede overdracht van projecten
aan de lokale/nationale overheid.
Landenannex Noord Kaukasus 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Tsjetsjenië lijdt al vele jaren onder een complexe oorlog, die politieke, economische
en culturele oorzaken heeft en destabiliserend werkt op de omliggende deelrepublieken,
met name Ingoesjetië. Het overwegend islamitische Tsjetsjenië streeft sinds lange
tijd naar onafhankelijkheid. Dit leidde in 1994 tot een tweejarige oorlog waarbij
ca. 80.000 doden vielen. Na een kortstondige rustige periode laaide het conflict in
1999/2000 opnieuw op, na invallen van Tsjetsjeense krijgsheren in buurrepubliek Dagestan
en terroristische aanslagen in Rusland. Het Russische leger tracht sindsdien met geweld
(en de inzet van ca 80.000 manschappen) het federale gezag te herstellen. Ondanks
pogingen van de Russische overheid om de situatie te normaliseren via het uitschrijven
van een referendum en het houden van verkiezingen in Tsjetsjenië in 2003, hebben de
Russen nog steeds geen controle over de deelrepubliek.
Het conflict in Tsjetsjenië heeft een zeer negatieve uitwerking op het maatschappelijk
leven en heeft onder meer geleid tot een omvangrijke ontheemdenproblematiek. Volgens
gegevens van de VN zijn ongeveer 800.000 mensen in Tsjetsjenië hulpbehoevend en heeft
ongeveer 63% van de bevolking in Tsjetsjenië een maandelijks inkomen lager dan 20$.
In Ingoesjetië zijn ongeveer 420.000 mensen hulpbehoevend, waarvan 70.000 IDP’s uit
Tsjetsjenië, die in kampen of spontane nederzettingen wonen. Het merendeel van deze
IDP’s wil ondanks de druk van de lokale autoriteiten niet terug naar Tsjetsjenië vanwege
de grote onveiligheid. Zij die teruggaan kunnen niet altijd terugkeren naar hun oorspronkelijke
woningen of de door de overheid speciaal gebouwde TAC’s (‘Temporary Accomodation Centers’),
omdat deze woningen ondanks beloftes van de lokale overheid niet altijd aan de IDP’s
ter beschikking worden gesteld. Er bestaan grote problemen op het vlak van huisvesting,
drinkwatervoorziening, gezondheidszorg en psychosociale zorg en voedselzekerheid in
de regio, met name in Tsjetsjenië. Daarnaast bestaat grote behoefte in Tsjetsjenië
aan rehabilitatie activiteiten. Nu de oorlog al zovele jaren voortduurt raken mensen
door hun reserves heen en zijn ze meer en meer afhankelijk van hulp.
Een ernstig punt van zorg vormt de grote onveiligheid in de regio. 57 humanitaire
medewerkers zijn sinds 1995 ontvoerd, waarvan 10 zijn omgekomen. Hierdoor blijft permanente
persoonsbeveiliging voor internationale staf een vereiste en zullen organisaties werkzaam
in de regio strenge veiligheidsmaatregelen moeten nemen. Door de onveiligheid alsmede
door de gebrekkige infrastructuur, met name in Tsjetsjenië, is het voor humanitaire
organisaties moeilijk om bepaalde gebieden te bereiken. Er zijn op dit moment geen
hulporganisaties die expats permanent in Tsjetsjenië hebben gestationeerd.
Nederland beschouwt het CAP als basis voor zijn humanitaire hulpverlenging in de Noordelijke
Kaukasus. Samen met de EC, de VS, het Verenigd koninkrijk en Zwitserland is Nederland
één van de belangrijkste donoren in de Noord Kaukasus.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Nederlandse noodhulpprogramma in de Noord Kaukasus richt zich met name op terugkerende
en reeds teruggekeerde IDP’s naar Tsjetsjenië. De reden hiervoor is dat de noden met
name voor deze mensen hoog zijn. Voor de noden in de kampen in Ingoesjetië bestaat
al veel donoraandacht. De kampen zijn ook niet groot meer en worden waarschijnlijk
per maart 2004 gesloten.
Als relevante sectoren voor hulpverlening in Tsjetsjenië zijn geïdentificeerd: voedselzekerheid,
opvang, distributie van non-food items, water & sanitatie, basisgezondheidszorg, waaronder
psychosociale zorg, en de eerste aanzet tot rehabilitatie werkzaamheden. De beschikbare
middelen worden grotendeels (ca. 60%) besteed via VN-organisaties. De resterende fondsen
zullen worden ingezet voor subsidieverlening aan (I)NGO’s. Voedselzekerheids-, water
& sanitatieprogramma’s en coördinatie zullen worden gefinancierd via VN kanalen. De
steun die via (I)NGO’s wordt verleend zal zich derhalve met name richten op hulp aan
IDP's op het gebied van basisgezondheidszorg, opvang en eerste aanzet tot rehabilitatiewerkzaamheden
in Tsjetsjenië.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
een gedegen ervaring in het werken in de Noord Kaukasus. Bij de beoordeling van subsidieaanvragen
zal de kennis over en de ervaring met de complexiteit van het conflict in Tsjetsjenië
een belangrijke rol spelen. (I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen
tevens waar mogelijk een constructieve rol te spelen in het Common Humanitarian Action
Plan (CHAP) dat voorafgaat aan de definitieve formulering van het Consolidated Appeal
Process. Bij wijze van uitzondering kunnen ook voorstellen van partners, met wie reeds
langer met succes wordt samengewerkt in de Noord Kaukasus in overweging worden genomen.
In principe kunnen voorstellen met een looptijd tot 2 jaar worden ingediend.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is voor de Noord Kaukasus een indicatief budget beschikbaar van € 4,3 miljoen.
Daarvan is indicatief € 3,7 miljoen beschikbaar voor VN-kanalen en (I)NGO’s. Het
indicatief beschikbare budget voor (I)NGO’s bedraagt € 1,5 miljoen.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Op korte termijn wordt geen verandering in de intensiteit van de humanitaire noden
in de Noord Kaukasus verwacht. Zelfs wanneer het Russische leger de rebellerende groeperingen
onder controle zou hebben en de situatie in Tsjetsjenië stabieler en veiliger zou
worden, zullen Tsjetsjenië en in mindere mate Ingoesjetië nog een aantal jaren te
kampen hebben met humanitaire noden op velerlei gebied. Nederland is dan ook voornemens
om de humanitaire hulp aan Tsjetsjenië gedurende de komende jaren voort te zetten.
Daarbij beoogt NL wel een verdere concentratie van hulpverlening op de volgende 3
sectoren in Tsjetsjenië (naast coördinatie via ‘OCHA’ en veiligheid via ‘UNSECOORD’):
opvang van terugkerende IDP’s naar Tsjetsjenië, gezondheidszorg en eerste aanzet tot
rehabilitatie. Het is niet de bedoeling om substantieel betrokken te raken bij de
toekomstige wederopbouw van Tsjetsjenië met humanitaire fondsen.
Landenannex Oeganda 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In Oeganda woedt al meer dan 17 jaar een burgeroorlog. Alhoewel meerdere rebellenbewegingen
in het land actief zijn (geweest), geldt het Lord’s Resistance Army (LRA) van Joseph
Kony sinds 1986 als de meest geduchte en tevens meest ongrijpbare tegenstander van
de regering Museveni.
De politieke agenda van het LRA is onbekend en bemiddelingspogingen zijn tot nu toe
mislukt. Vanaf medio 2003 is de strijd tussen LRA en regeringsleger weer geëscaleerd
waarbij bovendien het strijdtoneel (tot dan toe vooral de noordelijke districten)
zich uitbreidt tot naar Oost-Oeganda.
Dit heeft geleid tot een dramatische toename van het aantal IDP’s; recente cijfers
van WFP maken melding van 1,2 miljoen IDP’s. Daarnaast bevinden zich nog altijd grote
aantallen vluchtelingen uit Soedan, de DR Congo en Rwanda op Oegandees grondgebied,
die net als de IDP’s voor een belangrijk deel zijn aangewezen op voedselhulp.
Vastgesteld kan worden dat de infrastructuur buiten de grote steden in Noord-Oeganda
voor een belangrijk deel vernietigd is. Scholen zijn gesloten en gezondheidscentra
zijn afgebrand; de landbouwproductie is grotendeels tot stilstand gekomen.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Nederland zal in 2004 vanwege beperkte financiële middelen in Noord-Oeganda slechts
een bescheiden noodhulpprogramma kunnen starten. De beschikbare fondsen zullen indicatief
op 50/50-basis gekanaliseerd worden via VN-instellingen en INGO’s.
Als relevante sectoren voor hulpverlening zijn geïdentificeerd: voedselhulp, medische
noodhulp, water & sanitatie alsmede non-food items. Vooralsnog zullen de interventies
vooral bestaan uit levensreddende activiteiten.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen bij voorkeur te beschikken
over een gedegen ervaring met het werken in de complexe context van Noord-Oeganda.
Bij de beoordeling van subsidie-aanvragen zal derhalve kennis over en ervaring met
de complexiteit van het conflict in Noord-Oeganda een belangrijke rol spelen. (I)NGO’s
die voor financiering in aanmerking komen dienen tevens waar mogelijk een constructieve
rol te spelen in het Common Humanitarian Action Plan (CHAP) dat voorafgaat aan de
definitieve formulering van het Consolidated Appeal Process.
Daarnaast wordt bij financiering in principe uitgegaan van co-financiering door tenminste
één andere donor.
In principe kunnen voorstellen met een looptijd tot 2 jaar worden ingediend.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor Noord-Oeganda is in 2004 totaal een indicatief budget van € 1,5 miljoen beschikbaar.
Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget beschikbaar van € 750.000.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Op grond van de aard van het conflict en de tot op heden mislukte bemiddelingspogingen
mag voorzichtig geconcludeerd worden dat de totstandkoming van een vredesakkoord nog
ver weg lijkt. Vooralsnog zijn grote gebieden van Noord-Oeganda ontoegankelijk of
slechts in beperkte mate toegankelijk voor hulpverleners; de omvang van de humanitaire
crisis is feitelijk nog niet goed in te schatten, maar aangenomen mag worden dat deze
zeker in dezelfde orde van grootte zal zijn als de humanitaire ramp in Oost-Congo.
In 2004 en 2005 zal het accent dan ook waarschijnlijk liggen bij pure noodhulp; een
verschuiving naar activiteiten met meer duurzame effecten ligt vooralsnog niet in
de rede.
Mocht dit laatste wel mogelijk zijn dan zou met het oog op overname/overdracht bij
de keuze van activiteiten en/of sectoren bij voorkeur aansluiting worden gezocht bij
het Nederlandse structurele hulpprogramma.
Elk projectvoorstel dient standaard een exit-strategie te omvatten.
Landenannex Soedan 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Soedan lijdt al vele jaren onder een complexe burgeroorlog, die politiek-economische,
religieuze en culturele oorzaken heeft en zich afspeelt op de scheidslijn van de Arabische
wereld en Sub-Sahara Afrika. Naast het overheersende conflict tussen de regering en
de SPLM/A dragen vele, al dan niet tribale, conflicten op lokaal niveau bij tot de
complexiteit van de crisis (bijvoorbeeld Darfur). Deze burgeroorlog heeft een zeer
negatieve uitwerking gehad op het maatschappelijk leven en heeft onder meer geleid
tot een van de omvangrijkste ontheemdenproblemen in de wereld (ca. 4 miljoen mensen).
Er is voedselschaarste, er zijn achterstanden in ontwikkeling en basisvoorzieningen
en er bestaat een ernstig verslechterde gezondheidssituatie van de bevolking. Ondanks
de lopende vredesinitiatieven blijft de bevolking de dupe van deze crisissituatie.
De verwachting is dat na het tekenen van een vredesovereenkomst in 2004 de behoefte
aan humanitaire hulp verder zal toenemen. Als oorzaken hiervan zijn aan te geven:
-
• toegang tot gebieden die tot nu toe afgesloten waren voor hulp;
-
• terugkeer van IDP’s en vluchtelingen;
-
• aanvallen van militia’s die zich niet bij de vredesovereenkomst zullen neerleggen.
De humanitaire hulp in Soedan wordt grotendeels verstrekt in het kader van Operation
Lifeline Sudan (OLS). OLS is een consortium van VN-organisaties en NGO’s dat in 1989
een overeenkomst heeft gesloten met de regering en de destijds enige grote zuidelijke
oppositiebeweging over de toegang tot hulpbehoevenden. Nederland verleent bij voorkeur
hulp in het OLS-kader.
Samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Noorwegen is Nederland
een van de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Soedan.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Nederlandse noodhulpprogramma in Soedan bestaat zowel uit acute levensreddende
activiteiten als uit programma’s die een zo duurzaam mogelijk effect genereren. Als
relevante sectoren voor hulpverlening zijn geïdentificeerd: voedsel(zekerheid), gezondheid,
water & sanitatie. De gelden worden voor ca. 65% gekanaliseerd via VN-organisaties.
De resterende fondsen worden gebruikt voor subsidieverlening aan (internationale)
NGO’s. Inzet is een evenwichtige spreiding van fondsen over Noord en Zuid.
Vanwege beperkte financiële middelen werd in 2003 noodgedwongen gekort op het Soedan-budget.
Er werd een aanzet gegeven tot een sterkere concentratie op de pure noodhulp. Deze
lijn zal – vanwege krappe fondsen – in 2004 verder doorgezet moeten worden, ten koste
van rehabilitatieactiviteiten, waarbij Soedan overigens tot de grotere ontvangers
van humanitaire hulp blijft behoren. De steun die via (I)NGO’s wordt verleend zal
zich derhalve met name richten op hulp aan IDP’s/vluchtelingen en basisgezondheidsprojecten
in Zuid-Soedan. Voedselhulp en voedselzekerheidsprojecten zullen alleen via VN-kanalen
worden gefinancierd.
De steun aan VN-organisaties zal plaatsvinden binnen het ASAP 2004 (UN Interagency
Consolidated Appeal for the Sudan Assistance Programme).
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
een gedegen ervaring met het werken in de Soedanese context. Bij de beoordeling van
subsidie-aanvragen zal derhalve de kennis over en de ervaring met de complexiteit
van het conflict in Soedan een belangrijke rol spelen. (I)NGO’s die voor financiering
in aanmerking komen dienen tevens waar mogelijk een constructieve rol te spelen in
het Common Humanitarian Action Plan (CHAP) dat voorafgaat aan de definitieve formulering
van het Consolidated Appeal Process.
Daarnaast wordt bij financiering in principe uitgegaan van co-financiering door tenminste
één andere donor.
In principe kunnen voorstellen met een looptijd tot 2 jaar worden ingediend.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is voor Soedan indicatief totaal een budget van € 6,5 miljoen beschikbaar.
Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget beschikbaar van € 2,5 miljoen.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Indien een vredesakkoord tot stand komt, wordt de Nederlandse hulp naar verwachting
aanzienlijk verbreed. Naast financiering van humanitaire hulp zal goed bestuur worden
bevorderd. Een van de Nederlandse prioriteiten binnen wederopbouw zal zijn ondersteuning
van capaciteitsversterking, zowel van de (voormalige) strijdende partijen als van
de civil society.
Humanitaire hulp zal ook in de komende jaren nodig blijven. Bij de inzet van humanitaire
hulpfondsen zal evenwel getracht worden zo veel mogelijk aan te sluiten bij activiteiten
in het kader van het Quick Impact Programma en activiteiten op het gebied van wederopbouw.
Als de situatie in Soedan zich verder in positieve richting ontwikkelt, zal de Nederlandse
hulp op humanitair gebied op middellange termijn worden afgebouwd. Geleidelijk aan
zal er sprake zijn van een overgang van pure noodhulp naar rehabilitatie en wederopbouw.
Landenannex Somalië 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Somalië behoort tot de onveiligste en minst ontwikkelde landen ter wereld. De verwachting
is dat ook in 2004 geen verbeteringen in de chronische noodsituatie zullen optreden.
Daarnaast dreigen in sommige delen van het land nieuwe noodsituaties te ontstaan,
zoals in de regio’s Sool/Sanaag, Bay/Bakool en Bari/Nugal (Puntland) vanwege droogte.
Er is en blijft derhalve grote behoefte aan humanitaire hulp.
De gezondheidssituatie en de status van de gezondheidszorg in Somalië zijn slecht.
Hoge sterfte onder vrouwen en ernstige ondervoeding van kinderen zijn grote knelpunten.
Waterschaarste blijft een groot probleem zowel in de steden als op het platteland.
Minder dan 30% van de bevolking heeft toegang tot veilig water. De noden van de IDP’s
(370.000) zijn veelomvattend en ernstig, met name in Centraal en Zuid-Somalië.
Nederland heeft sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991, evenals vele andere
donoren, aanzienlijke bedragen voor noodhulp beschikbaar gesteld.
In de afgelopen jaren heeft Nederland in het stabiele(re) noorden, Somaliland en in
iets mindere mate in Puntland, projecten op het gebied van rehabilitatie en capaciteitsopbouw
van de lokale autoriteiten ondersteund. In de centrale en zuidelijke delen van het
land werd proportioneel meer acute humanitaire hulp gegeven, voornamelijk voedselhulp
en bijdragen aan gezondheidszorg door zowel VN als (I)NGO’s. Een groot deel van de
gefinancierde programma’s was gerelateerd aan hongersnood en andere humanitaire behoeften
ten gevolge van de ernstige droogte in Somalië.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Uitgangspunt voor het Nederlandse humanitaire hulpbeleid voor Somalië is het streven
naar een zo optimaal mogelijke balans tussen acute levensreddende activiteiten en
eerste aanzetten tot rehabilitatie-activiteiten. Gezien de positie en de onmisbare
rol van vrouwen bij de zorg voor families in de Somalische samenleving is hun betrokkenheid
bij de identificatie, opzet en uitvoering van programma’s gewenst.
Sectoren die in de komende periode in het gehele land voor subsidie in aanmerking
zullen komen zijn voedselhulp, basisgezondheidszorg, water & sanitatie, onderdak voor
terugkerende ontheemden. De gelden worden voor ca. 65% gekanaliseerd via VN-organisaties.
De resterende fondsen worden gebruikt voor subsidieverlening aan (I)NGO’s. Voor het
bepalen van de bijdragen aan VN-organisaties zal het Consolidated Appeal 2004 (CAP)
de leidraad zijn.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
gedegen ervaring in het werken in de Somalische context. Bij de beoordeling van subsidie-aanvragen
zal derhalve de kennis over en de ervaring met de gecompliceerde institutionele en
politieke Somalische context een belangrijke rol spelen. Van (I)NGO’s wordt verwacht
dat zij waar mogelijk een constructieve bijdrage leveren aan het CHAP (Common Humanitarian
Action Plan), het voorbereidend proces voor de formulering van het CAP.
Belangrijke overwegingen bij de beoordeling van subsidie-aanvragen zijn voorts de
mogelijkheden tot capaciteitsopbouw en de mate waarin vrouwen betrokken zijn bij de
identificatie, formulering en uitvoering van programma’s.
Voedselhulp zal in 2004 alleen via WFP worden gefinancierd.
In principe kunnen voorstellen met een looptijd van 2 jaar worden ingediend.
Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er sprake moet
zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat de activiteiten waar mogelijk
een cost sharing component dienen te bevatten. Bovendien moeten hygiënevoorlichting
en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van programma’s.
Ook water & sanitatieprojecten dienen gepaard te gaan met hygiënevoorlichting. Daarnaast
dient er een lokale counterpart aanwezig te zijn die onderhoud, management en exploitatie
van de installaties (en daardoor de duurzaamheid) kan en wil garanderen.
Er wordt gestreefd naar een regionale spreiding van projecten van (I)NGO’s over geheel
Somalië. Bij financiering van (I)NGO-projecten wordt in principe uitgegaan van co-financiering
door tenminste één andere donor.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In 2004 is voor Somalië indicatief totaal een budget beschikbaar van € 3,9 miljoen.
Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget van € 1,4 miljoen beschikbaar.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Gezien de chronische noodsituatie zal voor de komende jaren langzaam maar zeker gezocht
moeten worden naar mogelijkheden om zoveel mogelijk elementen van lokale capaciteitsopbouw
en zelfvoorziening te integreren in humanitaire hulpactiviteiten. Zonder langetermijnplanning
is het risico van afnemende betrokkenheid van de Somalische bevolking groot. In het
verleden is gebleken dat rehabilitatie-initiatieven op het laagste niveau (grass root
level) goed aanslaan en een grote mate van duurzaamheid met zich meedragen. Daarom
wordt een bottom-up approach in projectvoorstellen via kennisoverdracht en capaciteitsopbouw gestimuleerd. In
lijn met voorgaande jaren moet een redelijke balans worden gezocht tussen enerzijds
de programma’s gericht op rehabilitatie in het noorden en anderzijds de steun voor
de centrale en zuidelijke regio’s, te weten gezondheidszorg via (I)NGO’s en voedselhulp
voor de meest kwetsbaren. Nederland is vooralsnog niet voornemens om substantieel
betrokken te raken bij de wederopbouw in Somalië. Dit betekent dat, binnen de mogelijkheden
van de lokale context, het zwaartepunt van de humanitaire hulpverlening in toenemende
mate op acute noodhulp zal liggen.
Regioannex Grote Meren (Burundi, DR Congo)
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Burundi
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met de ondertekening van het Protocol van Pretoria op 8 oktober 2003 tussen regering
en de belangrijkste rebellenbeweging van Burundi, de ‘Conseil National Pour la Défense
de la Démocratie – Forces pour la Démocratie (CNDD/FDD) lijkt een belangrijke stap
gezet te zijn op weg naar beëindiging van de sinds 1993 durende burgeroorlog. Het
protocol voorziet ondermeer in deelname van de CNDD/FDD aan de regering en opname
van de rebellen in het regeringsleger. Cantonnering, ontwapening en herintegratie
van het afvloeiende deel van het leger dienen ertoe bij te dragen dat het huidige
momentum in het vredesproces niet verloren gaat.
De recente positieve ontwikkelingen laten onverlet dat de kleinste rebellenbeweging,
de ‘Palipehutu – Forces Nationales de Libération’(FNL), de strijd nog altijd niet
heeft gestaakt. Gevechtshandelingen dragen niet alleen bij tot grote aantallen nieuwe
IDP’s, maar zorgen er ook voor dat de terugkeer van vluchtelingen (vooral uit Tanzania)
alsmede een begin van economisch herstel verhinderd worden. De druk – vanuit de regio
en internationaal – om te komen tot een ‘all inclusive’-vredesakkoord blijft daarom noodzakelijk
De langdurige burgeroorlog heeft ertoe geleid dat de sociaal-economische infrastructuur
van Burundi ernstig in verval is geraakt. Er heerst voedselschaarste, er zijn achterstanden
in ontwikkeling en op het gebied van basisvoorzieningen en er bestaat een ernstig
verslechterde gezondheidssituatie van de bevolking.
Behalve grote aantallen ontheemden in Burundi zelf zijn nog altijd zo’n 350.000 Burundese
vluchtelingen gevestigd in kampen in Tanzania, reden waarom een deel van de Nederlandse
noodhulpinspanning ook op dat land gericht is.
Nederland is samen met de EU, Verenigde Staten, Canada, Noorwegen en Zweden één van
de belangrijkste humanitaire hulpdonoren in Burundi. De hulp is de afgelopen jaren
m.n. gericht geweest op IDP’s en (teruggekeerde) vluchtelingen en geconcentreerd in
de sectoren voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, en rehabilitatie van de sociaal-economische
infrastructuur.
DR Congo
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met de ondertekening van een militair akkoord op 29 juni 2003 werd het laatste grote
struikelblok weggenomen voor de installatie van een transitieregering in de DR Congo,
welke vervolgens op 17 juli werd ingezworen.
Terwijl in een groot deel van het land de wapens alweer langere tijd tot zwijgen zijn
gebracht, was Oost-Congo (m.n. de provincies Oriëntale en Noord- en Zuid-Kivu) in
2003 het toneel van felle gevechten tussen diverse bevolkingsgroepen, milities en
rebellenbewegingen (o.a. Hema en Lendu, RCD Goma en Mayi-Mayi, RCD Goma en RCD Kisangani/ML).
Het vertrek van de laatste Ugandese legereenheden in april/mei leidde tot een machtsvacuüm
waardoor de strijd in m.n. Ituri district hoog oplaaide met massale slachtingen en
naar schatting 300.000 nieuwe vluchtelingen tot gevolg.
Met de komst van een Europese interventiemacht (Operatie Artemis) keerde de rust in
het stadje Bunia enigszins terug. Op 1 september zijn de taken van Artemis overgenomen
door een inmiddels omvangrijkere VN-troepenmacht (MONUC), welke moet toezien op de
naleving van een door de VN ingesteld wapenembargo en dient te assisteren bij de demobilisatie
en reïntegratie van ex-strijders. Daarnaast dient MONUC veiligheid en stabiliteit
in Noord- en Zuid-Kivu te bewerkstelligen.
Ook nu de belangrijkste groeperingen uit Oost-Congo in de transitieregering zijn opgenomen
blijft de situatie in het gebied instabiel en duren de spanningen tussen de bevolkingsgroepen
voort; niet onvermeld mag blijven dat de aanwezigheid van Ugandese, Rwandese en Burundese
strijdgroepen in belangrijke mate bijdraagt aan het voortbestaan van een explosieve
situatie.
De gewapende conflicten die zich de afgelopen vijf jaar in Oost-Congo hebben afgespeeld,
hebben ertoe geleid dat naar schatting 65% van de bevolking te lijden heeft van voedseltekorten;
in veel gebieden is de landbouwproductie vrijwel tot stilstand gekomen (de landbouwproductie
wordt geschat op 10% van het vooroorlogse niveau). De ondervoedingsgraad bij kinderen
varieert tussen de 15 en 30%; zonder overdrijving kan worden gesproken van een humanitaire
ramp.
Begin 2003 werd het aantal IDP’s in Oost-Congo geschat op 1,7 miljoen; nog eens honderdduizenden
Congolezen leven als vluchteling in buurlanden als Oeganda en m.n. Tanzania.
Nederland is samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Canada
en de EU één van de grootste humanitaire hulpdonoren in de DR Congo. Vanaf het begin
van de jaren negentig is Nederland betrokken bij noodhulp in het oosten van Congo
ter leniging van acute noden van kwetsbare groepen. Voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg
en leverantie van medicijnen vormden de belangrijkste aandachtsgebieden.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Nederlandse noodhulpprogramma bestaat in Burundi en de DR Congo zowel uit acute levensreddende activiteiten als uit programma’s die een meer duurzaam
effect beogen te sorteren. In 2004 zullen op hoofdlijnen dezelfde sectoren worden
ondersteund als in voorgaande jaren. Voor Burundi betreft dit voedsel(zekerheid),
basisgezondheidszorg, en rehabilitatie van sociaal-economische infrastructuur; de
steun aan Burundese vluchtelingen in Tanzania zal worden voortgezet, tenzij massale
terugkeer andersoortige steun wenselijk maakt.
In Oost-Congo zal de nadruk in 2004 blijven liggen op therapeutische en supplementaire
voeding aan jonge kinderen, voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg en medicijnenleverantie.
Voedselhulp- en voedselzekerheid zullen alleen via VN-kanalen worden gefinancierd;
de ondersteuning van vluchtelingen alsmede de rehabilitatie van sociaal-economische
infrastructuur (o.a. water & sanitatie) zullen in belangrijke mate via de daartoe
geëigende VN-kanalen lopen. In 2004 zal op grond van de recente positieve ontwikkelingen
in zowel Burundi als Oost-Congo het accent verschoven worden van directe voedselhulp
naar voedselzekerheid.
Van de voor Burundi en Oost-Congo beschikbare fondsen zal in 2004 respectievelijk
70 en 60% gekanaliseerd worden via VN-organisaties.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
een gedegen ervaring met het werken in de Burundese respectievelijk Oostcongolese
context. Bij de beoordeling van subsidie-aanvragen zal derhalve de kennis over en
ervaring met de complexiteit van de conflicten in beide landen een belangrijke rol
spelen. (I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen tevens waar mogelijk
een constructieve rol te spelen in het Common Humanitarian Action Plan (CHAP) dat
voorafgaat aan de definitieve formulering van het Consolidated Appeal Process (CAP).
Bij de beoordeling van projectvoorstellen zal ook de (mate van) coördinatie en directe
samenwerking met andere INGO’s worden meegewogen.
Tenslotte wordt bij financiering in principe uitgegaan van co-financiering door tenminste
één andere donor.
In principe kunnen projecten met een looptijd tot 2 jaar worden ingediend.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor Burundi is in 2004 het indicatieve totale budget € 4,5 miljoen, waarvan voor
(I)NGO’s indicatief € 1,3 miljoen beschikbaar is; voor Oost-Congo is in 2004 het indicatieve
totale budget € 5,5 miljoen, waarvan voor (I)NGO’s indicatief € 2,2 miljoen beschikbaar
is.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Op grond van de eerder beschreven positieve ontwikkelingen in zowel Burundi als Oost-Congo
wordt ingeschat dat zowel in 2004 als in 2005 humanitaire hulp noodzakelijk zal blijven.
Deze inschatting is o.a. gebaseerd op het gegeven dat nog lang niet alle gebieden
toegankelijk zijn voor hulpverleners (Oost-Congo) en op de aanname dat de met name
in Tanzania verblijvende Congolese en Burundese vluchtelingen geleidelijk naar hun
respectievelijke landen zullen terugkeren.
Naar verwachting zal in deze periode het accent van pure noodhulp verschuiven naar
meer duurzame activiteiten. Bij de beoordeling van ingediende projectvoorstellen zal
dan ook meegewogen worden of beschikbare middelen flexibel kunnen worden ingezet teneinde
deze accentverschuiving gestalte te geven gedurende de looptijd van het project.
Een exit-strategie waarin o.a. beschreven staat in hoeverre in overdracht van een
activiteit aan overheidsinstanties dan wel nationale NGO’s voorzien is, dan wel aangegeven
wordt in welke mate aansluiting bij meer bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk
wordt geacht, dient standaard onderdeel uit te maken van een projectvoorstel. Niet
alleen wordt de eindigheid van noodhulp hiermee nog eens onderstreept, maar ook wordt
hiermee voorkomen dat valse verwachtingen worden gewekt in die landen waarmee Nederland
geen structurele hulprelatie onderhoudt.
Regioannex West-Afrika (Ivoorkust, Liberia, Sierra Leone)
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Humanitaire situatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De Mano River regio is al sinds 1989 het terrein van een serie conflicten, waarbij
het geweld zich over de jaren verplaatste van het ene naar het andere land en in 2002
ook Ivoorkust bereikte.
De conflicten worden gekenmerkt door massale bevolkingsverplaatsingen en ernstige,
grootschalige mensenrechtenschendingen. Toegang van hulporganisaties tot hulpbehoevenden
is veelal een probleem. Grote gebieden zijn langdurig niet of nauwelijks toegankelijk
en de regio heeft een lange serie van evacuaties van internationale staf gekend.
Liberia is in 2003 gedurende lange tijd het toneel geweest van strijd tussen regeringstroepen
enerzijds en de rebellenbewegingen LURD en MODEL anderzijds. Met het vertrek van Charles
Taylor naar Nigeria, de ondertekening van een vredesakkoord, de aanwezigheid van een
UNMIL-troepenmacht en de installatie van een transitieregering o.l.v. Gyude Bryant
lijkt het land in rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen.
Nog altijd zijn delen van het land echter niet of nauwelijks toegankelijk voor hulpverleners.
Er zijn naar schatting 500.000 IDP’s, terwijl zo’n 175.000 Liberianen als vluchteling
in Guinee, Sierra Leone dan wel Ivoorkust verblijven. Voedselzekerheid en toegang
tot water- en sanitaire voorzieningen vormen de grootste problemen.
In Sierra Leone vindt een geleidelijke afbouw van de UNAMSIL-troepenmacht plaats, welke eind 2004
moet zijn voltooid. Zo’n 245.000 vluchtelingen zijn gerepatrieerd en vrijwel alle
IDP’s zijn teruggekeerd naar hun woonplaatsen. Naast allerlei positieve tekenen blijven
er ook punten van zorg. De wederopbouw (huizen, infrastructuur) vordert uiterst langzaam;
een kleine 75.000 vluchtelingen zijn nog altijd niet teruggekeerd. Tegelijkertijd
verblijven tienduizenden Liberiaanse vluchtelingen op het grondgebied van Sierra Leone.
Het vredesproces in Ivoorkust is in de loop van 2003 in een impasse geraakt nadat de ‘Nouvelles Forces’ zich op
23 september terug hebben getrokken uit de regering van nationale verzoening. De facto
is sprake van een tweedeling van het land. De humanitaire situatie in het westen en
noorden van het land kan als ernstig worden omschreven; er is geen voedselzekerheid,
de publieke gezondheidszorg is vrijwel geheel tot stilstand gekomen en waterputten
worden veelal niet gebruikt uit angst voor vergiftiging.
Nederland is één van de belangrijkere humanitaire hulpdonoren in Liberia na de Verenigde
Staten, Noorwegen, Japan, Zweden, Canada en Ierland. In Sierra Leone en Ivoorkust
is de inbreng van Nederland eveneens van betekenis.
Prioriteiten Nederland in 2004
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Reïntegratie van kinderen, voedselhulp (indien noodzakelijk), voedselzekerheid, non-food
items, water & sanitatie, medische noodhulp en basisgezondheidszorg waren en zijn
ook in 2004 de belangrijkste thema’s voor de regio West-Afrika.
Voedselhulp en voedselzekerheid alsmede ondersteuning van vluchtelingen zullen voor
een belangrijk gedeelte via de VN-kanalen worden gefinancierd. Dit betreft ongeveer
40% van de fondsen die beschikbaar zijn voor de regio.
Vanwege beperkte financiële middelen zal een aantal activiteiten niet gecontinueerd
worden; overigens betreft dit vooral activiteiten in Sierra Leone waar het noodhulpprogramma
in 2004 geleidelijk zal worden uitgefaseerd.
Specifieke voorwaarden voor financiering
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over
een gedegen ervaring in het werken in de Westafrikaanse context. Bij subsidie-aanvragen
zal derhalve kennis van en ervaring met de complexiteit van de diverse conflicten
een belangrijke rol spelen.
(I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen tevens waar mogelijk een
constructieve rol te spelen in het Common Humanitarian Action Plan (CHAP) dat voorafgaat
aan de definitieve formulering van het Consolidated Appeal Process in de betreffende
landen.
Daarnaast wordt bij financiering in principe uitgegaan van co-financiering door tenminste
één andere donor.
In principe kunnen voorstellen met een looptijd tot 2 jaar worden ingediend.
Beschikbare fondsen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor 2004 is voor Liberia indicatief totaal € 3,5 miljoen beschikbaar, waarvan voor (I)NGO’s indicatief een
budget beschikbaar is van € 2 miljoen; voor Ivoorkust en Sierra Leone zijn de indicatieve totale budgetten respectievelijk € 1 miljoen en € 0,5 miljoen,
waarvan voor (I)NGO’s indicatief budgetten beschikbaar zijn van respectievelijk €
0,5 miljoen en € 0,5 miljoen.
Meerjarig perspectief / exit-strategie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met geen van de drie landen onderhoudt Nederland een structurele hulprelatie dan wel
is Nederland voornemens een structurele hulprelatie te gaan onderhouden. Eén en ander
betekent dat de humanitaire hulp in essentie beperkt zal blijven tot pure noodhulp
en bij uitzondering mogelijk een (eerste) begin van rehabilitatie. Een exit-strategie
dient derhalve standaard in een projectvoorstel te worden opgenomen waarbij mogelijkheden
van overdracht van activiteiten dan wel opname van activiteiten in lopende wederopbouw-,
respectievelijk structurele hulpprogramma’s aandacht dienen te krijgen.
Het bestaande humanitaire hulpprogramma in Sierra Leone zal in 2004 geleidelijk worden afgebouwd. V.w.b. West-Afrika zal zowel in 2004 als
2005 de focus gericht zijn op Liberia.