Voor de commissarissen van de Koningin, de burgemeesters, de gedeputeerden en de wethouders
zijn voor dit onderwerp specifieke ministeriële regelingen getroffen die de overeenkomstige
toepassing van rijksregelingen voor ambtenaren vervangen. Verwijzingen in het rechtspositiebesluit
naar het Reisbesluit binnenland en het Verplaatsingskostenbesluit 1989 blijven hierdoor
voortaan achterwege.
Met betrekking tot de kilometervergoeding voor reiskosten wordt afgewacht hoe dit
geregeld zal worden in de rijksregelingen voor ambtenaren. Derhalve blijft op dit
moment de vergoeding voor dienstreizen per afgelegde kilometer € 0,28 in de ministeriële
regelingen voor de commissarissen van de Koningin, de burgemeesters, de gedeputeerden
en de wethouders.
Wat de reiskosten betreft, wordt er onderscheid gemaakt tussen dienstreizen en woon-werkverkeer.
De vergoeding voor dienstreizen betreft de kosten voor het gebruik van het openbaar
vervoer of de kosten voor het gebruik van de eigen personenauto waarbij de vergoeding
een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer inhoudt. Overeenkomstig de Wet Inkomstenbelasting
2001 is € 0,18 hiervan onbelast en komt de resterende € 0,10 voor eventuele belastingheffing
in aanmerking.
De vergoeding voor woon-werkverkeer wordt slechts toegekend wanneer de enkele reisafstand
meer dan 10 kilometer bedraagt. De vergoeding voor het gebruik van eigen auto bedraagt
dan € 0,14 per afgelegde kilometer.
Verder is in de ministeriële regelingen vastgelegd dat slechts noodzakelijke en redelijkerwijs
gemaakte werkelijke verblijfkosten vergoed worden.
In de Regeling rechtspositie burgemeesters is tevens een vaste vergoedingsmogelijkheid
geregeld voor het gebruik van de eigen auto binnen de gemeente (artikel 6).
Deze vaste vergoeding wordt fiscaal als loon aangemerkt.
Wanneer men echter aan kan tonen dat de vaste vergoeding niet hoger is dan het aantal
werkelijk verreden zakelijke kilometers x € 0,18 (voor zover deze niet op declaratiebasis
of anderszins worden vergoed), is de vergoeding onbelast. Hiervoor dient een rittenverantwoording
te worden bijgehouden: datum, doel/bestemming van de rit, kilometeraantal. Bij controle
kan door de fiscus gevraagd worden de agenda van de burgemeester te overleggen om
deze met de rittenverantwoording te vergelijken.