Bijlage
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Beleidskader Thematische Medefinanciering (TMF) voor de subsidieperiode 2005–2008
Inhoud
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
1. Inleiding
-
2. Overwegingen
-
3. Ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in ontwikkeling
-
4. Doelstelling van het subsidiesysteem
-
5. Thematische invalshoek
-
6. Subsidievormen
-
7. Financiering en procedure
-
8. Toetsing
-
9. Kwaliteitsbewaking en ontwikkeling
-
10. Tijdpad
Beleidsvoornemens per thema voor het Programma TMF
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
1. Duurzame Economische Ontwikkeling
-
2. Menselijke Ontwikkeling
-
3. Sociaal-culturele Ontwikkeling
-
– Basic Education
-
– Cultuur
-
– Communicatie
-
4. Politieke Ontwikkeling
-
– Mensenrechten
-
– Goed bestuur
-
5. Vrede en veiligheid
-
6. Milieu en Water
-
7. Gendergelijkheid
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Programma Thematische Medefinanciering bestaat sinds 2002 en is gebaseerd op de
beleidsnotitie ‘Civil Society en Structurele Armoede Bestrijding’, die in 2001 aan
de Tweede Kamer werd aangeboden. De belangrijkste inzichten uit deze notitie zijn
dat
-
– structurele/duurzame armoedebestrijding en ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn;
-
– de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld een endogeen en autonoom proces
is; sterke civil societies hebben hun eigen systemen en structuren en hun eigen diepgewortelde waarden en normen
ontwikkeld over lange periodes. Buitenstaanders staan voor de opgave de interne dynamiek
van een in essentie autonoom proces te versterken en te voeden;
-
– Noordelijke Civil Society Organisaties (CSO’s) Zuidelijke CSO’s in hun capaciteitsopbouw
het beste kunnen ondersteunen als beiden onafhankelijk en autonoom zijn.
Naast het nieuwe Beleidskader (en Subsidieregeling) voor het Medefinancieringsprogramma
Breed, was er behoefte aan een systeem voor de subsidiëring van meer gespecialiseerde
organisaties. Daarvoor is, met ingang van de subsidieronde 2003–2006, het programma
Thematische Medefinanciering (TMF) in het leven geroepen. Doel van TMF is om uit centrale
middelen initiatieven te steunen van thematisch gespecialiseerde organisaties die
zich in samenwerking met en ter versterking van lokale organisaties inzetten voor
een versterking van het maatschappelijk middenveld in het kader van structurele vermindering
van armoede in ontwikkelingslanden (landen die voorkomen op de DAC 1-lijst).
Het voorliggende beleidskader geldt voor de subsidieronde van 2005–2008.
2. Overwegingen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Armoede is niet alleen een gebrek aan voedsel of andere materiële zaken. Armoede is
ook machteloosheid en kwetsbaarheid. Armoede kent meerdere dimensies: economische,
politieke, sociale en sociaal-culturele dimensies. Gendergelijkheid en milieu zijn
transversale thema’s die voor alle dimensies gelden.
Armoede is het resultaat van een proces, geen statisch gegeven. Armoedebeleid zal
zich daarom niet (alleen) richten op de bestrijding van symptomen en gevolgen, maar
tevens en vooral op de mondiale, nationale en regionale processen die armoede veroorzaken
en in stand houden.
Het opkomen voor de rechten van armen geschiedt door (zelf)organisatie, krachtenbundeling
in de vorm van sociale bewegingen en het organiseren van countervailing power. De ontwikkeling van civil society is daarom een noodzakelijke voorwaarde voor effectieve armoedebestrijding.
Partnerschap gebaseerd op wederzijdse verantwoordelijkheden en gezamenlijke analyses
zijn essentiële kenmerken van armoedebestrijdingsstrategieën.
Structurele armoedebestrijding kent drie interventiestrategieën: (1) strategie rechtstreeks
gericht op armoedebestrijding, (2) maatschappijopbouw en (3) beleidsbeïnvloeding.
Bij de eerste strategie is armoedebestrijding gericht op het verbeteren van de levensomstandigheden
van armen door duurzame interventies. Maatschappijopbouw is het versterken van democratische
maatschappelijke structuren en organisaties om evenwichtiger machtsverhoudingen in
de samenleving te doen ontstaan. Beleidsbeïnvloeding beoogt verandering van processen
en structuren die nationale en internationale ongelijkheid in stand houden.
Cruciaal bij de invulling van die strategieën is: uitgaan van de vraag, samenwerking
met andere spelers in het veld (inclusief publiek-private partnerschappen), netwerken
en het creëren van een trampoline in plaats van een vangnet. Ook transparantie en
accountability over doelen, werkwijze, afstemming met PRSP’s, en het leveren van maatwerk
zijn van belang.
Steun aan particuliere organisaties in Nederland is van belang, omdat zij via hun
partnerorganisaties bijdragen aan versterking van het maatschappelijke middenveld
in ontwikkelingslanden. De recente beleidsnotitie ‘Aan Elkaar Verplicht’ (november
2003) onderstreept dit belang wederom.
3. Ondersteuning van het maatschappelijk middenveld
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Structurele armoedebestrijding als centrale doelstelling van het beleid vraagt niet
alleen tijd maar ook een cultuuromslag bij donoren – zowel overheden, particuliere
actoren als multilaterale instellingen – en ontvangers van hulp. Partnerschap, gebaseerd
op wederzijdse verantwoordelijkheid en vraaggerichtheid, en werken vanuit armoedeanalyses
in OS-landen, verlangen een andere rol van donoren dan de rol die zij in het verleden
speelden. De nadruk komt meer te liggen op het doelmatig en doeltreffend faciliteren
van endogene armoedebestrijdingsprocessen dan op het bepalen van inhoud. In verband
hiermee wordt het Beleidskader TMF – indien nodig – periodiek herzien.
4. Doelstelling van het subsidiesysteem
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Beleidskader TMF is opgesteld om drie redenen:
-
1. Bevorderen van goed ontwikkelde, onafhankelijke en professionele civil society bij
de uitvoering van activiteiten ten behoeve van structurele armoedebestrijding.
-
2. Bevorderen van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de beleidsontwikkeling
van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
-
3. Stroomlijnen van de behandeling door het Ministerie van en bevorderen van transparante
en uniforme besluitvorming over thema en/of doelgroep specifieke subsidie aanvragen.
Het Beleidskader TMF biedt ruimte om die maatschappelijke organisaties financieel
te ondersteunen die kwaliteit bieden vanuit een gespecialiseerde invalshoek of ten
behoeve van een specifieke doelgroep. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen
zij een bijdrage te leveren aan structurele armoedebestrijding in landen in het Zuiden
of de armste landen in Midden- en Oost-Europa (voorkomend op de DAC 1 lijst). Zij
doen dit door steun te geven aan organisaties in die landen volgens één of meer van
de genoemde interventiestrategieën. Gelijkwaardigheid tussen organisaties in het Noorden
en het Zuiden speelt daarbij een belangrijke rol. In de aanvraag dient dan ook aangegeven
worden dat er sprake is van een samenwerkingsverband gestoeld op gelijkwaardige relaties
en wederzijdse ‘accountability’. Tevens zal uit de aanvraag het streven naar capaciteitsopbouw
en verzelfstandiging van Zuidelijke organisaties duidelijk naar voren dienen te komen.
In beginsel is het programma Thematische Medefinanciering bedoeld voor organisaties
met draagvlak in Nederland. Organisaties zonder uitgesproken draagvlak in Nederland,
waarvan de activiteiten een specifieke thematische meerwaarde hebben, kunnen eveneens
een aanvraag indienen. Conform de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt er bij de verdeling van de beschikbare middelen rekening gehouden met een evenwichtige
spreiding over thematische beleidsvoornemens en specifieke aandachtspunten binnen
de thema’s.
5. Thematische invalshoek
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Subsidie kan worden verleend voor initiatieven die vallen binnen één (of meer) van
de volgende thema’sDeze categorisering is gebaseerd op de 'DAC guidelines on poverty
reduction', waarmee aansluiting wordt gezocht bij het armoede mainstreamingsproces
van het Ministerie.:
-
1. Duurzame Economische Ontwikkeling
-
2. Menselijke Ontwikkeling
-
3. Sociaal-culturele Ontwikkeling
-
– Basic Education
-
– Cultuur
-
– Communicatie
-
4. Politieke Ontwikkeling
-
– Mensenrechten
-
– Goed bestuur
-
5. Vrede en veiligheid
-
6. Milieu en Water
-
7. Gendergelijkheid
De thematische beleidsvoornemens zijn uitgewerkt in het overzicht behorend bij het
beleidskader.
Voor voorstellen die niet onder te brengen zijn in een (of enkele) van de genoemde
thematische invalshoeken en die zijn gericht op maatschappijopbouw, capaciteitsversterking
van CSO’s, of kennisontwikkeling en -uitwisseling vanuit een integrale ontwikkelingsbenadering
is er een beperkte ‘open thematische categorie’. Deze aanvragen zullen op dezelfde
wijze worden beoordeeld als de aanvragen die onder specifieke thema’s vallen.
6. Subsidievormen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Zowel instellingssubsidie als programmafinanciering zijn mogelijk.
Onder instellingssubsidie wordt verstaan: een subsidie aan een organisatie om het geheel van voorgenomen activiteiten
te kunnen uitvoeren. Voor instellingssubsidie komen in aanmerking organisaties die
structurele armoedebestrijding als hoofddoelstelling hebben, indien de organisatie
zowel beleidsmatig als beheersmatig een bewezen track-record heeft. Aangezien een
instellingssubsidie een bijdrage is voor de uitvoering van het gehele activiteitenpakket
van een instelling, bestaat daarnaast geen plaats voor andere door of namens de Minister
verstrekte subsidies aan dezelfde instellingDe enige uitzonderingen zijn noodhulp,
technische assistentie via PSO. Voorts blijft de mogelijkheid bestaan tot het verwerven
van additionele geldmiddelen in het kader van een - commerciële - opdrachtrelatie,
namelijk als betaling voor aan de Minister geleverde diensten..
Onder programmafinanciering wordt verstaan: een subsidie aan een organisatie om een samenhangend deel van het
totaal van activiteiten van die organisatie uit te kunnen voeren.
7. Procedure
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het Beleidskader TMF betreft het Nederlandse Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ten
aanzien van maatschappelijke organisaties, thema’s en doelgroepen zoals in dit beleidskader
omschreven en zal derhalve door het Departement en de ambassades als zodanig worden
gehanteerd.
De hierna volgende procedure voor subsidieaanvragen geldt alleen voor fondsen uit
de centrale middelen. Landenspecifieke aanvragen komen niet in aanmerking voor financiering
uit centrale middelen, maar moeten worden ingediend bij de betreffende Nederlandse
vertegenwoordiging. Deze aanvragen zullen volgens de criteria en prioriteiten van
de bilaterale programma’s worden beoordeeld.
Jaarlijks wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het daaropvolgende jaar.
Aanvragen worden eenmaal per jaar in behandeling genomen, de sluitingsdatum voor aanvragen
is 15 mei. Besluitvorming door de Minister vindt plaats vóór 1 oktober.
De subsidieaanvragen worden ontvangen op een centraal punt op het Ministerie. Vervolgens
worden de aanvragen gecontroleerd op volledigheid. Zonodig wordt (niet meer dan één
keer) aanvullende informatie opgevraagd bij de subsidieaanvrager. Daarna worden de
aanvragen getoetst aan de in hoofdstuk 8 aangegeven drempelcriteria. Wordt hieraan
voldaan, dan wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld op basis van het TMF-beleidskader
en de geldende subsidieregelgeving.
De Minister beslist vóór 1 oktober over de verlening van subsidies.
Het Ministerie voert een beleidsdialoog met maatschappelijke organisaties die subsidie
ontvangen over (voorgenomen wijzigingen in) het Beleidskader TMF. Daarnaast worden
er thematische beleidsdialogen gehouden. Deze gesprekken hebben betrekking op de uitvoering
van programma’s en andere beleidsinhoudelijke zaken. Bovendien worden er met individuele
organisaties voortgangsgesprekken gehouden. Jaarverslagen e.d. komen daarbij aan de
orde. Dit kan per groep organisaties maar ook met individuele organisaties plaatsvinden.
8. Toetsing
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Aanvragen worden allereerst getoetst aan de drempelcriteria, genoemd in paragraaf
8.1. Aanvragen die daar niet aan voldoen, worden niet verder beoordeeld. Voldoet een
subsidieaanvraag wel, dan wordt er vervolgens getoetst op twee onderdelen die beide
evenveel gewicht in de schaal leggen:
8.1. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
1.1 De organisatie is een niet-overheidsorganisatie zonder winstoogmerk
-
1.2 De organisatie bezit rechtspersoonlijkheid
-
1.3 De organisatie is een niet-lokale organisatieEen lokale organisatie is een organisatie
gevestigd in een ontwikkelingsland die alleen werkzaam is binnen het land van vestiging.
die zich inzet voor structurele vermindering van armoede in ontwikkelingslanden
-
1.4 De maximale tijdsduur voor de subsidie is vier jaar
-
1.5 Een organisatie kan slechts één subsidie tegelijkertijd uit TMF ontvangen
-
1.6 De ondergrens voor een subsidieaanvraag is € 100.000
-
1.7 Een aannemelijke eigen financiële bijdrage en/of financiering door derdenDat wil zeggen,
fondsen afkomstig uit andere bronnen dan de dienstonderdelen van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken. van minimaal 35% van de jaarlijkse uitgaven van de aanvragende
organisatie
-
1.8 De aanvraag betreft geen initiatieven die primair gericht zijn op directe dienstverlening,
welzijn, of investeringen
-
1.9 De aanvraag betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen
-
1.10 De aanvraag betreft geen initiatieven die primair gericht zijn op studiemogelijkheden
of onderzoek
-
1.11 De aanvraag is niet landenspecifiek, met uitzondering van wederopbouw na conflict
(N.B. de aanvraag moet activiteiten in twee of meerdere landen betreffen)
-
1.12 Het voorstel past binnen de thematische beleidsvoornemens of de open categorie.
8.2. Beoordelingscriteria betreffende de eigenschappen en kwaliteit van de aanvragende
organisatie (voor toelichting: zie het aanvraagstramien)
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
2.1 Mate van draagvlak in de Nederlandse samenleving
-
2.2 Geschiedenis en relatie van de missie met armoedebestrijding
-
2.3 Gehanteerde interventiestrategie (vertaling van de missie in strategie en resultaten)
-
2.4 Aard en kwaliteit van de relaties met partnerorganisaties
-
2.5 Aard en kwaliteit van de relaties met derden
-
2.6 Impact en duurzaamheid van behaalde resultaten
-
2.7 De mate waarin de organisatiestructuur en -cultuur bijdragen aan efficiënte dienstverlening
-
2.8 Kwaliteit van het beleid t.a.v. personeel en innovatie ten dienste van doelmatigheid
-
2.9 De wijze waarop inhoud wordt gegeven aan monitoring, evaluatie en kwaliteitsmanagement
-
2.10 Kwaliteit van het financieel en administratief management.
8.3. Beoordelingscriteria betreffende de inhoud en kwaliteit van de subsidieaanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
3.1 Ontwikkelingsrelevantie – bijdrage aan armoedebestrijding
-
3.2 Bijdrage aan de (thematische) beleidsprioriteiten
-
3.3 Innovatieve karakter van de aanvraag
-
3.4 Bijdrage van de subsidie aan de (duurzame) ontwikkeling van de organisatie
-
3.5 Consistentie en helderheid van het voorstel wat betreft doelen, resultaten, activiteiten
en middelen
-
3.6 Mate waarin de beoogde resultaten specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en
tijdgebonden gedefinieerd zijn
-
3.7 Efficiëntie van de inzet van middelen
-
3.8 De wijze waarop Kwaliteitsbeheer, Monitoring en Evaluatie verankerd zijn in het voorstel
-
3.9 De mate waarin sprake is van een positief hefboomeffect op andere ontwikkelingsinitiatieven
-
3.10 Duurzaamheid van de interventie.
8.4. Aanvullende criteria betreffende instellingssubsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
-
4.1 Organisaties jonger dan vijf jaar komen niet in aanmerking voor instellingssubsidie
-
4.2 Organisaties die structurele armoedebestrijding niet als hoofddoelstelling hebben
en/of die niet primair in DAC 1-landen werken komen niet in aanmerking voor instellingssubsidie
-
4.3 Organisaties waaraan door of namens de Minister andere subsidies verstrekt worden
komen niet in aanmerking voor instellingssubsidie.
Verlening van subsidie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Bij meer kwalitatief voldoende aanvragen dan beschikbare fondsen binnen het subsidieplafond,
zal bij goedkeuring prioriteit gegeven worden aan de mate van de kwaliteit van zowel
de organisatie als het voorgestelde initiatief. Daarnaast zal bij de afweging voor
de goedkeuring rekening gehouden worden met evenwichtige spreiding over doelgroepen,
regio’s, thema’s, aard van de activiteiten, vorm van de subsidie en andere voor de
subsidieverlening relevante invalshoeken, waaronder ook de meerwaarde en doelmatigheid.
Voorts kan de Minister bij de bepaling van de hoogte van een te verlenen subsidie
rekening houden met de (absorptie)capaciteit van de organisatie en de kostenefficiëntie
van de voorgestelde activiteiten.
Dit kan met zich brengen dat een aanvraag slechts gedeeltelijk wordt gehonoreerd.
In dat geval zal de aanvrager verzocht worden binnen een bepaalde termijn een aangepast
voorstel en een aangepaste begroting in de dienen.
9. Kwaliteitsbewaking en ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De subsidie-ontvangende organisaties zijn verantwoordelijk voor een adequaat systeem
van monitoring en evaluatie en voor het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem in samenspraak
met de Minister en andere ‘stakeholders’. Organisaties worden geacht op basis van
bevindingen tijdig bijsturingen te verrichten en hiervoor zonodig toestemming te vragen
van de Minister. De Minister houdt, met name aan de hand van de financiële en inhoudelijke
rapportages, toezicht op de besteding van de middelen en de voortgang en is verantwoordelijk
voor de uiteindelijke vaststelling van de verleende subsidies.
Het kwaliteitssysteem omvat de volgende aspecten:
-
• De organisaties dragen ieder voor zich verantwoordelijkheid voor de eigen bedrijfsprocessen
en resultaten en rapporteren hierover aan de Minister volgens afgesproken inhoudelijke
en financiële standaarden, waarbij onder andere aandacht wordt geschonken aan doeltreffendheid
en doelmatigheid.
-
• De organisaties dragen ieder voor zich zorg voor een adequaat evaluatiesysteem. De
resultaten van evaluaties worden, voorzien van beleidsconclusies, aan de Minister
ter beschikking gesteld.
-
• Eens per vier jaar vindt een externe evaluatie plaats ten behoeve van het vergroten
van het inzicht in de doelmatigheid, doeltreffendheid, lerend vermogen, betrokkenheid
van stakeholders, enz.
10. Tijdpad
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Indienen aanvragen: voor 15 mei.
Vaststellen subsidiebeschikkingen: voor 1 oktober.
Beleidsvoornemens per thema voor het Programma TMF 2005–2008
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
1. Duurzame Economische Ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Najaar 2003 werd de beleidsnotitie ‘Aan elkaar verplicht’ (AEV) goedgekeurd. Het centrale
aandachtspunt voor het beleidsterrein duurzame economische ontwikkeling is de bijdrage
aan een goed lokaal ondernemingsklimaat, via ondersteuning op verschillende interventieniveaus.
Samenwerking in de vorm van partnerschappen van belanghebbenden staat hierbij centraal.
Het beleid is gericht op het leveren van een bijdrage aan duurzame economische ontwikkeling
in ontwikkelingslanden middels het ondersteunen van activiteiten gericht op verbetering
van het ondernemingsklimaat op verschillende niveaus:
-
• De verbetering van de internationale beleidsomgeving d.m.v. bijdragen aan een geïnformeerde
discussie in Nederland en ontwikkelingslanden inzake handelspolitiek, handels- en
investeringsvraagstukken, ten gunste van verbetering van de positie van ontwikkelingslanden.
-
• De verbetering van de nationale beleidsomgeving, waarbij bijgedragen wordt aan capaciteitsopbouw
voor beleidsontwikkeling en operationalisering op het gebied van duurzame economische
groei.
-
• Versterking van ondernemersschap en bedrijfsontwikkeling in ontwikkelingslanden.
De activiteiten leveren een bijdrage ten behoeve van beleidsontwikkeling op een van
de bovengenoemde terreinen.
De subsidieaanvragen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
• De activiteiten hebben een katalyserende werking, d.w.z. met behulp van de activiteit
wordt een breder scala aan mogelijkheden geschapen, dan wel worden andere openingen
geboden voor ondersteuning door derden.
-
• De activiteit moet een aantoonbare bijdrage leveren aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden.
Voorts strekt het volgende uitgangspunt tot aanbeveling:
-
• Het betreft innovatieve activiteiten. Met behulp van de opgebouwde ervaring wordt
een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van nieuwe inzichten, nieuwe benaderingswijzen,
nieuwe methodes & methodologie, die indien succesvol vervolgens op bredere schaal
toepasbaar zijn.
2. Menselijke Ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
HIV/AIDS en reproductieve en seksuele gezondheid zijn prioritaire thema’s in het beleid
dat is vastgelegd in de notitie AEV. Voor beide thema’s is een functionerende gezondheidszorg
een noodzakelijke voorwaarde.
Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen moeten aansluiten bij beleid, dat
onder de sub-thema’s is omschreven. Daarnaast moet aan de volgende voorwaarden worden
voldaan:
-
• Activiteiten moeten meerdere landen bestrijken en een toegevoegde waarde hebben die
het landenniveau overstijgt.
-
• Activiteiten moeten een aantoonbare bijdrage te leveren aan structurele armoedevermindering.
-
• Activiteiten moeten een aanwijsbare bijdrage leveren aan capaciteitsopbouw, beleidsbeïnvloeding
en/of beleidsontwikkeling op globaal, regionaal en/of nationaal niveau.
-
• Activiteiten moeten een innovatief karakter hebben.
Reproductieve en seksuele gezondheid
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het beleid op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid richt zich op het
mogelijk maken dat mensen (mannen en vrouwen) een gezond en veilig seksueel en reproductief
leven kunnen leiden zonder angst voor seksueel geweld en besmetting met seksueel overdraagbare
ziekten; dat ze in vrijheid kunnen bepalen of ze kinderen willen, wanneer en hoeveel
en dat ze deze op veilige en gezonde wijze kunnen krijgen; dat er goede, vakkundige
begeleiding is voor, tijdens en na de zwangerschap; dat jongeren toegang hebben tot
informatie en diensten die zijn toegesneden op hun behoeften.
Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, dienen aan te sluiten bij het
hierboven omschreven beleid en geven ook specifieke aandacht aan jongeren. De activiteiten
zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe inzichten en programma’s op gebied van:
-
– reproductieve en seksuele rechten, inclusief de bestrijding van seksuele uitbuiting
en misbruik;
-
–
safe motherhood and care for the newborn, inclusief malaria preventie en de verbetering van de voedingstoestand van meisjes,
vrouwen en zuigelingen;
-
– family planning;
-
– voorkómen van onveilige abortus en bestrijden van de gevolgen;
-
– stimuleren public-private partnerships op het gebied van reproductieve gezondheid.
HIV/AIDS
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het beleid en ook de beleidsvoornemens 2002–2004 zijn vastgelegd in de notitie: ‘Gevecht
tegen AIDS: de derde ronde 1998–2001’. De doelstellingen van het HIV/AIDS-beleid omvatten
enerzijds het voorkomen van de verdere verspreiding van de HIV/AIDS-epidemie en anderzijds
het verminderen van de nadelige gevolgen van de epidemie voor het individu en samenleving.
Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, dienen aan te sluiten bij het
hierboven omschreven beleid, zijn innovatief en dragen bij aan nieuwe inzichten op
gebied van:
-
– destigmatisering;
-
– HIV-preventie, inclusief ‘harm reduction’, en met speciale aandacht voor jongeren;
-
– zorg en behandeling, inclusief behandeling van tuberculose en opportunistische infecties
alsmede voeding;
-
– opvang van maatschappelijk gevolgen, met aandacht voor de meest kwetsbare groepen,
waaronder Orphans and other Vulnerable Children (OVC’s);
-
– stimuleren public-private partnerships op het gebied van HIV/AIDS.
Basisgezondheidszorg in relatie tot Reproductieve Gezondheid en HIV/AIDS
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Functionerende voorzieningen voor basisgezondheidszorg zijn een noodzakelijke voorwaarde
voor dienstverlening op gebied van reproductieve gezondheid en HIV/AIDS. Speciale
nadruk ligt daarbij op de toegang van arme bevolkingsgroepen tot gezondheidsvoorzieningen.
Tevens wordt aandacht gegeven aan gezondheidsproblemen die arme mensen onevenredig
zwaar treffen.
Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, dienen aan te sluiten bij het
hierboven omschreven beleid, zijn innovatief, versterken de armoedefocus in de gezondheidssector
en dragen bij aan nieuwe inzichten en capaciteitsopbouw op gebied van:
-
– vergroten van de rol van maatschappelijk middenveld in beleidsprocessen;
-
– institutionele versterking van de gezondheidssector met speciale aandacht voor kwaliteit
van en toegang tot gezondheidszorg, financiering en menskracht.
3. Sociaal-culturele Ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Basic Education
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het beleid ten aanzien van basic education is verwoord in het sector-beleidsdocument
‘Onderwijs is een recht van iedereen’ (1999) en in de beleidspaper ‘Basic education
and poverty reduction’ (2001). In aansluiting op internationaal gemaakte afspraken
omvat basic education de volgende onderdelen:
-
– de algehele vorming en ontwikkeling van zeer jonge kinderen;
-
– formeel en non-formeel basis of primair onderwijs van kinderen;
-
– volwassenonderwijs gericht op het versterken van de economische, politieke en sociale
weerbaarheid;
-
– lager beroepsonderwijs en alternatieve onderwijsvormen voor buitenschoolse kinderen
en ongeschoolde jongeren in basiskennis en -vaardigheden.
Doel van het sectorbeleid is bijdragen aan de verbetering van de toegang, kwaliteit
en relevantie van basic education; het bevorderen van gelijke kansen voor kansarme
bevolkingsgroepen en het terugdringen van de genderongelijkheid in de deelname aan
onderwijs.
De uitvoering van het beleid richt zich voornamelijk op het ondersteunen van overheden
door middel van de sectorale benadering, zodat deze in staat zijn om uitvoering te
geven aan het nationale onderwijshervormingsbeleid. Financiering verloopt vooral via
sectorale of sub-sectorale programma- of begrotingssteun.
Activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen dienen te voldoen aan de onderstaande
punten:
-
• Aansluiten bij het hierboven genoemde beleid en dus deel uitmaken van het onderwijssectorplan
van de overheid en, meer specifiek, ondersteunen van de door hen gestelde prioriteiten
daarbinnen.
-
• Activiteiten dienen uitgevoerd te worden met lokale, regionale en/of nationale overheden.
-
• Activiteiten zijn innovatief en leveren relevante ervaringen en belangrijke nieuwe
inzichten op, die bijdragen aan inhoudelijke kwaliteitsverbetering van het onderwijs
binnen het door de betreffende overheden uit te voeren beleid.
-
• Activiteiten dragen bij aan capaciteitsopbouw van de civil society met het doel hun
rol in de beleidsdialoog met de overheid te versterken.
-
• Activiteiten bieden garanties van duurzaamheid door middel van een geïntegreerde aanpak.
-
• Specifieke aandacht voor de meest kansarme groepen heeft prioriteit.
Cultuur
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het programma Cultuur en Ontwikkeling gaat uit van twee doelstellingen:
-
1. Het versterken van de culturele identiteit en de bevordering van het cultureel zelfbewustzijn
van gemeenschappen in ontwikkelingslanden (met respect voor de autonomie van individuen).
-
2. Het bevorderen van begrip tussen verschillende culturen.
Activiteiten, die voor subsidiëring in aanmerking willen komen, moeten strekken tot
of dienstig zijn aan:
-
– bevordering van culturele activiteiten en samenwerking in en met ontwikkelingslanden
die een bijdrage kunnen leveren aan de wisselwerking tussen cultuur en ontwikkeling,
of
-
– versterking en/of ontwikkeling van de culturele identiteit en het cultureel zelfbewustzijn
van gemeenschappen in ontwikkelingslanden en bevordering van begrip tussen culturen.
Het programma Cultuur en Ontwikkeling richt zich bij voorkeur op activiteiten in die
landen waarmee structureel wordt samengewerkt.
Daarnaast kunnen activiteiten worden gesteund die een regionaal of wereldwijd karakter
hebben, indien deze op een of andere wijze gerelateerd zijn aan onderwerpen en landen
zoals hierboven aangegeven
Communicatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het beleid is erop gericht communicatieprocessen in ontwikkelingslanden te bevorderen
die de participatie vergroten van burgers in het publiek debat en in het vaststellen
van prioriteiten voor ontwikkeling, enerzijds door onafhankelijke en professionele
media te stimuleren en anderzijds door het bevorderen van toegang tot en gebruik van
moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT) ten behoeve van ontwikkelingsprocessen.
Daartoe worden activiteiten gesubsidieerd gericht op of ter bevordering van:
-
• Professionalisering en kwaliteitsverbetering van media en training van media-professionals.
-
• Onafhankelijkheid van het medialandschap en vrijheid en pluriformiteit in de meningsuiting.
-
• Innovatief gebruik van moderne informatie- en communicatietechnologie voor ontwikkelingsprocessen
door lokale organisaties, beleidsmakers en stakeholders.
-
• Bevorderen dat media tevens als communicatieplatform fungeren voor burgers en het
maatschappelijk middenveld.
Vraaggerichtheid en lokaal ownership staan als beleidsuitgangspunten centraal. Opbouw
van institutionele capaciteit op bovengenoemde terreinen in ontwikkelingslanden zelf
is dan ook een belangrijk criterium.
4. Politieke Ontwikkeling
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Mensenrechten
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Hoofddoel van het beleid is bevordering van het respect voor en de naleving van mensenrechten.
Een uitwerking van het beleid is vastgelegd in de Mensenrechtennotitie 2001.
De subsidiefondsen voor mensenrechtenactiviteiten vinden hun oorsprong in zowel het
non-ODA als ODA-deel van de begroting van Buitenlandse Zaken. Het Programma TMF richt
zich alleen op het ODA-deel van de begroting.
Voor subsidie komen in aanmerking activiteiten die op zo direct mogelijke wijze een
bijdrage leveren aan de bescherming en de bevordering van de naleving van mensenrechten.
Met in achtneming van bovenstaande kan met name worden gedacht aan:
-
1. Verbetering van de bescherming van mensenrechten:
-
– bieden van juridische, medische of psychologische hulp aan slachtoffers van schendingen;
-
– verrichten van onderzoek naar mensenrechtenschendingen;
-
– documenteren van schendingen;
-
– bestrijden van straffeloosheid.
-
2. Bevordering van de mensenrechten
-
– voorlichting over mensenrechten;
-
– mensenrechteneducatie;
-
– trainingen in het hanteren van mensenrechtennormen;
-
– steunen van onafhankelijke media;
-
3. Institutionele versterking
-
– instandhouding en versterking van institutionele capaciteit van overheden;
-
– instandhouding en versterking van institutionele capaciteit van NGO’s;
-
– advocacy met betrekking tot mensenrechten.
Goed bestuur
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In de subsidieaanvraag dient te worden geëxpliciteerd op welke concrete wijze vorm
wordt gegeven aan een samenwerkingsverband tussen Noord en Zuid gebaseerd op meer
gelijkwaardige relaties en wederzijdse ‘accountability’. Tevens zal door een toenemende
overdracht van beheers-, projectmatige en institutionele verantwoordelijkheden het
streven naar capaciteitsopbouw en verzelfstandiging van zuidelijke organisaties moeten
blijken. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, dienen activiteiten zich bovendien
zo veel als mogelijk in ontwikkelingslanden af te spelen en zich te richten op:
5. Vrede en veiligheid
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Vredesopbouw
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
In de subsidieaanvraag dient te worden geëxpliciteerd op welke concrete wijze vorm
wordt gegeven aan een samenwerkingsverband tussen Noord en Zuid gebaseerd op meer
gelijkwaardige relaties en wederzijdse ‘accountability’. Tevens zal door een toenemende overdracht van beheers-, projectmatige en institutionele
verantwoordelijkheden het streven naar capaciteitsopbouw en verzelfstandiging van
zuidelijke organisaties moeten blijken Om voor subsidiering in aanmerking te komen,
dienen activiteiten zich bovendien zo veel als mogelijk in ontwikkelingslanden af
te spelen en zich te richten op:
• Betrokkenheid van cruciale maatschappelijke organisaties bij het vredesproces
Maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning
van formele vredesprocessen door het entameren van informele vredesdialogen, opbouw
van de benodigde capaciteit en beïnvloeding van de deelnemers aan het officiële vredesproces.
• Versterking van representativiteit en met name de inclusiviteit van bestuur
Een belangrijke oorzaak van interne gewelddadige conflicten is het bestaan van grieven
over verschillende vormen van uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. NGO’s kunnen
zowel op centraal als decentraal niveau een belangrijke positieve bijdrage leveren.
• Betrokkenheid van vrouwen bij vredesopbouw
Interventies in het kader van vredesopbouw die geen rekening houden met ‘gender’verschillen,
lopen het risico minder of niet effectief te zijn. Vrouwenorganisaties dienen worden
te versterkt om als volwaardige partners te kunnen participeren in het vredesopbouwproces.
• Ondersteuning media in conflictgebieden
De media kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan positieve ontwikkelingen voor,
tijdens en na conflicten door onafhankelijke en objectieve berichtgeving. Het betreft
hier niet alleen traditionele maar ook elektronische media.
• Tegengaan van financiering van conflicten
Conflicten kunnen zowel ontstaan uit als bestendigd worden door de aanwezigheid van
natuurlijke hulpbronnen (bijv. olie, diamanten, bossen). Activiteiten die zich richten
tegen gebrek aan transparantie of misbruik van exploitatie-inkomsten kunnen voor subsidie
in aanmerking komen.
• Democratische controle veiligheidssector
In een aantal gevallen kunnen maatschappelijke organisaties een bijdrage leveren aan
noodzakelijke discussies ter bevordering van het democratisch toezicht op de veiligheidssector
en de formulering van de hiervoor benodigde hervormingen.
Rehabilitatie/Wederopbouw na conflict
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het beleid inzake rehabilitatie is vastgelegd in de aan de Tweede Kamer (april 2002)
aangeboden notitie ‘Wederopbouw na conflict’. Mede gezien de financiële beperkingen
en de prioriteit die aan Afrika wordt toegekend, zal Nederlandse steun aan rehabilitatie
in het kader van het Programma TMF zich noodzakelijkerwijs moeten beperken tot de
volgende landen: Burundi, DRC, Somalië en Soedan.
Activiteiten die voor financiering in aanmerking komen, betreffen uitsluitend wederopbouw
na beëindiging van een gewelddadig conflict en dienen zich te richten op:
-
– herstel basisvoorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en water &
sanitatie;
-
– herstel voedselzekerheid;
-
– herstel huisvesting.
Bij de uitvoering van bovengenoemde activiteiten dient lokale capaciteitsopbouw een
belangrijke rol te spelen. In de subsidieaanvraag dient te worden geëxpliciteerd op
welke concrete wijze vorm wordt gegeven aan een samenwerkingsverband tussen Noord
en Zuid gebaseerd op meer gelijkwaardige relaties en wederzijdse ‘accountability’.
Tevens zal door een toenemende overdracht van beheers-, projectmatige en institutionele
verantwoordelijkheden het streven naar capaciteitsopbouw en verzelfstandiging van
zuidelijke organisaties moeten blijken.
6. Milieu en Water
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Het milieu- en waterbeleid beoogt een bijdrage te leveren aan met name de ecologische
component van duurzame ontwikkeling. Het milieubeleid van het DGIS is initieel vastgelegd
in de Notitie ‘Milieu en Armoedebestrijding’ (2001); het waterbeleid in de notities
‘Water for the Future’ (2000), ‘Achieving Water Security’ (2001) en ‘Dutch Development
Assistance to the Water Sector’ (2002). Later is het milieu- en waterbeleid verder
uitgewerkt in de beleidsnotities ‘Duurzame Daadkracht’(2002) en AEV (2003).
In aanmerking komen aanvragen voor activiteiten met betrekking tot:
-
– drinkwater en sanitatie;
-
– kleinschalige initiatieven o.g.v. duurzaam geïrrigeerde landbouw;
-
– duurzaam stroomgebiedbeheer;
-
– capaciteitsopbouw o.g.v. geïntegreerd waterbeheer;
-
– milieutoetsing en daaraan verwante activiteiten;
-
– duurzaam beheer en gebruik van biodiversiteit en bossen;
-
– woestijnbestrijding;
-
– klimaatbeleid;
-
– duurzame toegang tot moderne energiediensten, waar mogelijk met toepassing van duurzame
energietechnologieën;
-
–
environmental health;
-
– technologische vernieuwing;
-
– duurzame handel en investeringen.
De Directie Milieu en Water wil, via het TMF-programma, de totstandkoming van vernieuwende
ontwikkelingsinitiatieven stimuleren (waarbij gedacht wordt aan (o.a.) methodologische
of institutionele vernieuwing). Bij de vaststelling van de toe te kennen bedragen
zal het vernieuwende karakter van de ingediende voorstellen uitdrukkelijk meewegen.
7. Gendergelijkheid
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Hoofddoel van het gendergelijkheid beleid is de bevordering van de integratie van
gendergelijkheid in de volgende hoofdthema’s van BZ: armoedebestrijding, mensenrechten,
vredesopbouw en goed bestuur. Gender wordt binnen het nieuwe beleid vooral gemainstreamd
in de prioriteiten van AEV. Voorstellen dienen een bijdrage te leveren aan deze strategieën
en moeten bijdragen aan de twee hoofdlijnen van het gendergelijkheidsbeleid:
Tevens dienen voorgenomen activiteiten bij te dragen aan de uitvoering van de twaalf
hoofdthema’s van het Beijing Platform for Action.
Algemene voorwaarden voor financiering:
-
• Activiteiten moeten een katalyserende werking te hebben, d.w.z. een extra impuls geven
aan de positieverbetering van vrouwen en gendergelijkheid en leiden tot meer belangstelling
en activiteiten op dit gebied bij overheden, NGO’s en in de maatschappij.
-
• Activiteiten moeten innovatief zijn, d.w.z. niet reeds eerder op de voorgestelde wijze
te zijn aangepakt, interessante ervaringen opleveren voor andere landen en regio’s
of belangrijke nieuwe inzichten verschaffen die bijdragen aan vermindering van genderongelijkheid.
Ook komen in aanmerking voor financiering:
-
• Activiteiten die bijdragen aan versterken en institutionaliseren van genderdeskundigheid
bij nationale, regionale of lokale overheden, NGO’s en andere maatschappelijke instanties
kunnen in aanmerking komen voor financiering als deze instanties bijdragen aan de
voor Nederland prioritaire hoofdthema’s (zie boven).
-
• Activiteiten die de vrouwenbeweging ondersteunen in landen waarmee Nederland een bilaterale
OS-relatie heeft kunnen voor financiering in aanmerking komen.