Veegwet modernisering rechterlijke organisatie

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-06-2011.
Geldend van 01-07-2004 t/m heden

Wet van 13 mei 2004 tot partiële wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke indeling, de Beroepswet, de Wet op de economische delicten en enige andere wetten (Veegwet modernisering rechterlijke organisatie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Beroepswet, de Wet op de economische delicten en enige andere wetten enkele wijzigingen van technische of ondergeschikte aard aan te brengen als gevolg van de modernisering van de rechterlijke organisatie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XVIII

[Red: Wijzigt de Wet van 30 januari 2002 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999–2000 sector Rechterlijke Macht (Stb. 65).]

Artikel XX

Artikel 46n van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing onderscheidenlijk van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar aan wie op grond van de artikelen 46c, 46l of 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren ontslag is verleend vóór inwerkingtreding van deze wet, dan wel te wiens aanzien de tot dat ontslag strekkende vordering, bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, is ingesteld vóór de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel XXI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 mei 2004

Beatrix

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de vijfentwintigste mei 2004

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner