Mandaat- en Machtigingsbesluit Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2005.
Geldend van 01-09-2004 t/m heden

Mandaat- en Machtigingsbesluit Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

staatssecretaris: de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Commissie: de Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap, ingesteld bij de Regeling instelling commissie vervolgonderzoek rekenschap van 1 mei 2003/PDR/DIR/03/19688, gepubliceerd in de Staatscourant van 2 mei 2003, nr. 84 nadien gewijzigd bij regeling van 5 juli 2004, kenmerk 5 juli 2004/PDR/Dir/04/32757 gepubliceerd in de Staatscourant van 8 juli 2004, nr. 128;

instelling: bekostigde instelling als bedoeld in de artikelen 1.3.1, 1.3.3, 12.3.8 en 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, landelijk orgaan als bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en instelling als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

instellingsbestuur:

  • voorzover het een bijzondere instelling voor hoger onderwijs betreft: het bestuur van de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waarvan die instelling uitgaat;

  • voorzover het een openbare instelling voor hoger onderwijs, uitgaande van een gemeente, betreft: het college van burgemeester en wethouders voorzover de raad niet anders bepaalt en, indien de raad dit wenselijk acht, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

  • voorzover het een openbare instelling voor hoger onderwijs betreft, uitgaande van een openbaar lichaam ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling: het krachtens de desbetreffende regeling bevoegde orgaan;

  • voorzover het een openbare instelling voor hoger onderwijs met rechtspersoonlijkheid betreft: het ingevolge de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek terzake bevoegde orgaan.

Artikel 2

Voorzover het onderzoek van de Commissie betrekking heeft op de sector van het hoger onderwijs verleent de staatssecretaris machtiging en mandaat aan de Commissie om ten behoeve van de uitvoering van haar onderzoek op grond van de artikelen 9.6, derde lid, 9.9, tweede lid, 9.51, vijfde lid, 10.6, 10.8, vierde lid en 10.10, vijfde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten en hogescholen inlichtingen te vragen. Het college van bestuur, de raad van toezicht respectievelijk het instellingsbestuur verstrekt de gevraagde inlichtingen rechtstreeks aan de Commissie.

Artikel 3

Voorzover het onderzoek van de Commissie betrekking heeft op de sector van de educatie en het beroepsonderwijs vervult de Commissie haar taak op basis van artikel 2.5.6 dan wel artikel 2.5.10, eerste lid, juncto artikel 2.5.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Het bevoegd gezag van de instelling onderscheidenlijk het landelijk orgaan verstrekt conform het bepaalde in artikel 2.5.6 van genoemde wet aan de Commissie alle inlichtingen die de Commissie voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt. De Commissie krijgt desgevraagd inzage in informatie, boeken en bescheiden.

Artikel 4

De Commissie oefent de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 2 en 3 slechts uit voorzover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is. Bij een verzoek aan een instelling om inlichtingen te verstrekken geeft zij de grondslag aan op grond waarvan dat verzoek wordt gedaan en met welk doel de inlichtingen worden gevraagd.

Dit besluit zal in de Staatscourant en in het Gele Katern worden geplaatst.

Den Haag, 7 juli 2004

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

M. Rutte