Besluit instelling Commissie evaluatie Wet op het Notarisambt

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-08-2015 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-09-2004 t/m heden

Besluit instelling Commissie evaluatie Wet op het Notarisambt

De Minister van Justitie,

Overwegende,

– dat zich ten aanzien van het notarisambt, zowel nationaal als internationaal diverse ontwikkelingen voordoen;

– dat door de Commissie monitoring notariaat in 2003 diverse aanbevelingen zijn gedaan omtrent marktwerking in het notariaat;

– dat het wenselijk is te komen tot een daadwerkelijke evaluatie van de Wet op het notarisambt,

waarbij de vragen centraal staan of de geïntroduceerde marktwerking de beoogde effecten heeft gehad, en of de ten aanzien van de verschillende aspecten van de beroepsuitoefening in de wet verankerde mix tussen publiek en privaat voldoende evenwichtig is;

Besluit:

Artikel 1

  • 2 De commissie heeft tot taak te onderzoeken of en in hoeverre:

    • de benoemingsvereisten tot notaris adequaat zijn;

    • de geïntroduceerde marktwerking in het notariaat de beoogde effecten heeft gehad;

    • ten aanzien van de verschillende aspecten van de beroepsuitoefening de in de wet verankerde mix tussen het publieke domein en het private domein voldoende evenwichtig is met het oog op een efficiënte borging van het publieke belang van rechtszekerheid;

    • de mogelijkheid moet bestaan dat een notaris in loondienst werkzaam is van een niet–notaris;

    • de wijze waarop de ministerieplicht is vormgegeven voldoet;

    • betaling van goodwill bij overname van een notarispraktijk toelaatbaar moet worden geacht;

    • invoering van een intercollegiale toetsing in het kader van het borgen van de kwaliteit van de notariële beroepsuitoefening mogelijk is;

    • het bestaan van inkoopmacht bij de gebruikers van notariële diensten in overeenstemming is met de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de notaris;

    • de leeftijdgrens van 65 jaar voor het uitoefenen van het notarisambt voldoet;

    • het mogelijk is om via pro-competitieve maatregelen de positie van de consument te versterken door het vergroten van hun keuzevrijheid met betrekking tot de notariële dienstverlening en het bevorderen van transparantie in de verhouding prijs en kwaliteit.

Artikel 2

  • a. Lid, tevens voorzitter:

    • Mr. A. Hammerstein, per 1 augustus 2004 President Gerechtshof Arnhem;

  • b. als leden:

    • Mr. Ir. J. Bezemer, lid Provinciale Staten Noord Holland;

    • Mr. F.W.H. van den Emster, president rechtbank Rotterdam;

    • Prof. mr. E.H. Hondius, hoogleraar burgerlijk recht aan de Universiteit van Utrecht;

    • Prof. mr. M.J.A. van Mourik, hoogleraar notarieel recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen;

  • c. als adviserende leden:

    • Mw. mr. M. Brandsma, directeur directie Toegang Rechtsbestel van het Ministerie van Justitie, adviserend lid;

    • Drs. M.A.H.M. Hameleers MPA, lid managementteam Directie Marktwerking van het Ministerie van Economische Zaken, adviserend lid;

    • Mr. P. Kole, directeur algemene zaken, van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, adviserend lid met als plaatsvervanger;

    • Prof. mr. G.J.C. Lekkerkerker, directeur juridische zaken van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie;

  • d. Secretariaat:

    • Mr. P. Dessé, werkzaam bij de directie Toegang Rechtsbestel, Ministerie van Justitie, secretaris;

    • Mr. C.P. Bierhuize, werkzaam bij de directie Toegang Rechtsbestel, Ministerie van Justitie, adjunctsecretaris.

In de commissie hebben zitting:

Artikel 3

  • 1 De commissie zal vóór 1 juli 2005 haar rapport aan de Minister van Justitie uitbrengen.

  • 2 De commissie zal aan de Minister advies uitbrengen met betrekking tot de in artikel 1, tweede lid, vermelde onderwerpen, en indien haar onderzoek daartoe aanleiding geeft, andere onderwerpen die in de wet geregeld moeten worden in verband met de goede vervulling van het notarisambt.

Artikel 4

De leden van de Commissie evaluatie Wet op het notarisambt ontvangen vacatiegelden op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop voor het Ministerie van Justitie geldende bepalingen, waarbij de Commissie als ‘zwaar’ in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. Daarnaast hebben zij recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland.

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 9 juli 2004

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner