Regeling eisen keuringsinstanties Spoorwegwet

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-06-2014 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Regeling houdende nadere eisen aan keuringsinstanties als bedoeld in artikel 93 van de Spoorwegwet (Regeling eisen keuringsinstanties Spoorwegwet)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op het Besluit nr. 93/465/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (PbEG L 220), artikel 93, tweede lid, van de Spoorwegwet en artikel 30, derde lid, van het Besluit spoorweginfrastructuur;

Besluit:

Artikel 2

De instantie legt, onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, bij de aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 93 van de wet, een volledig ingevuld aanvraagformulier overeenkomstig de bijlage van deze regeling over.

Artikel 3

De instantie en het met de keuringen belaste personeel daarvan die blijkens een of meer geldige documenten voldoen aan de Europese normen van de EN 45000-serie, voldoen aan de eisen van bijlage VII van de richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG.

Artikel 4

De instantie beschikt over een kwaliteitsbeheersysteem, dat omvat:

  • a. een keuringsbeleid dat door het hoofd van de instantie is goedgekeurd en waarvan het met de keuringen belaste personeel op de hoogte is gesteld;

  • b. een regeling van beschikbaarheid van documentatie betreffende internationale en nationale regelingen op het gebied van keuring van spoorweginfrastructuur, spoorvoertuigen en onderdelen daarvan;

  • c. procedures om te voldoen aan bestaande, nieuwe en gewijzigde technische normen als vastgelegd in internationale en nationale regelingen op het gebied van keuring van spoorweginfrastructuur, spoorvoertuigen en onderdelen daarvan;

  • d. programma's voor de opleiding van het met de keuringen belaste personeel en systemen om ervoor te zorgen dat dit personeel terzake kundig blijft en dat taken dienovereenkomstig worden uitgevoerd;

  • e. procedures om de kwaliteit voor uitbestede werkzaamheden inzake de beoordeling van de overeenstemming op grond van artikel 93, eerste lid, onderdelen a en b van de wet te waarborgen;

  • f. procedures om de onafhankelijkheid van de instantie, van de directie daarvan en van het met de keuringen belaste personeel te waarborgen;

  • g. procedures om te waarborgen dat het met de keuringen belaste personeel geheimhouding betracht van hetgeen het bij de uitoefening van die keuringen, verneemt;

  • h. regelingen voor het verschaffen van voldoende informatie binnen de instantie en voor afstemming van het keuringsbeleid met andere instanties belast met keuringen;

  • i. voorzieningen voor periodieke interne controles met betrekking tot het kwaliteitsbeheersysteem.

Artikel 5

Het is de instantie verboden haar werkzaamheden inzake de beoordeling van de overeenstemming op grond van artikel 93, eerste lid, onderdelen a en b van de wet uit te besteden aan ondernemingen, die:

  • a. niet voldoen aan de Europese normen van de EN 45000-serie;

  • b. deze werkzaamheden aan derden uitbesteden.

Artikel 6

  • 1 De instantie voert een deugdelijke registratie terzake van:

    • a. de door haar uitbestede werkzaamheden inzake de beoordeling van de overeenstemming op grond van artikel 93, eerste lid, onderdelen a en b van de wet;

    • b. de ondernemingen waaraan de werkzaamheden zijn uitbesteed;

    • c. de wijze waarop zij heeft geverifieerd dat de ondernemingen voldoen aan de Europese normen van de EN 45000-serie en dat deze ondernemingen de werkzaamheden niet aan derden uitbesteden.

  • 2 De instantie zendt jaarlijks voor 1 maart aan de Minister een overzicht van de gegevens bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 7

De instantie zendt aan de Minister afschrift van:

Artikel 8

De instantie brengt jaarlijks voor 1 maart schriftelijk verslag uit aan de Minister over de door haar in het voorgaande kalenderjaar verrichte werkzaamheden.

Artikel 10

De instantie doet binnen een maand nadat zich wijzigingen hebben voorgedaan in de gegevens die vermeld waren bij de aanvraag bedoeld in artikel 2, mededeling daarvan aan de Minister.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 93 van de Spoorwegwet in werking treedt.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs