Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 03-05-2014 en zichtdatum 13-11-2024.
Geldend van 20-08-2013 t/m 30-09-2015

Regeling, houdende vaststelling van regels omtrent de medische geschiktheid en de medische keuring van zeevarenden (Keuringsreglement voor de Zeevaart 2005)

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 1a

  • 1 Een door de minister als keuringsarts aangewezen geneeskundige voldoet aan de voorwaarden opgenomen in bijlage 4.

  • 2 Een door de minister als keuringsarts erkend geneeskundige voldoet aan de voorwaarden opgenomen in bijlage 5.

Artikel 2. Bij keuring over te leggen en te controleren bescheiden

  • 1 Voorafgaand aan de keuring controleert de keuringsarts:

    • a. het monsterboekje of het in artikel 38, eerste lid, van de wet bedoelde document van de keurling, of

    • b. ingeval de keurling nog niet in het bezit is van een monsterboekje of een document als bedoeld in onderdeel a, de verklaring door of namens de scheepsbeheerder dat de keurling in dienst is of komt, vergezeld van een geldig identiteitsbewijs, of

    • c. het bewijs van aanmelding van de keurling bij een erkende opleiding voor zeevarenden, vergezeld van een geldig identiteitsbewijs.

  • 2 De keuringsarts controleert verder:

Artikel 3. Keuring en geneeskundig onderzoek

  • 1 De keuring vindt plaats met inachtneming van de keuringsaanwijzingen en overeenkomstig de medische maatstaven, opgenomen in bijlage 1, onderscheidenlijk bijlage 2. Instructies van de Medisch Adviseur Scheepvaart worden opgevolgd.

  • 2 Bij de keuring maakt de keuringsarts gebruik van het keuringsformulier.

    De keuringsarts bewaart het Keuringsformulier en eventuele andere stukken, betrekking hebbende op het onderzoek, gedurende de termijn en op de wijze, bepaald bij of krachtens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

  • 3 De keuring van de algemene lichamelijke geschiktheid omvat een onderzoek naar de voorheen doorgemaakte ziekten en overkomen ongevallen (anamnese), de in de familie voorkomende erfelijke en chronische ziekten (familie-anamnese), een algemene beoordeling van de geestelijke gesteldheid van de keurling, bepaling van de bloedgroep indien niet bekend, chemisch onderzoek van urine en onderzoek op tuberculose, alsmede een algemeen onderzoek van het lichaam, van het gezichtsorgaan en het gehoororgaan op een dusdanige wijze dat kan worden vastgesteld of de kandidaat voldoet aan de maatstaven, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 4. Specialistisch rapport of deelonderzoek

  • 1 Indien in bijlage 2 een specialistisch rapport is voorgeschreven of bij twijfel omtrent het voldoen aan de maatstaven, vraagt de keuringsarts informatie op bij de behandelend arts. Bij het ontbreken van voldoende informatie verwijst de keuringsarts de keurling voor een deelonderzoek naar een specialist.

  • 2 De keuring wordt door de keuringsarts afgerond na ontvangst van de informatie van de behandelend arts of de uitslag van het specialistisch deelonderzoek.

Artikel 5. Afgifte geneeskundige verklaring bij goedkeuring

  • 1 De keuringsarts die een keuring heeft verricht waarvan de uitslag gunstig is, overhandigt aan de keurling een geneeskundige verklaring voor de zeevaart. Op de verklaring worden functiecategorie, geldigheidsduur en -gebied vermeld.

  • 2 De keuringsarts bekrachtigt de geneeskundige verklaring met zijn handtekening en naamstempel.

Artikel 6. Verklaring van medische ongeschiktheid

  • 1 Indien de afgifte van een geneeskundige verklaring moet worden geweigerd, deelt de keuringsarts dit aan de keurling mede onder vermelding van de reden of redenen tot afkeuring.

  • 2 De weigering kan slechts geschieden indien de volledige keuring is uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 3 en 4.

  • 3 De keuringsarts deelt tevens mede dat de keurling recht heeft op een herkeuring.

  • 4 Van iedere afkeuring voor de zeevaart doet de keuringsarts onverwijld mededeling aan de Medisch Adviseur Scheepvaart door middel van een verklaring van medische ongeschiktheid, waarin de reden of redenen tot afkeuring zijn vermeld.

  • 5 De keuringsarts overhandigt aan de keurling een exemplaar van het de verklaring van medische ongeschiktheid en vermeldt daarop de reden of redenen tot afkeuring.

  • 6 Indien de keuringsarts bij een tussentijds onderzoek op grond van artikel 23 van de wet bemerkt dat de keurling tijdelijk dan wel blijvend ongeschikt is voor de zeevaart, handelt hij als beschreven in het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel.

  • 7 De keurling die een herkeuring wenst, richt zich daartoe tot een scheidsrechter onder overlegging van diens exemplaar van het de verklaring van medische ongeschiktheid.

Artikel 7. Herkeuring

  • 1 Na afgifte van een verklaring van tijdelijke ongeschiktheid kan herkeuring uitsluitend plaatsvinden door dezelfde keuringsarts die de keurling ongeschikt heeft bevonden, tenzij hij gebruik wenst te maken van het recht tot herkeuring door een aangewezen scheidsrechter.

  • 2 Na afgifte van een verklaring van blijvende ongeschiktheid kan herkeuring uitsluitend plaatsvinden door een aangewezen scheidsrechter.

Artikel 8. Handelwijze scheidsrechter bij herkeuring

  • 1 Bij het uitvoeren van de herkeuring zijn de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat reeds door de keuringsarts in orde bevonden onderdelen van de keuring niet behoeven te worden herhaald, tenzij over de uitslag twijfel bestaat.

  • 2 In voorkomende gevallen kan de herkeuring bestaan uit het uitsluitend beoordelen van de ter beschikking staande medische gegevens.

  • 3 Bij goedkeuring is artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Voor de afgifte van een ontheffing brengt de scheidsrechter advies uit aan de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Artikel 9. Onderzoek op tuberculose

  • 1 Aan keurlingen, afkomstig uit of wonend in een risicogebied, kan een geneeskundige verklaring zeevaart uitsluitend worden afgegeven na een gunstige uitslag van het onderzoek op tuberculose.

  • 2 Keurlingen, niet afkomstig uit een risicogebied, kunnen afzien van het onderzoek op tuberculose.

  • 3 Indien de keurling heeft afgezien van het onderzoek op tuberculose, wordt op de geneeskundige verklaring het vaargebied beperkt tot reizen tussen havens in Noord- en West-Europa gelegen tussen Kirkeness en Gibraltar, in de Oostzee begrensd tot 28° OL, en havens aan de noordelijke kust van de Middellandse Zee.

Artikel 10

De resultaten van de keuringen van zeevarenden die een functie uitoefenen als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, en van zeevarenden met veiligheids- of beveiligingstaken, worden door de keuringsarts onverwijld aangetekend in het daarvoor bestemde register. Instructies van de Medisch Adviseur Scheepvaart worden opgevolgd.

Artikel 11. Formulieren

  • 1 Het model voor de geneeskundige verklaring zeevaart is het model zoals opgenomen in bijlage 3.

  • 3 De keuringsarts maakt uitsluitend gebruik van de formulieren voor de geneeskundige verklaring, de verklaring van medische ongeschiktheid en het keuringsformulier die hem door de Medisch Adviseur Scheepvaart worden verstrekt.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Keuringsreglement voor de zeevaart 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Bijlage 1

Keuringsaanwijzingen

Het handhaven en bevorderen van de veiligheid op zee houdt onder andere in een zorgvuldig periodiek geneeskundig onderzoek van zeevarenden.

In het algemeen dient de betrokkene om in aanmerking te komen voor een geneeskundige verklaring vrij te zijn van enige afwijking, ziekte of verwonding die een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmert of waarvan het aannemelijk is dat die door werkzaamheden op zee dusdanig wordt verergerd dat hij (zij) daardoor ongeschikt wordt voor deze werkzaamheden.

Zijn (haar) aanwezigheid aan boord mag geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de andere opvarenden.

Van groot belang daarbij is vooral het tijdig herkennen en (laten) behandelen van die aandoeningen die een duidelijke risicoverhogende factor zijn.

Een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, dient daarnaast te allen tijde in staat te zijn om adequaat te handelen in geval van nood. Hij moet daarbij niet alleen in staat zijn zichzelf in veiligheid te stellen, maar moet kunnen assisteren bij het bestrijden van brand en het lanceren van reddingmiddelen en moet medebemanningsleden en overige opvarenden kunnen assisteren.

Beoordeling van ervaren zeevarende

Bij het beoordelen van de geschiktheid van diegenen die al geruime tijd een zeevarend beroep hebben uitgeoefend, is het in een aantal gevallen billijk om enige soepelheid te betrachten.

Voor het incidenteel en in een individueel geval toch afgeven van een geneeskundige verklaring van geschiktheid bij een reden van ongeschiktheid, is vereist dat daarover tevoren overeenstemming is bereikt met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Overleg met de medisch adviseur

Indien er bij de beoordeling van de geschiktheid of van de mate van ongeschiktheid twijfels rijzen, dient daarover overleg plaats te vinden met de Medisch Adviseur Scheepvaart.

Specifieke werkzaamheden aan boord

Bij de keuring dient men zich terdege bewust te zijn van de specifieke werkomstandigheden aan boord, die overigens afhankelijk van het soort schip en vaargebied sterk kunnen variëren:

  • a. het werk aan boord vertoont onregelmatige fysieke en psychische piekbelastingen;

  • b. het werk aan boord vindt niet zelden plaats in situaties met slecht weer of veel wind, en wisselende koude of warme omstandigheden;

  • c. afhankelijk van het type schip wordt gewerkt in een min of meer onrustige omgeving met veel achtergrondgeluid en beweging;

  • d. het werk aan boord brengt een forse lichamelijke belasting met zich mee, waarbij veel traplopen, het manoeuvreren rond obstakels en beperkte bewegingsruimte met soms een ongunstige werkhouding extra belasting van het bewegingsapparaat met zich mee brengen;

  • e. door de aard van de werkzaamheden is er niet altijd gelegenheid om op regelmatige tijden te eten en te slapen, en

  • f. het aantal bemanningsleden aan boord is sterk afgenomen ten opzichte van vroeger. Indien een opvarende door ziekte wordt uitgeschakeld, moeten zijn taken worden overgenomen door collega’s.

Waakzaamheid en concentratievermogen

Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, moet men zich realiseren dat er aan boord vele werkzaamheden zijn waarbij langdurige concentratie is vereist:

  • a. het navigeren, waarbij vooral voortdurende aandacht is geboden tijdens het varen ’s nachts, bij mist en onder slechte weersomstandigheden;

  • b. het wacht houden in de machinekamer, vooral in zgn. ‘stand-by’-situaties, waarbij extra oplettendheid is vereist om op ieder gewenst moment te kunnen manoeuvreren;

  • c. het werken met en het verantwoordelijk zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;

  • d. het werken aan en in de buurt van werktuigen met bewegende delen, zoals kranen, lieren, ankerspillen e.d.;

  • e. het uitvoeren van werkzaamheden aan elektrische leidingen en stoomleidingen, en

  • f. het verrichten van werkzaamheden op grote hoogte of in en om diepe ruimen.

Beperkte medische zorg aan boord

Men moet zich realiseren dat, wanneer tengevolge van een onzorgvuldige keuring bij een zeevarende bijvoorbeeld een maagzweer of een liesbreuk over het hoofd wordt gezien, dit voor betrokkene een levensgevaarlijke situatie kan opleveren wanneer hij op volle zee een ernstige maagbloeding krijgt, of wanneer zijn liesbreuk ingeklemd raakt.

Adequate medische hulp is op dat moment ver verwijderd. Het is daarom belangrijk, dat bij de keuring aandoeningen waarvoor een behandeling voorspelbaar is, worden herkend. Zo moet er bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met de beperkte – en vaak late – mogelijkheden voor tandheelkundige hulp.

Gevaar voor besmetting

Zeevarenden leven gedurende langere tijd dicht op elkaar. Besmettelijke aandoeningen zijn daarom een serieus probleem en kunnen de veiligheid van het schip in gevaar brengen. Vooral bij het keuren van personeel dat betrokken is bij de voedselbereiding en catering, moet hieraan extra aandacht worden geschonken.

Veiligheid

Met betrekking tot de keuring van een zeevarende die een functie uitoefent (of gaat uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, is het volgende van belang:

Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen moet zonder bezwaar mogelijk zijn en niet worden belemmerd door lichamelijke aandoeningen of beperkingen.

Hierbij moet worden gedacht aan veiligheidshelmen en -brillen, maskers, gehoorbescherming, veiligheidsschoenen en beschermende kleding. Het dragen van een persluchttoestel van 15 kg gedurende minimaal 20 minuten vereist een goede lichamelijke conditie. Hierbij wordt speciale beschermende kleding gedragen.

Tijdens het bestrijden van een brand wordt onder grote spanning gewerkt in een warme omgeving, waarbij mogelijk door nauwe openingen of gangen gemanoeuvreerd moet worden.

Keuringsaanwijzingen, algemene uitgangspunten voor afkeuring, medische maatstaven

Naast de keuringsaanwijzingen in deze bijlage 1 en de onderstaand vermelde algemene uitgangspunten voor afkeuring dienen de medische maatstaven die zijn beschreven in bijlage 2 te worden gehanteerd bij de keuring van zeevarenden.

Uitgangspunten voor afkeuring

De geneeskundige laat zich bij een beslissing tot afkeuring leiden door de navolgende algemene richtlijnen.

Medisch ongeschikt voor de zeevaart is de persoon, die lijdt aan een ziekte, afwijking of verwonding:

  • a. waardoor een veilige uitoefening van de werkzaamheden belemmerd kan worden;

  • b. waardoor de zeevarende niet te allen tijde in staat is om adequaat te handelen in geval van nood;

  • c. die tijdens de functie-uitoefening aan boord kan verergeren, in die zin dat daardoor een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid of veiligheid van hemzelf of de overige opvarenden ontstaat, of ernstige hinder voor andere personen aan boord;

  • d. die een behandeling behoeft, waarbij voortdurend medisch toezicht is vereist of waarbij acuut ingrijpen door een medicus noodzakelijk kan worden, of

  • e. die de gezondheid van andere opvarenden in gevaar kan brengen.

Bijlage 2

Medische maatstaven

Verklaring van de begrippen

1. Geschiktheid:

De gekeurde is geschikt, indien hij op alle punten volledig voldoet aan de medische maatstaven, met inachtneming van de algemene keuringsaanwijzingen, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. Ongeschiktheid:

  • a. de gekeurde is tijdelijk ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat hij niet langer dan 3 jaar ongeschikt zal zijn.

  • b. de gekeurde is blijvend ongeschikt, indien op medische gronden wordt verwacht dat hij langer dan 3 jaar ongeschikt zal zijn.

3. Specialistisch rapport:

Indien een specialistisch rapport is voorgeschreven, kan soms worden volstaan met het opvragen van informatie bij de behandelend specialist. Bij het ontbreken van voldoende informatie wordt verwezen naar een niet-behandelend specialist.

4. Bevaren:

Een zeevarende kan worden beschouwd als bevaren indien in een specifieke functie voldoende vaartijd is opgebouwd.

I. Algemene lichamelijke conditie en fysieke vaardigheden

Zeevarenden moeten voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om hun functie naar behoren te kunnen uitoefenen.

Zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, moeten bovendien voldoende lichamelijke conditie en fysieke vaardigheid hebben om te allen tijde adequaat te kunnen handelen aan boord (ref. STCW-Code, tabel B-I/9-2). Hiertoe is vereist dat de zeevarende:

1. voldoende en zonder assistentie ladders en trappen kan op- en afgaan;

2. voldoende en zonder assistentie over een 60 cm hoge drempel kan stappen;

3. voldoende kan grijpen en tillen, alsmede ongestoord gereedschap kan hanteren, afsluiters kan open- en dichtdraaien, kan werken met lijnen en trossen;

4. voldoende kan reiken boven schouderhoogte;

5. voldoende kan bukken, hurken, knielen en kruipen;

6. voldoende kan staan en lopen tenminste gedurende een wachtperiode;

7. zonder assistentie zich door een opening van 60x60 cm kan bewegen.

II. Geneesmiddelengebruik

1. Het gebruik van anticoagulantia, anders dan plaatjesaggregatieremmers met een vergelijkbaar (bij)⁠werkingspatroon als acetylsalicylzuur, is een reden voor ongeschiktheid.

Het gebruik van immuunsuppressiva is een reden voor ongeschiktheid.

Voor het gebruik van antidiabetica en anti-epileptica wordt verwezen naar de richtlijnen in de betreffende artikelen.

2. Het aangewezen zijn op het gebruik van geneesmiddelen met een nauwe therapeutische breedte is een reden voor ongeschiktheid.

3. Het aangewezen zijn op het gebruik van geneesmiddelen welke neveneffecten hebben in de zin van: duizeligheid, verminderd concentratie- en reactievermogen, psychische stoornissen of invloed op de circulatie, kan een reden zijn voor ongeschiktheid.

4. Indien geneesmiddelen worden gebruikt die zich met de veiligheid van het varen laten verenigen, moet bij de afgifte van een geneeskundige verklaring worden overwogen of de betrokkene de (bij)werkingen van het geneesmiddel begrijpt en de voorschriften van de arts nauwgezet naleeft.

5. Indien geneesmiddelen worden gebruikt die zich met de veiligheid van het varen laten verenigen, dient te worden bekeken in hoeverre het plotseling staken van de geneesmiddelen (zeeziekte, noodsituatie) problemen kan opleveren.

III. Infectieziekten

1. Àlle infectieziekten zijn een reden voor ongeschiktheid, totdat afdoende behandeling heeft plaatsgehad.

Bij gastro-intestinale infectieziekten dient speciale aandacht te worden besteed aan het personeel dat betrokken is bij de voedselbereiding en catering.

2. Longtuberculose: indien na een adequate behandeling de betrokkene genezen wordt verklaard door een longarts, kan een verklaring van geneeskundige geschiktheid worden afgegeven.

3. Seropositiviteit (HIV) is in het algemeen geen reden voor ongeschiktheid.

Profylactisch gebruik van AIDS-remmende middelen is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

AIDS is een reden voor ongeschiktheid.

4. Overgevoeligheid of contraïndicaties voor vaccinaties of profylactica die in het vaargebied van de zeevarende noodzakelijk zijn, zijn een reden voor ongeschiktheid of beperking van het vaargebied.

IV. Maligniteiten

Deze zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat complete remissie is bereikt en redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

Goedaardige tumoren die door hun lokalisatie aanleiding kunnen zijn voor complicaties zijn een reden voor ongeschiktheid.

V. Endocriene stoornissen

1. Zowel Insuline afhankelijke als niet Insuline afhankelijke Diabetes Mellitus zijn een reden voor ongeschiktheid.

Uitsluitend indien het NIADM bij bevaren zeelieden betreft, kan therapie met metformine, acarbose of thiazolidinedionen worden toegestaan, indien een goede en stabiele instelling is bereikt.

Behandeling met SU-derivaten is in àlle gevallen een reden voor ongeschiktheid.

2. Manifeste hyper- en hypothyreoidie zijn een reden voor ongeschiktheid.

3. Overige endocriene stoornissen: voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

VI. Aandoeningen van het bloed en/of de bloedvormende organen

1. Immuundeficiënties zijn een reden voor ongeschiktheid.

2. Na splenectomie kan een verklaring van geneeskundige geschiktheid worden afgegeven voor het varen in niet-tropische gebieden, mits betrokkene de risico’s begrijpt en de voorschriften met betrekking tot voorzorgsmaatregelen en vaccinaties blijkt na te leven.

3. Stollingsstoornissen zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid. Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

Het gebruik van anticoagulantia, anders dan plaatjesaggregatieremmers met een vergelijkbaar (bij)⁠werkingspatroon als acetylsalicylzuur, is een reden voor ongeschiktheid.

4. Overige chronische bloedziekten, anaemie, leukopenie en trombopenie: voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

VII. Psychische stoornissen

1. Psychotische symptomen op het moment van de keuring of psychosen in de anamnese met een kans op herhaling zijn een reden voor ongeschiktheid.

2. Bipolaire stoornissen of geïsoleerde manieën in de anamnese zijn een reden voor ongeschiktheid.

3. Depressieve symptomen op het moment van de keuring of depressies in de anamnese die niet onder het begrip bipolaire stoornis vallen zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid. Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist.

4. Persoonlijkheidsstoornissen met antisociale, borderline, theatrale, narcisitische, ontwijkende, afhankelijke of obsessief-compulsieve patronen zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

5. a. Chronisch alcoholisme, hetzij voortdurend, hetzij gedurende bepaalde perioden in de laatste 5 jaar, is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

b. Verslaving aan verdovende, opwekkende of andere psychotrope stoffen in de anamnese van de laatste 5 jaar is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

6. ADHD of ADD is een reden voor ongeschiktheid. Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

De kandidaat dient op de hoogte te zijn van internationale douanebepalingen van zijn medicatie.

7. Overige psychiatrische stoornissen: voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist.

8. Concentratie- of inprentingsstoornissen zijn een reden voor ongeschiktheid.

9. Cognitieve functiestoornissen zijn een reden voor ongeschiktheid.

10. Hoogtevrees en engtevrees in een mate dat het veilig werken hierdoor wordt beïnvloed zijn een reden voor ongeschiktheid.

VIII. Aandoeningen van het zenuwstelsel

1. Alle aandoeningen die gepaard gaan met bewustzijns- of evenwichtsstoornissen, alsmede aanvallen van draaiduizeligheid of onbedwingbare slaap zijn een reden voor ongeschiktheid.

2. Alle vormen van epilepsie in de anamnese, al dan niet medicamenteus behandeld, zijn een reden voor ongeschiktheid.

Uitzonderingen:

  • a. Goedkeuring is mogelijk indien de laatste aanval heeft plaatsgevonden voor het 5e levensjaar en nadien geen anti-epileptica zijn gebruikt.

  • b. Goedkeuring (zie sub d.) is mogelijk 2 jaar na een eenmalige epileptische aanval, zonder duidelijke oorzaak, zonder behandeling met anti-epileptica, indien op een standaard-, slaaponthoudings- en slaap-EEG geen afwijkingen in epileptische zin worden gezien.

  • c. Goedkeuring (zie sub d.) is mogelijk 5 jaar na het staken van anti-epileptica indien na het staken geen aanvallen zijn opgetreden en op een standaard-, slaaponthoudings- en slaap-EEG geen afwijkingen in epileptische zin worden gezien.

  • d. De geldigheidsduur van de geneeskundige verklaring bij de uitzonderingen beschreven sub b. en c. is eerst ½ jaar. Indien de betrokkene aanvalsvrij blijft wordt de geldigheidsduur vervolgens 1 jaar en daarna 2 jaar.

3. Systeemziekten van het centrale zenuwstelsel, zoals multipele sclerose of M. Parkinson, zijn – afhankelijk van het stadium waarin de ziekte verkeert – in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

4. Migraine, gepaard gaande met verminderde inzetbaarheid, is een reden voor ongeschiktheid.

5. Noctambulisme is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

6. Sensibiliteitsstoornissen in handen of voeten in een mate dat het veilig werken hierdoor wordt beïnvloed zijn een reden voor ongeschiktheid

IX. Spraak

Spraakstoornissen waardoor veilige communicatie kan worden belemmerd, zijn een reden voor ongeschiktheid.

Ook bij achtergrondgeluid moet er met stemverheffing voldoende spreekvaardigheid zijn.

X. Aandoeningen van neus, mond en keel

1. Een ernstige belemmering van de neusademhaling, bijvoorbeeld door een sterke neusseptumdeviatie is een reden voor ongeschiktheid.

2. Uitgebreide cariës of aandoeningen van het tandvlees zijn een reden voor ongeschiktheid.

3. Recidiverende tonsillitis en focale infecties zijn een reden voor ongeschiktheid.

XI. Thoraxafwijkingen

Thoraxafwijkingen die gepaard gaan met belemmering van de normale hart- en/of longfunctie zijn een reden voor ongeschiktheid.

XII. Aandoeningen van de luchtwegen

1. Alle chronische longaandoeningen met de mogelijkheid van acute verslechtering van de longfunctie zijn een reden voor ongeschiktheid.

2. Asthma bronchiale gepaard gaande met verminderde inzetbaarheid is een reden zijn voor ongeschiktheid.

3. Chronische luchtweginfecties en COPD met longfunctiestoornissen zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

4. a. Een eerste pneumothorax is een reden voor ongeschiktheid gedurende een jaar, tenzij afdoende behandeling ter voorkoming van herhaling heeft plaatsgevonden.

b. Recidiverende pneumothorax is een reden voor ongeschiktheid, tenzij afdoende behandeling heeft plaatsgevonden.

XIII. Aandoeningen van hart en bloedvaten

1. Hartklepafwijkingen en congenitale hartgebreken met haemodynamische consequenties zijn een reden voor ongeschiktheid.

Een kunstklep is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

2. Ritme- of geleidingsstoornissen waarbij de kans bestaat op cerbrovasculaire accidenten, haemodynamische complicaties of bewustzijnsstoornissen zijn een reden voor ongeschiktheid.

3. Het dragen van een pacemaker is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

Voor goedkeuring is en specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat betrokkene bij uitval van de pacemaker beschikt over een voldoende escaperitme en dat de pacemaker niet kan worden beïnvloed door elektromagnetische straling.

4. Het dragen van een ICD is een reden voor ongeschiktheid.

5. Aandoeningen van het myocard, resulterend in een verminderde, ergometrisch bepaalde belastbaarheid van het hart, zijn een reden voor ongeschiktheid.

6. Angina pectoris is een reden voor ongeschiktheid.

Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

7. Aneurysma aortae is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

8. Hypertensie: een bij herhaling gemeten diastolische druk van > 105 mm Hg is een reden voor ongeschiktheid.

9. Symptomen van perifere vasculaire aandoeningen, arterieel of veneus, zijn een reden voor ongeschiktheid.

Een vaatprothese is in het algemeen geen reden voor ongeschiktheid.

10. Ieder cerebrovasculair accident, inclusief T.I.A.’s, in de anamnese, is in het algemeen een reden voor blijvende ongeschiktheid.

XIV. Maag- en darmaandoeningen

1. Een aandoening van maag of oesofagus met een verhoogde kans op bloeding of perforatie, inclusief het ulcus pepticum is een reden voor ongeschiktheid.

Goedkeuring is slechts mogelijk nadat endoscopisch genezing is vastgesteld.

2. Chronische darmziekten zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

3. Met een stoma op colon of jejunum kan een verklaring van geneeskundige geschiktheid worden afgegeven indien de onderliggende darmziekte volledig is genezen, mits betrokkene de risico’s begrijpt en de voorschriften met betrekking tot dagelijkse verzorging en hygiëne blijkt na te leven.

4. Hernia inguinalis is een reden voor ongeschiktheid.

Hernia umbilicalis waarbij het risico bestaat op beklemming is een reden voor ongeschiktheid.

XV. Aandoeningen van lever, alvleesklier en galblaas

Aandoeningen van de lever, alvleesklier of galblaas, evenals de aanwezigheid van galstenen, zijn een reden voor ongeschiktheid.

Voor goedkeuring is een gunstig specialistisch rapport vereist, waaruit blijkt dat redelijkerwijs geen acute problemen zijn te verwachten.

XVI. Aandoeningen van de urinewegen

1. Aandoeningen van de hogere of lagere urinewegen, resulterend in recidiverende klachten of een verminderde nierfunctie zijn in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

2. Een niersteen is een reden voor ongeschiktheid.

3. Het hebben van één nier is in het algemeen geen reden voor ongeschiktheid, mits de nierfunctie ongestoord is.

XVII. Gynaecologische aandoeningen

Meno-/metrorrhagieën, uterusprolaps, endometriosis en recidiverende salpingitis zijn een reden voor ongeschiktheid.

XVIII. Zwangerschap

De zeevarende zélf neemt de uiteindelijke beslissing om voor goedkeuring in aanmerking te willen komen.

Extra aandacht dient te worden geschonken aan een eerste zwangerschap, en aan eerdere zwangerschappen met complicaties in de anamnese.

Varen kan uitsluitend worden toegestaan bij een ongecompliceerde zwangerschap van de 13e tot 28e week. Het eerste en laatste trimester, en de herstelperiode post partum dienen te worden beschouwd als een periode van ongeschiktheid.

Varen in het tweede trimester kan uitsluitend worden toegestaan op schepen in een beperkt vaargebied waarbinnen adequate medische voorzieningen voorhanden zijn.

Varen in het tweede trimester in een onbeperkt vaargebied is toegestaan op schepen waarop een dokter aanwezig is met voldoende bekwaamheden in de verloskunde.

XIX. Huidaandoeningen

Huidziekten welke frequent recidiveren, of bij herhaling een ernstige belemmering vormen voor de uitoefening van een functie aan boord, zijn een reden voor ongeschiktheid.

XX. Aandoeningen van het bewegingsapparaat

  • 1. Recidiverende rugklachten gepaard gaande met arbeidsverzuim zijn een reden voor ongeschiktheid.

  • 2. Gewrichtsaandoeningen en andere ziekten van het bewegingsapparaat zijn een reden voor ongeschiktheid indien de aandoening het functioneren dusdanig belemmert dat de functie niet meer naar behoren en duurzaam kan worden uitgeoefend.

  • 3. Contracturen, verminkingen en aangeboren afwijkingen die tot een aanzienlijke bewegingsbeperking hebben geleid zijn een reden voor ongeschiktheid indien de aandoening het functioneren dusdanig belemmert dat de functie niet meer naar behoren en duurzaam kan worden uitgeoefend.

  • 4. Ledemaatprothesen en kunstgewrichten die tot een aanzienlijke bewegingsbeperking hebben geleid zijn een reden voor ongeschiktheid indien de aandoening het functioneren dusdanig belemmert dat de functie niet meer naar behoren en duurzaam kan worden uitgeoefend.

  • 5. Recidiverende schouderluxaties zijn een reden voor arbeidsongeschiktheid.

XXI. Overgewicht

1. Ongecompliceerd overgewicht: een Quetelet-index ≥30 met een duidelijk verminderde belastbaarheid en aanwijzingen dat de kandidaat belemmerd wordt in het uitoefenen van functie, is een reden voor ongeschiktheid.

2. Gecompliceerd overgewicht: een Quetelet-index ≥30 met een normale lichamelijke belastbaarheid, maar met bijkomende risicofactoren zoals bijvoorbeeld hypertensie en verhoogde serumlipiden, is een reden voor ongeschiktheid.

XXII. Allergieën

Ernstige allergische reacties als gevolg van contact met stoffen die aan boord aanwezig zijn, zijn een reden voor ongeschiktheid.

XXIII. Oog en gezichtsvermogen

A. Alle zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, met uitkijk- of wachtfunctie

1. De gezichtsscherpte wordt bepaald met behulp van de kaart van Landolt TNO, de Snellen letterkaart of en andere test die geacht mag worden gelijkwaardig te zijn.

  • a. Dek- en brugdienst met uitkijk- of wachtfunctie

    Met elk oog afzonderlijk dient, zonodig met eigen (reserve)bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte te worden bereikt van 0,7 voor het beste oog en 0,5 voor het slechtste oog.

    De visus dient zonder optische correctiemiddelen met elk oog afzonderlijk niet minder dan 0,1 te bedragen.

  • b. Machinekamerdienst met wachtfunctie

    Met elk oog afzonderlijk dient, zonodig met eigen (reserve)bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte te worden bereikt van 0,4.

    De visus dient zonder optische correctiemiddelen met elk oog afzonderlijk niet minder dan 0,1 te bedragen.

2. Voor het nabijzien geldt dat, zonodig met eigen correctiemiddelen, een gezichtsscherpte overeenkomend met een van de volgende uitslagen moet worden bereikt:

  • Precision Vision test op 40 cm;

  • Laméris ‘De Nederlanders’ op 30 cm D=0,6;

  • Oculus Landolt C’s op 30 cm regelaanduiding =0,9;

  • Nieden Jaeger op 30 cm J=3.

De gezichtsscherpte voor het lezen van beeldschermen van computer of radar en voor het aflezen van navigatie- of meet en regelapparatuur op 70 cm dient voldoende te zijn, zonodig adequaat gecorrigeerd.

3. Indien bij de keuring voor de visus veraf of nabij gebruik moet worden gemaakt van optische correctiemiddelen, moet aan de keurend arts een adequate reservebril worden getoond.

Het bij de keuring gebruik maken van gekleurde corrigerende glazen of contactlenzen waarvan de kleuring tot doel heeft een rood-groen kleurenzienstoornis te compenseren is niet toegestaan.

4. Een onderzoek van het kleurenonderscheidingsvermogen vindt één maal per zes jaar plaats. Bij het onderzoek van het kleurenonderscheidingsvermogen, verricht bij de in de betreffende test voorgeschreven belichting is een score van 2 fouten bij de Ishihara test een reden voor nader onderzoek met een specialistische kleurentest, tenzij uit verslag van een eerder onderzoek door een oogarts al blijkt dat onderstaande grenzen niet worden overschreden.

Een reden voor ongeschiktheid is een grotere afwijking dan de volgende uitkomsten:

  • Hardy, Rand and Rittler: ‘mild’; danwel

  • Tokyo Medical College: ‘second degree’; danwel

  • een equivalente uitkomst bij een gelijkwaardige kleurentest.

5. Een bij de confrontatiemethode volgens Donders gevonden stoornis in het gezichtsveld is een reden voor specialistisch deelonderzoek door een oogarts.

Bij perimetrisch onderzoek dient het gezichtsveld vrij te zijn van voor de functie van de zeevarende storende beperkingen.

6. Refractiecorrectie:

  • a. Binnen 2 jaar na de ingreep: een specialistisch rapport is vereist, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan alle criteria voor het gezichtsvermogen en dat er geen nadelige verschijnselen zijn met betrekking tot contrastwaarneming, glare en nachtmyopie.

  • b. Meer dan 2 jaar na de ingreep: een éénmalig specialistisch rapport is vereist, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan alle criteria voor het gezichtsvermogen, dat er geen nadelige verschijnselen zijn met betrekking tot contrastwaarneming, glare en nachtmyopie en dat tevens redelijkerwijs geen veranderingen in het operatiegebied meer zullen optreden.

7. Bij het vermoeden op nachtblindheid (anamnestisch of door gedragingen van de kandidaat) dient specialistisch deelonderzoek plaats te vinden.

Een adaptatiestoornis groter dan 1 logeenheid is een reden voor ongeschiktheid.

8. Er mag geen dubbelzien bestaan.

9. Een progressieve of chronische oogaandoening is een reden voor specialistisch deelonderzoek door een oogarts.

Goedkeuring is mogelijk indien is vastgesteld dat het gezichtsvermogen niet binnen 2 jaar dusdanig wordt bedreigd dat niet meer kan worden voldaan aan de criteria.

B. Alle zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, zonder uitkijk- of wachtfunctie, en zeevarenden met veiligheids- of beveiligingstaken

1. De gezichtsscherpte wordt bepaald met behulp van de kaart van Landolt TNO, de Snellen letterkaart of een andere test die geacht mag worden gelijkwaardig te zijn.

Met beide ogen gelijktijdig dient, zonodig met behulp van eigen (reserve)bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte te worden bereikt van 0,4.

De visus dient zonder optische correctiemiddelen met elk oog afzonderlijk niet minder dan 0,1 te bedragen.

2. Indien bij de keuring gebruik moet worden gemaakt van optische correctie-middelen, moet aan de keurend arts een adequate reservebril worden getoond

C. Alle overige zeevarenden

  • 1. De gezichtsscherpte wordt bepaald met behulp van de kaart van Landolt TNO, de Snellen letterkaart of een andere test die geacht mag worden gelijkwaardig te zijn.

    Met beide ogen gelijktijdig dient, zonodig met behulp van eigen (reserve)bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte te worden bereikt van 0,1.

  • 2. Indien bij de keuring gebruik moet worden gemaakt van optische correctiemiddelen, moet aan de keurend arts een adequate reservebril worden getoond.

XXIV. Oor en gehoor

1. Een actieve infectie van middenoor of gehoorgang op het moment van de keuring is een reden voor ongeschiktheid.

2. Recidiverende cq chronische otitis media is een reden voor ongeschiktheid, tenzij de aandoening geruime tijd (ongeveer 6 maanden) rustig is zodat mag worden aangenomen dat deze volledig is genezen.

3. Een trommelvliesperforatie is een reden voor ongeschiktheid, tenzij de onderliggende aandoening geruime tijd (ongeveer 6 maanden) rustig is zodat mag worden aangenomen dat deze volledig is genezen.

4. Trommelvliesbuisjes zijn een reden voor een ongeschiktheid van minimaal 6 maanden na plaatsing. Goedkeuring is mogelijk indien de onderliggende aandoening na die tijd rustig is zodat mag worden aangenomen dat deze volledig is genezen.

5. Een operatieholte is een reden voor ongeschiktheid, tenzij deze 6 maanden rustig is en geen andere behandeling behoeft dan het incidenteel verwijderen van cerumen.

6. Met pijn en hevige jeuk gepaard gaande recidiverende cq chronische otitis externa is een reden voor ongeschiktheid.

7. M. Menière is een reden voor ongeschiktheid.

8. Alle aandoeningen die gepaard gaan met bewustzijns- of evenwichtsstoornissen, alsmede aanvallen van draaiduizeligheid of onbedwingbare slaap zijn een reden voor ongeschiktheid.

A. Alle zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, met uitkijk- of wachtfunctie

1. Eenmaal in de 2 jaar wordt een onderzoek gedaan met de toon-audiometer.

Een gehoorverlies van gemiddeld 30 dB(HL) of meer voor het beste oor is een reden voor ongeschiktheid.

Een gehoorverlies van gemiddeld 40 dB(HL) of meer voor het slechtste oor is een reden voor ongeschiktheid.

Als criterium geldt het rekenkundig gemiddeld van de ongemaskeerde luchtgeleidingsdrempels bij 500, 1000, 2000 en 3000 Hz.

Indien de apparatuur een meting bij 3000 Hz niet toelaat, mag de drempel bij 3000 Hz per oor worden berekend op basis van het gemiddelde van de drempels bij 2000 en 4000 Hz voor hetzelfde oor.

2. Gebruik (moeten) maken van een gehoorprothese is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

Voor bevaren zeevarenden is ontheffing van deze eis mogelijk indien naar het oordeel van de scheidsrechter door gebruik van het hoortoestel het gehoorverlies in voldoende mate wordt gecompenseerd.

B. Alle zeevarenden die een functie uitoefenen (of gaan uitoefenen) als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, zonder uitkijk- of wachtfunctie, en zeevarenden met veiligheids- of beveiligingstaken

1. Eenmaal in de 2 jaar wordt een onderzoek gedaan met de toon-audiometer. Een gehoorverlies van gemiddeld 40 dB(HL) voor ieder oor afzonderlijk is een reden voor ongeschiktheid. Als criterium geldt het rekenkundig gemiddelde van de ongemaskeerde luchtgeleidingsdrempels bij 500, 1000, 2000 en 3000 Hz. Indien de apparatuur een meting bij 3000 Hz niet toelaat, mag de drempel bij 3000 Hz per oor worden berekend op basis van het gemiddelde van de drempels bij 2000 en 4000 Hz voor hetzelfde oor.

2. Gebruik (moeten) maken van een gehoorprothese is in het algemeen een reden voor ongeschiktheid.

Voor bevaren zeevarenden is ontheffing van deze eis mogelijk indien naar het oordeel van de scheidsrechter door gebruik van het hoortoestel het gehoorverlies in voldoende mate wordt gecompenseerd.

C. Alle overige zeevarenden

  • 1. Eenmaal in de 2 jaar wordt een onderzoek gedaan met de toon-audiometer. Een gehoorverlies van gemiddeld 40 dB(HL) voor het beste oor is een reden voor ongeschiktheid. Als criterium geldt het rekenkundig gemiddelde van de ongemaskeerde luchtgeleidingsdrempels bij 500, 1000, 2000 en 3000 Hz. Indien de apparatuur een meting bij 3000 Hz niet toelaat, mag de drempel bij 3000 Hz per oor worden berekend op basis van het gemiddelde van de drempels bij 2000 en 4000 Hz voor hetzelfde oor.

  • 2.  Indien de gemiddelde waarde van 40 dB (HL)wordt overschreden, is het gehoorvermogen toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak, met of zonder gebruikmaking van een hoortoestel, op 2 meter met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.