Bijlage A1. Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid
1. Veroordelingen
Onder strafrechtelijke antecedenten worden in ieder geval de volgende verstaan:
Betrokkene is bij rechterlijke uitspraak veroordeeld ter zake van (poging tot, voorbereiding
van, doen plegen van, uitlokken van - mislukte uitlokking, art. 46a WvSr. daaronder begrepen -, medeplegen van en/of medeplichtigheid aan) één of meer van
de hieronder opgesomde strafbare feiten uit:
-
Wetboek van Strafrecht (tweede Boek), tussen haakjes worden genoemd de artikelen:
-
- Openbare orde en vernieling
openbare orde en discriminatie (131-151a), openbaar gezag (177-207a), gemeengevaarlijke
misdrijven (157-175), vernieling (350-354)
-
- Geweldsmisdrijven
tegen het leven (287-294), mishandeling (300-306), bedreiging met geweld of misdrijf
(285), dood en lichamelijk letsel door schuld (307-309), misdrijven tegen de zeden
(242, 246, 243-245, 247-250, 250 ter), diefstal met geweld (312), afpersing (317)
-
- Vermogens- en overige misdrijven
eenvoudige diefstal (310), diefstal onder verzwarende omstandigheden (311), verduistering
(321-323), muntmisdrijven (208-215), andere valsheidsdelicten dan muntmisdrijven (216-235),
opzettelijk verstrekken van onware gegevens (227a), opzettelijk schenden van de verplichting
gegevens te verstrekken (227b), bedrog (326-337), benadeling van schuldeisers of rechthebbenden
(340-348), heling en schuldheling (416-417 bis), witwassen (420 bis-420 quinquies)
-
- Ambtsmisdrijven (355-380).
-
Wetboek van Strafrecht (derde Boek):
Valse naam, academische titel etc. (435), indruk wekken van officieel gesteund of
erkend optreden (435b), onbevoegd uitoefenen makelaardij (436a), eigenmachtig handelen
tijdens surséance (442), verstrekken van onware gegevens (447c), schenden van de verplichting
gegevens te verstrekken (447d).
-
Algemene wet inzake de rijksbelastingen:
Overtreding fiscale wetgeving (68 en 69).
-
Opiumwet:
-
- Met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren etc., aanwezig hebben van harddrugs
(2, eerste lid)
-
- Voorbereidingshandelingen m.b.t. bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkel harddrugs
(10a, eerste lid), met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren etc., aanwezig
hebben en vervaardigen softdrugs (3, eerste lid).
-
Wet op de economische delicten (WED):
Door de WED gesanctioneerde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële ordeningswetgeving
en artikel 9 Wet melding ongebruikelijke transacties en artikel 2, eerste, tweede en zesde lid, 5, 6, 7, 8 Wet identificatie bij dienstverlening
1993 (Wid).
-
Wet wapens en munitie:
-
- Zonder erkenning wapen of munitie vervaardigen etc. (9, eerste lid), vervaardigen,
voorhanden hebben etc. bepaalde wapens (13, eerste lid)
-
- Zonder consent bepaalde wapens of munitie doen binnenkomen of uitgaan etc. (14, eerste
lid)
-
- Zonder vergunning/verlof vervoeren bepaalde wapens of munitie (22, eerste lid)
-
- Verboden voorhanden hebben van bepaalde wapens of munitie (26, eerste lid)
-
- Verboden overdragen van bepaalde wapens of munitie (31, eerste lid).
-
Wegenverkeerswet 1994:
-
- Dood of letsel door schuld (6), doorrijden na ongeval (7), rijden onder invloed (8),
motorvoertuig besturen na ontzegging (9), joyriding (11)
-
- Medewerking weigeren aan onderzoek (163).
Onder veroordelingen wordt ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding
van een of meer aldaar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
2. Transacties met het Openbaar Ministerie
Betrokkene heeft een vrijwillige betaling als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 1 genoemde strafbare feiten.
Onder transacties wordt ook verstaan transacties in het buitenland met de terzake
bevoegde autoriteiten ter zake van overtreding van een of meer aldaar geldende strafbepalingen
vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.
3. (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging
Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 1 genoemde strafbare
feiten niet (verder) vervolgd, dan wel vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
Onder (voorwaardelijk) sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging
wordt ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake
van overtreding van een of meer aldaar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met
de hiervoor genoemde.
4. Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang
kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten
bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat
betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 1 genoemde strafbare
feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten
met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde
ambtenaren in het buitenland.
Veroordelingen
Betrokkene is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak veroordeeld ter zake van
(poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokken van - mislukte uitlokking,
art. 46a WvSr. daaronder begrepen -, medeplegen van en/of medeplichtigheid aan) één of meer van
de hieronder opgesomde strafbare feiten:
-
- het in of vanuit Nederland, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen
van transacties in bepaalde effecten (artikel 46 Wte);
-
- het doorgeven van voorwetenschap als bedoeld in artikel 46 Wte of de nadrukkelijke
aanbeveling bepaalde transacties te doen zonder daarbij de voorwetenschap door te
geven (artikel 46a Wte);
-
- diefstal onder verzwarende omstandigheden (311, 312 WvSr.), verduistering (321-323
WvSr.), valsheid in geschrifte (225 WvSr.), opzettelijk verstrekken van onware gegevens
(227a WvSr.), opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (227b
WvSr.), benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (340-348 WvSr.);
-
- opzetheling (416 WvSr.);
-
- witwassen (420 bis-420 ter WvSr.);
-
- overtredingen uit de financiële ordeningswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld
in artikel 2 jo. 6 van de Wet op de economische delicten en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en/of
een geldboete van ten minste de vierde categorie.
Onder veroordelingen wordt ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding
van een of meer aldaar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
Bijlage B. Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid
Privé
Onder privé financiële antecedenten, van belang voor de beoordeling van de daaraan
ten grondslag liggende gedraging(en), worden in ieder geval de volgende verstaan:
-
- betrokkene heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische,
invorderings- of incassoprocedures geleid;
-
- surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord ten aanzien
van betrokkene is aangevraagd, uitgesproken en/of opgeheven;
-
- betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures
naar aanleiding van financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken;
-
- de particuliere financiële verplichtingen staan naar algemene maatstaven niet in een
gezonde verhouding tot de inkomsten en/of vermogen.
Zakelijk
Onder zakelijke financiële antecedenten, van belang voor de beoordeling van de daaraan
ten grondslag liggende gedraging(en), worden in ieder geval de volgende verstaan:
-
- de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon,
waarbij betrokkene een functie bekleedt/bekleedde als bestuurder of commissaris, feitelijke
zeggenschap in het bestuur uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk
is/was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben
tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;
-
- met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap
of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als bestuurder of commissaris bekleedt/bekleedde,
feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk
is/was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of
uitgesproken;
-
- betrokkene is veroordeeld tot het betalen van niet voldane schulden wegens aansprakelijkheid
voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke
bepalingen van Boek 2 Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259, 300a) of soortgelijke bepalingen elders.
Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden aangaande betrokkene die wijzen op betrokkenheid bij
één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de toezichthouder
van belang kunnen zijn.
Bijlage C. Toezichtsantecedenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid
Onder toezichtsantecedenten, van belang voor de beoordeling van de daaraan ten grondslag
liggende gedraging(en), worden in ieder geval de volgende verstaan:
-
- het onjuist en/of onvolledig invullen van een vragenformulier vastgesteld door, dan
wel anderszins verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens aan een van overheidswege
(in Nederland of elders) met het toezicht op enig gebied van de financiële markten
belaste toezichthouder;
-
- betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als
bestuurder of commissaris bekleedt/bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur
uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is/was voor het beleid,
is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een van overheidswege (in
Nederland of elders) met het toezicht op enig gebied van de financiële markten belaste
toezichthouder;
-
- aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie
als bestuurder of commissaris bekleedt/bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur
uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is/was voor het beleid,
is een verleende toelating, vergunning of ontheffing ingetrokken door een van overheidswege
(in Nederland of elders) met het toezicht op enig gebied van de financiële markten
belaste toezichthouder;
-
- betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap
of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als bestuurder of commissaris bekleedt/bekleedde,
feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent/uitoefende of anderszins (mede-)verantwoordelijk
is/was voor het beleid, is in conflict geweest met een van overheidswege (in Nederland
of elders) met het toezicht op enig gebied van de financiële markten belaste toezichthouder,
en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens
de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als bestuurder of
commissaris bekleedt/bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent/uitoefende
of anderszins verantwoordelijk is/was voor het beleid;
-
- aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie
als bestuurder of commissaris bekleedt/bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur
uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is/was voor het beleid,
een verklaring door de minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel
van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd
in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, c.q. 235, tweede lid van Boek 2 Burgerlijk Wetboek
Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden aangaande betrokkene die wijzen op betrokkenheid bij
één of meer gedragingen op de financiële markten, voor zover die redelijkerwijs voor
de toezichthouder van belang kunnen zijn.
Bijlage D. Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid
Privé
Onder privé fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten, van belang voor de beoordeling
van de daaraan ten grondslag liggende gedraging(en), worden in ieder geval de volgende
verstaan:
Betrokkene is een vergrijpboete opgelegd op basis van één of meer van de hieronder
opgesomde strafbare feiten uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tussen haakjes worden genoemd de artikelen:
-
- opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (67d)
-
- het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag
tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven
(67e)
-
- het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige
te wijten dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is
betaald (67f).
Zakelijk
Onder zakelijke fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten, van belang voor de beoordeling
van de daaraan ten grondslag liggende gedraging(en), worden in ieder geval de volgende
verstaan:
Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon,
waarbij betrokkene een functie bekleedt/bekleedde als bestuurder of commissaris, feitelijke
zeggenschap in het bestuur uitoefent/uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk
is/was voor het beleid, is een vergrijpboete opgelegd op basis van één of meer van
de hieronder opgesomde strafbare feiten uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tussen haakjes worden genoemd de artikelen:
-
- opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (67d)
-
- het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag
tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven
(67e)
-
- het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige
te wijten dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is
betaald (67f).
Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden aangaande betrokkene die wijzen op betrokkenheid bij
één of meer gedragingen op de financiële markten, voor zover die redelijkerwijs voor
de toezichthouder van belang kunnen zijn.
Bijlage E. Overige antecedenten als bedoeld in artikel 2, tweede lid
Onder overige antecedenten, van belang voor de beoordeling van de daaraan ten grondslag
liggende gedraging(en), wordt in ieder geval de volgende verstaan:
-
- betrokkene behoort ingeschreven te staan bij het Dutch Securities Institute (DSI)
en is door DSI om welke reden dan ook uitgeschreven;
-
- betrokkene is onderworpen (geweest) aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke,
disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie
van beroepsgenoten van betrokkene in of buiten Nederland, bijvoorbeeld het Koninklijk
nivra, de Orde van Advocaten of het Actuarieel Genootschap, en deze procedure heeft
tot maatregelen geleid;
-
- betrokkene is betrokken (geweest) bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige
werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen
in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van
een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een
waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).
Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden aangaande betrokkene, voor zover die redelijkerwijs
voor de toezichthouder van belang kunnen zijn.
De beleidsregels Betrouwbaarheid
Het belang van de handhaving van de integriteit op de financiële markten is groot
en het maatschappelijk vertrouwen in deze markten en instellingen die hierop handelen
is essentieel. Over de betrouwbaarheid van (mede)beleidsbepalers van financiële instellingen
en houders van gekwalificeerde deelnemingen in het kapitaal of de stemrechten van
betrokken instellingen mag geen twijfel bestaan. Deze personen worden voordat zij
die functies mogen vervullen, getoetst door een toezichthouder (te weten De Nederlandsche
Bank of de Stichting Autoriteit Financiële Markten) of de Minister van Financiën.
Een eenmaal getoetste persoon dient blijvend te voldoen aan de wettelijk vereiste
betrouwbaarheid.
Tegen deze achtergrond zijn genoemde twee toezichthouders en de Minister van Financiën
(hierna gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk te noemen: 'de toezichthouder') tot
onderlinge afstemming gekomen inzake de toetsing van de betrouwbaarheid. Deze afstemming
heeft geleid tot de onderhavige beleidsregel met betrekking tot de beoordeling van
de betrouwbaarheid.
Reikwijdte van de beleidsregel
In het kader van de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden moet de
toezichthouder zich een oordeel vormen over de vraag of de betrouwbaarheid van bepaalde
personen al dan niet buiten twijfel staat. Afhankelijk van de betrokken bepaling betreft
het hier (kandidaat)(mede)beleidsbepalers, zoals bestuurders en leden van Raden van
Commissarissen, en houders van gekwalificeerde deelnemingen in het kapitaal of de
stemrechten van betrokken instellingen. Blijkens de parlementaire geschiedenis is
de toetsing van de betrouwbaarheid van houders van een gekwalificeerde deelneming
in een onder toezicht staande instelling een onderdeel van de procedure voor een afgifte
van een verklaring van geen bezwaar en de vergunningsverlening aan de instelling.
Deze beleidsregel is derhalve eveneens van toepassing op de toetsing van de betrouwbaarheid
van deze houders van een gekwalificeerde deelneming.
Systematiek van de beleidsregel
De systematiek van de beleidsregel is als volgt:
- Er wordt een uitleg gegeven van het begrip betrouwbaarheid, waarbij is aangesloten
bij bestuursrechtelijke jurisprudentie. Onder 'betrouwbaarheid' verstaat de toezichthouder
dat betrokkene geen gedragingen heeft vertoond die naar het oordeel van de toezichthouder
in de weg staan aan het vervullen van zijn (toekomstige) functie dan wel het houden
van een gekwalificeerde deelneming. Onder gedragingen wordt begrepen zowel doen als
nalaten (bijvoorbeeld ten opzichte van ondergeschikten of anderszins). Uit zowel een
doen als een nalaten kan blijken dat betrokkene blijk geeft van zodanige eigenschappen
dat daaruit naar het oordeel van de toezichthouder voortvloeit dat betrokkene's betrouwbaarheid
niet (meer) buiten twijfel staat. Met betrekking tot de in de bijlagen opgesomde antecedenten
geldt dat het bestaan van een enkel antecedent niet op zichzelf maatgevend is voor
het oordeel van de toezichthouder inzake de betrouwbaarheid. De toezichthouder zal
zich een eigen oordeel vormen over een antecedent. Zo beoordeelt de toezichthouder
niet slechts op grond van op de lijsten voorkomende antecedenten maar wordt het onderlinge
verband van bepaalde gedragingen in ogenschouw genomen. Een antecedent dat op zich
zelf genomen van weinig betekenis zou zijn kan voor de toezichthouder, in combinatie
met andere factoren of gedragingen van de betrokkene, de 'druppel die de emmer doet
overlopen' zijn en met zich brengen dat de toezichthouder tot het oordeel komt dat
de betrouwbaarheid niet buiten twijfel staat. Dit betekent dat bijvoorbeeld een vrijspraak
door de strafrechter of het uitblijven van een bepaalde strafrechtelijke reactie niet
op voorhand betekent dat er geen twijfel zou kunnen bestaan over de betrouwbaarheid
van betrokkene. Omgekeerd is het, in beginsel, eveneens mogelijk dat de toezichthouder,
alle (toezichts-) belangen in acht nemend, tot de conclusie komt dat het bestaan van
een antecedent, behoudens die genoemd in bijlage A2, niet leidt tot twijfel over de betrouwbaarheid van betrokkene.
Een aantal gedragingen beschouwt de toezichthouder echter als zo ernstig dat zij deze
op voorhand kwalificeert als onverenigbaar met de belangen die de toezichtswet beoogt
te beschermen. Deze gedragingen zijn opgenomen in bijlage A2, hetgeen meebrengt dat wanneer betrokkene onherroepelijk is veroordeeld voor een
misdrijf zoals opgesomd in bijlage A2, de toezichthouder vaststelt dat de betrouwbaarheid van betrokkene niet (meer) buiten
twijfel staat.
Bijlage A2 bevat een limitatieve opsomming van antecedenten, de overige bijlagen zijn niet limitatief.
Indien een strafrechtelijk antecedent kan worden gekwalificeerd als een antecedent
in de zin van bijlage A1 alsmede bijlage A2, in welk laatste geval er sprake is van een onherroepelijke veroordeling, dan geldt
het bepaalde in artikel 3, derde lid, van de Beleidsregel.
-
- De beleidsregel geeft aan op welke wijze door de toezichthouder inzicht wordt verkregen
in voornoemde antecedenten.
-
- Indien betrokkene gedragingen heeft vertoond die naar het oordeel van de toezichthouder
in de weg staan aan het vervullen van de functie dan wel het houden van een gekwalificeerde
deelneming, concludeert de toezichthouder dat de betrouwbaarheid niet (meer) buiten
twijfel staat. Bij deze oordeelsvorming betrekt de toezichthouder (i) in voorkomend
geval het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging(en)
en de overige omstandigheden van het geval, (ii) de belangen die de toezichtswet beoogt
te beschermen, alsmede (iii) de overige belangen van de financiële instelling en betrokkene.
-
- De beleidsregel eindigt met een indicatie van eventuele toezichtsmaatregelen die genomen
kunnen worden indien zich de omstandigheid voordoet dat de betrouwbaarheid van een
(kandidaat)(mede)beleidsbepaler of een (kandidaat)houder van een gekwalificeerde deelneming
naar het oordeel van de toezichthouder niet buiten twijfel staat.
-
- Ten aanzien van de antecedenten zoals genoemd in bijlage A2 heeft de toezichthouder, gegeven de verstrekkende consequenties die hieraan verbonden
zijn (zie hiervoor artikel 3, derde lid), een begrenzing aangebracht en daarbij gekozen voor een termijn van 8 jaar.
De toezichthouder hanteert bedoelde begrenzing niet bij antecedenten als aangegeven
in de bijlagen A1, B, CD & E. De toezichthouder kan deze antecedenten echter, voor zover zij zich hebben voorgedaan
voorafgaande aan een termijn van 8 jaar, minder zwaar wegen dan antecedenten die zich
binnen die termijn hebben voorgedaan.