Subsidieregeling kinderopvang

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-04-2011.
Geldend van 14-10-2010 t/m 31-12-2013

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 april 2005, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/A&Z/2005/20843, houdende regels voor subsidies flankerend beleid kinderopvang (Subsidieregeling kinderopvang)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. aanvraagtijdvak: het tijdvak, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, waarbinnen aanvragen om projectsubsidie kunnen worden ingediend;

  • c. aanvrager: de rechtspersoon die een verzoek tot een projectsubsidie indient;

  • d. project: een samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot een van de in artikel 5 genoemde thema’s;

  • e. projectsubsidie: de subsidie, bedoeld in artikel 4;

  • f. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee rechtspersonen;

  • g. subsidieontvanger: de rechtspersoon waaraan krachtens deze regeling een projectsubsidie is verleend;

  • h. kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • i. kindercentrum: kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • j. peuterspeelzaal: voorziening waarin uitsluitend kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, verblijven in een speelgroep;

  • k. peuterspeelzaalwerk: verzorging en opvoeding in een peuterspeelzaal;

  • l. buitenschoolse opvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • m. voorschoolse educatie: uitvoering van een programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • n. vroegschoolse educatie: uitvoering van een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie.

Artikel 2. Doel Subsidieverstrekking

De minister verstrekt overeenkomstig de regels van deze regeling op aanvraag subsidie voor een project dat strekt tot realisatie van of dienstig is aan het bevorderen van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

  • 1 Een rechtspersoon kan projectsubsidie aanvragen.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een samenwerkingsverband, treedt een van de partijen in het samenwerkingsverband namens dat samenwerkingsverband als aanvrager op. Bij de aanvraag ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt een door de partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt gemachtigd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De projectsubsidie wordt verleend aan de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b, wordt projectsubsidie aangevraagd hetzij door de houder van een kindercentrum hetzij door de houder van een peuterspeelzaal mede namens de ander. Bij de aanvraag wordt een door beide houders getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de houder namens wie projectsubsidie mede wordt aangevraagd, instemt met de aanvraag.

§ 2. Subsidieverlening

Artikel 4. Subsidieaanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een projectsubsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een ondertekend formulier zoals dat verkrijgbaar is bij het Agentschap SZW.

  • 2 Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een projectplan;

    • b. een gespecificeerde begroting van het project, waarbij een onderscheid in projectkosten als bedoeld in artikel 7 wordt gemaakt;

    • c. ten minste een drietal ondersteuningsverklaringen als bedoeld in het vijfde lid, eerste zinsnede;

    • d. indien de aanvraag afkomstig is van een privaatrechtelijke rechtspersoon een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd en een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • e. een verklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid, indien de aanvraag betrekking heeft op een samenwerkingsverband;

    • f. een verklaring als bedoeld in artikel 3, derde lid, indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b.

  • 3 Een projectplan als bedoeld in het tweede lid, onder a, bevat een opgave van de startdatum en duur van het project, alsmede:

    • a. een beschrijving van het probleem waarvoor het project een oplossing beoogt te bieden;

    • b. de in het kader van dat project te ondernemen activiteiten, evenals de met dat project beoogde resultaten, waarbij wordt aangegeven op welke van de in artikel 5 genoemde thema’s het project betrekking heeft en op welke wijze het project daaraan bijdraagt; en

    • c. voor zover van toepassing een overzicht van de partijen die voornemens zijn aan de financiering van het project bij te dragen, met vermelding van de omvang en de te verwachten financiële bijdragen, onderscheiden naar de diverse partijen, evenals een beschrijving van de voorwaarden waaraan de verkrijging van de financiële bijdragen verbonden is.

  • 4 De aanvrager maakt in het projectplan aannemelijk dat:

    • a. er in de kinderopvangsector behoefte bestaat aan het project;

    • b. gedurende de duur van het project de continuïteit van de daarvoor benodigde werkzaamheden is gewaarborgd;

    • c. de beoogde resultaten van het project overdraagbaar zijn en in landelijke zin toepasbaar zijn in de kinderopvangsector;

    • d. er garanties zijn voor voortzetting van de resultaten van het project na afloop van de duur van de subsidie.

  • 5 Voorts toont de aanvrager door middel van ten minste drie ondersteuningsverklaringen van verschillende organisaties aan dat er in de kinderopvangsector draagvlak voor het project bestaat, en verklaart hij dat:

    • a. een soortgelijk project nog niet eerder is uitgevoerd;

    • b. na afloop van het project een beschrijving van het project en de resultaten daarvan in elektronische vorm beschikbaar zijn;

    • c. de in het kader van het project ontwikkelde producten indien mogelijk in elektronische vorm beschikbaar komen en als zodanig kosteloos aan derden ter beschikking worden gesteld.

  • 6 Een aanvrager als bedoeld in artikel 3, derde lid, verklaart dat hij bereid is om deel te nemen aan een landelijk onderzoek naar de resultaten van de projecten, bedoeld in artikel 5, onder b.

  • 7 Het vierde lid, onderdelen a en c, en vijfde lid, zijn niet van toepassing op een aanvrager als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 8 Een gespecificeerde begroting van een project als bedoeld in het tweede lid, onder b, sluit aan bij de activiteiten en bevat tevens een opgave van:

    • a. de begrote totale kosten alsmede de reële kosten per te onderscheiden activiteit; en

    • b. de begrote kosten die verband houden met de realisatie van activiteiten en die voor de ontwikkeling of uitvoering van het project als noodzakelijk en ten laste van de aanvrager te blijven kosten zijn aan te merken.

  • 9 Een aanvraag heeft steeds betrekking op één project.

  • 10 Een aanvrager kan gedurende het aanvraagtijdvak ten hoogste één aanvraag voor projectsubsidie indienen. Indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b, kan namens het samenwerkingsverband gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, ten hoogste één aanvraag voor projectsubsidie worden ingediend.

  • 11 In aanvulling op het tiende lid kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b, gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, slechts een aanvraag voor projectsubsidie worden ingediend wanneer de samenwerkende organisaties vallen onder verschillende koepelorganisaties.

Artikel 4a. Weigeringsgronden

  • 1 Een projectsubsidie wordt slechts verleend, indien de subsidieaanvrager:

    • a. aannemelijk heeft gemaakt dat zijn financiële middelen, met inbegrip van de projectsubsidie, voldoende zijn om de voorgenomen activiteiten, bedoeld in artikel 4, derde lid, onder b, uit te voeren;

    • b. een zodanige werkwijze toepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht, dat de met de projectsubsidie beoogde doeleinden zullen worden bereikt;

    • c. geen reële mogelijkheden heeft om op andere wijze de benodigde gelden te verkrijgen;

    • d. aannemelijk heeft gemaakt dat de subsidiabele activiteiten voldoende kunnen worden beïnvloed in kwalitatieve en kwantitatieve zin.

  • 2 Een projectsubsidie wordt in ieder geval geweigerd indien naar het oordeel van de Minister:

    • a. de aanvraag of het voor subsidie aangemelde project niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;

    • b. onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het project te maken kosten;

    • c. sprake is van overschrijding van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 5a, tweede lid.

  • 3 Een projectsubsidie wordt voorts geweigerd bij meer dan één aanvraag tot subsidieverlening van dezelfde aanvrager.

  • 4 Indien de subsidieaanvrager voor dezelfde subsidiabele activiteiten tevens subsidie van een ander bestuursorgaan heeft aangevraagd of ontvangt, dan wel in verband daarmee van anderen inkomsten verwerft, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, en wordt met die andere subsidies of inkomsten rekening gehouden bij de subsidieverstrekking.

Artikel 4b. Behandeling aanvragen

  • 1 Voor de bepaling van het bereiken van het subsidieplafond en de verdeling van de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 5a, tweede lid, worden aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen. Van een volledige aanvraag is sprake, indien wordt voldaan aan artikel 4.

  • 3 Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde door loting vastgesteld.

  • 4 Op een aanvraag wordt binnen een termijn van dertien weken na het sluiten van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, beslist.

Artikel 5. Reikwijdte projecten voor het jaar 2009

Voor projectsubsidie in het kalenderjaar 2009 komen uitsluitend projecten in aanmerking die passen binnen de in artikel 2 genoemde doelstellingen en betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • a. bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang, in het bijzonder gericht op:

    • 1°. verbetering van de pedagogische kwaliteit;

    • 2°. verbetering van interactievaardigheden van pedagogische medewerkers;

    • 3°. verbetering van de kwaliteit van de opvang van baby’s en de opvang in verticale groepen;

    • 4°. verbetering van de kwaliteit van de inrichting, meubilering, materiaal en ruimtegebruik afgestemd op de behoeften van kinderen;

    • 5°. verbetering van de mogelijkheden voor pedagogische supervisie en ondersteuning op de werkvloer.

  • b. stimulering van samenwerking tussen kinderopvangcentra en peuterspeelzalen, anders dan het aanbieden van voorschoolse educatie of vroegschoolse educatie, in het bijzonder gericht op:

    • 1°. stimulering van de ontwikkeling van kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

    • 2°. verhoging van de kwaliteit van de opvang in de peuterspeelzaal of het kinderopvangcentrum;

    • 3°. voorkoming van segregatie-effecten casu quo het bevorderen van integratie tussen kinderen met verschillende (culturele) achtergronden;

    • 4°. een betere benutting van de personele capaciteit van de samenwerkende partners;

    • 5°. het ontwikkelen van mogelijkheden tot gezamenlijke exploitatie en gebruik van ruimtes voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    • 6°. meer flexibiliteit respectievelijk variëteit in het opvangaanbod.

Artikel 5a. Aanvraagtijdvak en subsidieplafonds voor het jaar 2009

  • 1 Voor het kalenderjaar 2009 kunnen aanvragen voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder a, worden ingediend in de periode vanaf 1 september tot 1 oktober 2009. Voor projectsubsidies als bedoeld in artikel 5, onder b, kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 1 oktober tot 1 november 2009.

  • 2 Voor subsidieverlening is in het kalenderjaar 2009 een bedrag van ten hoogste € 9.000.000 beschikbaar, waarvan:

  • 3 De subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder a, bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste € 250.000.

  • 4 De subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 5, onder b, bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste € 50.000.

  • 5 Subsidie wordt slechts verleend voor projecten met een tijdsduur van ten hoogste 18 maanden.

Artikel 6. Aanvraagtijdvak; subsidieplafond en beleidsvoornemens

[Vervallen per 02-02-2007]

Artikel 7. Projectkosten

  • 1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende na de indiening van de aanvraag noodzakelijke rechtstreeks aan het project toe te rekenen door de aanvrager gemaakte en te zijne laste, dan wel ten laste van het samenwerkingsverband gebleven kosten met betrekking tot:

    • a. personeel;

    • b. exploitatie; of

    • c. overhead.

  • 2 Geen subsidie wordt verleend voor begrote kosten van projecten die voor de datum van indiening van de aanvraag bij het Agentschap SZW ten behoeve van het project zijn ontwikkeld of uitgevoerd.

  • 3 Onvoorziene kosten, algemene kosten, kosten van door de aanvrager ten behoeve van de aanvraag ingeschakelde subsidieadviseurs en pro memorieposten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4 Voor BTW-plichtige subsidieontvangers wordt de BTW niet gesubsidieerd.

Artikel 11. Beschikking tot subsidieverlening

  • 1 De beschikking tot verlening van projectsubsidie betreft de activiteiten zoals vastgelegd in het bij de aanvraag gevoegde projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a.

  • 2 Blijkt tijdens de uitvoering van de subsidiabele activiteiten dat de werkelijk daarop betrekking hebbende uitgaven of ontvangsten aanzienlijk lager blijven onderscheidenlijk hoger zijn dan de in de goedgekeurde begroting opgenomen bedragen, dan deelt de subsidieontvanger dit zo spoedig mogelijk mee aan de Minister, onder opgave van de verschillen en de oorzaken daarvan. Wijzigingen in het projectplan behoeven de toestemming van de Minister.

  • 3 In de beschikking wordt het maximumbedrag vermeld dat aan projectsubsidie tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de uitvoeringskosten en beheerskosten van het project zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag, met dien verstande, dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager niveau kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven naar het oordeel van de Minister niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering of het beheer van het project.

  • 4 Het in de beschikking tot subsidievaststelling vast te stellen subsidiebedrag is niet hoger dan het in het derde lid bedoelde maximumbedrag, tenzij de Minister toestemming heeft gegeven voor een verhoging van de kosten of wijzigingen in het projectplan als bedoeld in het tweede lid.

  • 5 Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen nadere voorschriften worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project dan wel behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project.

Artikel 12. Bevoorschotting

  • 1 De Minister verleent bij de subsidieverlening een voorschot van maximaal 80% van de te verlenen subsidie.

  • 2 Indien een project zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekt kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat de bevoorschotting per kalenderjaar of per periode van twaalf maanden plaatsvindt.

  • 3 Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid bedraagt het voorschot maximaal 80% van de per kalenderjaar of per periode van twaalf maanden te verlenen projectsubsidie.

§ 3. De aan subsidieverlening verbonden verplichtingen

Artikel 12a. Uitvoering gesubsidieerde activiteiten

  • 2 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt, en dat – naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen – alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden worden nageleefd.

  • 3 De subsidieontvanger zorgt ervoor dat het project binnen twee maanden na ontvangst van de beschikking, bedoeld in artikel 11, wordt gestart.

Artikel 12b. Mededeling omstandigheden

  • 1 De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk onder overlegging van relevante stukken schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de beslissing over de hoogte van de subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger brengt de Minister onmiddellijk op de hoogte indien surséance van betaling wordt aangevraagd of in geval van dreiging of aangifte van faillissement.

Artikel 12c. Verzekering risico’s

De subsidieontvanger verzekert zich tegen alle risico’s, waaruit zodanige onkosten of schadeclaims kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten wordt verhinderd of dat subsidiegelden kunnen toevloeien naar gelaedeerde derden.

Artikel 12d. Administratie

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:

    • a. de inrichting van de administratie sluit aan bij de ingediende en goedgekeurde begroting en het goedgekeurde projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a; de administratie bevat informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking;

    • b. de administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt. Dit houdt in:

      • 1°. dat alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden vastgelegd met onderliggende stukken; van ontvangsten en uitgaven zonder bewijsstukken wordt een afzonderlijke administratie ingericht;

      • 2°. dat bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2 De administratie en de daarbij behorende bewijsstukken worden gedurende ten minste zeven jaar bewaard.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op de ontvanger van een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b.

Artikel 12e. Voortgangsrapportages

  • 1 Indien de Minister, ter uitvoering van artikel 11, vijfde lid, tussentijdse rapportages verlangt over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten of over de besteding van de projectsubsidie, dienen deze rapportages uiterlijk één maand na het verstrijken van de daarbij aangegeven periode te worden verstrekt.

  • 2 De rapportages over de voortgang van de activiteiten sluiten aan bij het door de Minister goedgekeurde projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a. Belangrijke verschillen tussen de rapportages en het goedgekeurde projectplan worden toegelicht.

  • 3 De rapportages over de besteding van de subsidie sluiten aan op de ingediende begroting, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b. Belangrijke verschillen tussen de rapportages en de begroting worden toegelicht.

  • 4 De subsidieontvanger geeft aan de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op verzoek inzage van de in artikel 12d bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de uitvoering van het projectplan en de besteding van de subsidie.

  • 5 Dit artikel is niet van toepassing op de ontvanger van een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b.

Artikel 13. Evaluatie

Een subsidieontvanger verleent alle medewerking aan de opstelling van evaluatierapporten met betrekking tot deze subsidieregeling, en draagt er zorg voor dat, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.

§ 4. Subsidievaststelling

Artikel 14. Verantwoording

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, met gebruikmaking van een te ondertekenen formulier, dat verkrijgbaar is bij het Agentschap SZW. Het formulier omvat een activiteitenverslag en een financiële verantwoording.

  • 2 Het activiteitenverslag geeft een duidelijk inzicht in de aard, de duur en de omvang van de gesubsidieerde activiteiten. In het verslag worden de verrichte activiteiten vergeleken met de in het projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, opgenomen voorgenomen activiteiten.

  • 3 Het eerste lid, voor zover het de financiële verantwoording betreft, is niet van toepassing op de ontvanger van een projectsubsidie als bedoeld in artikel 5, onder b. In het geval, bedoeld in de eerste volzin, wordt het formulier, bedoeld in het eerste lid, ondertekend door de houders, bedoeld in artikel 3, derde lid.

Artikel 14a. Financiële verantwoording

  • 1 De financiële verantwoording geeft duidelijk de baten en de lasten weer welke op de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben.

  • 2 De financiële verantwoording sluit aan bij de door de Minister goedgekeurde begroting, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b. Belangrijke verschillen tussen het financieel verslag en de goedgekeurde begroting worden toegelicht.

  • 3 De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Artikel 15. Accountantsverklaring

  • 2 De accountantsverklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt ingericht overeenkomstig het model in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 3 De controle en rapportage van de accountant worden ingericht overeenkomstig een door de Minister vast te stellen controleprotocol.

  • 4 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Minister in te stellen onderzoeken. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

Artikel 16. Intrekking van de beschikking tot verlening van subsidie

Een beschikking tot verlening van projectsubsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd, indien de subsidieontvanger een van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 12e of 14 niet naleeft.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 18. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kinderopvang.

Deze regeling zal met de daarbij behorende toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 april 2005

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Bijlage 1. Behorende bij artikel 15, tweede lid, van de Subsidieregeling kinderopvang

Model accountantsverklaring

Aan: het bestuur van (opdrachtgever/rechtspersoon)

Accountantsverklaring

Wij hebben de financiële verantwoording (subsidieperiode) van (opdrachtgever/rechtspersoon) te (plaats), gecontroleerd.

Voor de gesubsidieerde activiteiten heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de brief gedateerd (datum) met kenmerk (nummer) een subsidie verleend voor (subsidieperiode)

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de (opdrachtgever/rechtspersoon) is verantwoordelijk voor het opmaken van de financiële verantwoording. Tevens is het bestuur van de (opdrachtgever/rechtspersoon) verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de financiële verantwoording opgenomen baten en lasten. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.

Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem, relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de financiële verantwoording van het resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol, behorende bij de Subsidieregeling kinderopvang. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de financiële verantwoording van het resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de (opdrachtgever/rechtspersoon). Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de (opdrachtgever/rechtspersoon) heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de financiële verantwoording.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de financiële verantwoording een getrouw beeld van de baten en lasten over (subsidieperiode) getrouw weer en voldoet aan de bepalingen van de Subsidieregeling kinderopvang en de nadere aanwijzingen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking van (datum).

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze financiële verantwoording opgenomen baten en lasten over (periode) voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen zoals die in de subsidiebeschikking en het controleprotocol, behorende bij de Subsidieregeling kinderopvang, zijn vermeld.

Tevens zijn wij nagegaan dat het activiteitenverslag voor zover wij dat kunnen beoordelen in overeenstemming is met de financiële verantwoording.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Bijlage 2. behorende bij artikel 15, tweede lid, van de Subsidieregeling kinderopvang

Controle- en rapportageprotocol

Inleiding

Het doel van de Subsidieregeling kinderopvang is het creëren van een subsidiekader om projecten te subsidiëren die bijdragen aan het stelsel van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang. De Algemene Regeling SZW-subsidies is van toepassing op alle subsidieverstrekking door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies. In de Subsidieregeling kinderopvang zijn de algemene regels aangevuld of daarvan afgeweken.

Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies dient de subsidie-ontvanger binnen 4 maanden na afloop het project een verantwoording in, voorzien van een declaratie. De declaratie is bij een subsidie van € 50.000 voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikel 16, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Deze verklaring wordt afgegeven op basis van een onderzoek dat met inachtneming van het terzake vastgestelde controle- en rapportageprotocol is uitgevoerd (artikel 15, tweede lid, van de Subsidieregeling kinderopvang). Dit controle- en rapportageprotocol geeft aanwijzingen voor de door de accountants uit te voeren controlewerkzaamheden in het kader van subsidiabele activiteiten waarop de Subsidieregeling kinderopvang van toepassing is. Op de subsidieverlening in het kader van genoemde subsidieregeling zijn tevens van toepassing: de Kaderwet SZW-subsidies, de Algemene Regeling SZW-subsidies en Titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit controle-en rapportageprotocol is geen werkprogramma. De accountant belast met de controle van de declaratie dient zorg te dragen voor een op de situatie toegesneden werkprogramma, waarbij aan de specifieke kenmerken van de administratieve organisatie van een gesubsidieerd project voldoende aandacht wordt geschonken.

Het controle- en rapportageprotocol heeft de volgende indeling:

Algemene uitgangspunten

  • 1. Het accountantsonderzoek

    • 1.1 Het onderwerp van onderzoek

    • 1.2 De (reikwijdte van) de accountantsverklaring

    • 1.3 De te hanteren toleranties

    • 1.4 Het rapport van bevindingen

  • 2. De declaratie

  • 3. Aandachtspuntenlijst Subsidieregeling kinderopvang

  • 4. Model Accountantsverklaring

1. Het accountantsonderzoek

Bij de controle dient de accountant bij de uitvoering van de accountantscontrole op de declaratie vast te stellen dat minimaal aan de punten is voldaan, die hieronder zijn beschreven. Dit betreft vooral rechtmatigheidsaspecten. Daarnaast moet hij controleren of:

  • de declaratie een getrouw beeld geeft;

  • (aanvullende) subsidievoorwaarden in de subsidiebeschikking zijn nageleefd;

  • overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving is nageleefd.

1.1 Het onderwerp van onderzoek

De accountant controleert of de declaratie aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Dit betreft:

  • De inrichtingseisen: de indeling van de declaratie sluit aan bij de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid goedgekeurde begroting;

  • De getrouwheid: de declaratie geeft een getrouw beeld, conform de getrouwheidsaspecten genoemd in Richtlijn voor de Accountantscontrole 200, paragraaf 7, te weten:

    • a. Betrouwbaarheid;

    • b. Aanvaardbaarheid;

    • c. Toereikendheid.

  • De rechtmatigheid: de handelingen die aan de in de declaratie opgenomen informatie ten grondslag liggen zijn rechtmatig, dat wil zeggen in overeenstemming met de subsidievoorwaarden, opgenomen in de Algemene Regeling SZW-subsidies, de Subsidieregeling kinderopvang en de subsidiebeschikking en de Kaderwet SZW-subsidies.

Daarnaast moet hij beoordelen of er geen tegenstrijdigheden zijn tussen de declaratie en (de rest van) de verantwoording. Indien dit wel het geval is moet hij hierover apart rapporteren.

De controle van de declaratie wordt afgesloten met een accountantsverklaring. De accountantsverklaring omvat een oordeel over de getrouwheid van de declaratie en over de rechtmatigheid van de wetsuitvoering.

Mede op grond van de declaratie en de daarbij afgegeven accountantsverklaring wordt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de definitieve subsidie vastgesteld.

1.2 De reikwijdte van de accountantsverklaring

De accountantsverklaring heeft betrekking op de door de subsidie-ontvanger op de declaratie ingevulde aantallen (bijv. meetbare resultaten) en bedragen, alsmede op die aspecten van de regeling die zijn genoemd in de aandachtspuntenlijst.

Voor de verklaring moet gebruik gemaakt worden van het door het Ministerie verstrekte model (zie bijlage 1, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Subsidieregeling kinderopvang). Er geldt een verplicht te gebruiken tekst waaruit tenminste blijkt dat de controle is uitgevoerd met expliciete inachtneming van de in dit controle- en rapportageprotocol gegeven voorschriften.

1.3 De te hanteren toleranties

De goedkeuringstolerantie bedraagt 1% van de totale kosten.

1.4 Het rapport van bevindingen

Indien tijdens de accountantscontrole blijkt dat er fouten in de einddeclaratie voorkomen, dan dienen deze gecorrigeerd te worden. Bij het nalaten van de correctie van fouten kan de accountant geen goedkeurende accountantsverklaring afgeven.

Indien de verklaring een niet goedkeurende strekking heeft (bij overschrijding van de goedkeuringstolerantie), moet op het vervolgblad de motivering worden opgenomen. In het rapport van bevindingen wordt een uitgebreidere toelichting gegeven op de geconstateerde fouten of onzekerheden die tot een niet goedkeurende accountantsverklaring hebben geleid.

Indien er sprake is van relevante, niet financiële tekortkomingen, die niet vallen onder de strekking van de accountantsverklaring, rapporteert de accountant deze tekortkomingen apart.

De accountant hanteert voor de weergave van de bevindingen van zijn controlewerkzaamheden het van toepassing zijnde model Accountantsverklaring zoals in de bijlage 1 bij de Subsidieregeling kinderopvang.

2. De declaratie

De accountant gaat na of de declaratie aan de voorwaarden voldoet zoals is vastgelegd in de Algemene Regeling SZW-subsidies en de Subsidieregeling kinderopvang:

  • De declaratie geeft duidelijk de opbrengsten en kosten weer welke op de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben (artikel 15, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);

  • De declaratie sluit, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, aan bij de door de minister goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen tussen de declaratie en de goedgekeurde begroting worden toegelicht (artikel 15, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);

  • De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, dienen te zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaarde grondslagen. Voorzover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van de aanschaffingsprijzen van die activa berekend (artikel 15, derde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Tevens dient de berekeningsgrondslag van overheadkosten juist te zijn en te zijn gebaseerd op de subsidiebeschikking;

  • Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming moet dat uit de declaratie blijken en is daarvoor in overeenstemming met artikel 4:41 van de Awb een vergoeding verschuldigd. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de marktwaarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding wordt ontvangen (artikel 17 van de Algemene Regeling SZW-subsidies);

  • Indien de in het projectplan opgenomen resultaten concreet meetbaar zijn, dient de declaratie de resultaten te weergeven. De accountant dient de betrouwheid van de resultaten na afloop van het project te toetsen;

  • De in paragraaf 3 vermelde toetspunten.

3. Aandachtspuntenlijst Subsidieregeling kinderopvang

De accountant gaat na dat aan de verplichtingen voor subsidieverlening zoals deze hieronder zijn aangegeven is voldaan.

De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:

  • De inrichting van de administratie sluit aan bij de ingediende en goedgekeurde begroting en het projectplan; zij bevat de informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking (artikel 12, eerste lid onderdeel a, van de Algemene Regeling SZW-subsidies);

  • Indien personeelskosten onderdeel van de subsidie uitmaken, dient de administratie hierop te zijn ingericht. Als medewerkers gedurende het project volledig worden ingezet op het project, volstaat een verklaring waarin de werkelijke inzet in uren per week is weergegeven. Als medewerkers voor een deel van hun arbeidstijd op het project worden ingezet, dient er sprake te zijn van een sluitende urenadministratie, inclusief de noodzakelijke functiescheiding.

  • De administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt (artikel 12, eerste lid onderdeel b, van de Algemene Regeling SZW-subsidies). Dit houdt in:

  • dat alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden vastgelegd met onderliggende stukken; van ontvangsten en uitgaven zonder bewijsstukken wordt een afzonderlijke administratie ingericht;

  • dat bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt;

  • De administratie en de daarbij behorende bewijsstukken worden ten minste gedurende vijf jaar bewaard (artikel 12, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).

De accountant controleert of de administratieve organisatie rond de administratie in opzet, bestaan en werking voldoende is om de juistheid van de kosten en de volledigheid van de opbrengsten voor wat betreft het gesubsidieerde project vast te kunnen stellen. Hij controleert of de administratieve organisatie in opzet, bestaan en werking voldoende is om vast te kunnen stellen dat uitsluitend op het project hebbende kosten ten laste van het project worden gebracht en dat de op het project betrekking hebbende opbrengsten ten gunste van het project worden gebracht. Hij controleert of alle ten laste/ten gunste van het project gebrachte kosten/opbrengsten zijn onderbouwd met bewijsstukken. Hij controleert of de kosten niet op andere wijze worden vergoed.

De gesubsidieerde activiteiten moeten conform het goedgekeurd projectplan worden uitgevoerd (artikel 9, eerste lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).

De accountant controleert of alle kosten die in de declaratie zijn opgenomen betrekking hebben op het project, alsmede of de gedeclareerde kosten volgens de subsidiebeschikking en het daaraan ten grondslag liggende projectplan voor subsidiëring in aanmerking komen.

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt en dat – naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen – alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden worden nageleefd (artikel 9, tweede lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).

De accountant controleert of alle verplichtingen genoemd in de subsidiebeschikking en andere regelgeving zijn nageleefd. In dit verband is mede van belang dat bij de subsidieverlening verplichtingen kunnen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 9, derde lid, van de Algemene Regeling SZW-subsidies).

De subsidieontvanger verzekert zich tegen alle risico’s, waaruit zodanige kosten of schadeclaims kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten worden verhinderd of dat de subsidiegelden kunnen toevloeien aan gelaedeerde derden (artikel 11 van de Algemene Regeling SZW-subsidies). De accountant controleert of de subsidieontvanger aan deze eis heeft voldaan.

Voorzover voor de controle van de einddeclaratie gebruik wordt gemaakt van de werkzaamheden van andere accountants, draagt de accountant die verantwoordelijk is voor de accountantsverklaring bij de einddeclaratie, er zorg voor dat de aanvrager hiervan op de hoogte wordt gesteld en wijst de aanvrager op het feit dat alle relevante verplichtingen uit dit controleprotocol ook aan de accountant(s), belast met de controle van de einddeclaratie van (een) deelproject(en), bekend worden gemaakt en dat deze laatste accountant(s) hun werkzaamheden verrichten met inachtneming van dit protocol.

De accountant moet de werkzaamheden van andere accountants toetsen. Indien de werkzaamheden van andere accountants een materieel deel van de declaratie betreffen moet de accountant een review verrichten op deze werkzaamheden.

4. Model Accountantsverklaring

De voorgeschreven tekst voor de accountantsverklaring is opgenomen in bijlage 1, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Subsidieregeling kinderopvang.