Uitvoeringsregeling reclassering 2005

Geraadpleegd op 09-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 19-09-2024.
Geldend van 25-11-2005 t/m heden

Regeling van de Minister van Justitie van 9 november 2005, nr. DDS 5378751, houdende regels over de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden (Uitvoeringsregeling reclassering 2005)

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 38, vijfde lid, en 40 van de Reclasseringsregeling 1995;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Aanwijzingseisen en beëdiging van reclasseringswerkers

Paragraaf 2.1. Aanwijzingseisen

Artikel 2

  • 1 Als reclasseringswerker kan slechts worden aangewezen degene die:

    • a. in het bezit is van het diploma Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (maatschappelijk werk en dienstverlening, HSAO-MDW) of van een voor het reclasseringswerk als gelijkwaardig te beschouwen getuigschrift;

    • b. in dienst is van een reclasseringsinstelling en

    • c. beschikt over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan een medewerker van een reclasseringsinstelling die belast is met de uitvoering van werkstraffen en in het bezit is van het diploma Middelbaar Sociaal Agogisch Onderwijs of een als gelijkwaardig te beschouwen getuigschrift, als reclasseringswerker worden aangewezen.

  • 3 Ten behoeve van de aanwijzing als reclasseringswerker legt de kandidaat de stukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde eisen.

Artikel 3

  • 1 De aanwijzing kan worden geschorst, indien de reclasseringswerker op ernstige wijze tekortschiet in de uitoefening van zijn taak.

  • 2 De aanwijzing kan worden ingetrokken, indien blijkt van omstandigheden die, hadden zij zich voorgedaan of waren zij bekend geweest ten tijde van de aanwijzing, zouden hebben geleid tot het niet verlenen van die aanwijzing.

  • 3 De aanwijzing kan worden ingetrokken na beëindiging van de werkzaamheden als reclasseringswerker en wordt in ieder geval ingetrokken na beëindiging van het dienstverband met de reclasseringsinstelling.

Paragraaf 2.2. Beëdiging

Artikel 4

Alvorens zijn functie te aanvaarden, legt de reclasseringswerker voor de rechtbank in het arrondissement van de plaats waar hij is tewerkgesteld de volgende eed of belofte af:

‘Ik zweer (beloof), dat ik mijn taak overeenkomstig de gestelde voorschriften naar geweten zal vervullen en de zaken waarvan ik door de uitoefening van mijn functie kennis draag en waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik krachtens wettelijk voorschrift of uit hoofde van mijn functie tot mededeling verplicht ben. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)’

Artikel 5

  • 1 De reclasseringsinstelling verzoekt de griffier van de rechtbank het tijdstip voor de beëdiging vast te stellen, zo mogelijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk gedaan volgens het model dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd. Het gaat vergezeld van een afschrift van de beschikking, waaruit de aanwijzing van de reclasseringswerker blijkt.

  • 3 De griffier deelt de reclasseringsinstelling het tijdstip mee waarop de beëdiging zal plaatsvinden.

  • 4 De griffier maakt van de eedsaflegging een akte op en zendt afschrift daarvan aan de reclasseringsinstelling.

Artikel 6

Het bestuur van de reclasseringsinstelling verstrekt de reclasseringswerker na diens beëdiging een bewijs waarmee hij zich als zodanig kan legitimeren.

Hoofdstuk 3. Subsidiëring

Paragraaf 3.1. Subsidieverlening

Artikel 7

  • 1 De ontwerpbegroting en het beleidsplan met de voorgenomen werkzaamheden, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Reclasseringsregeling 1995, geeft voor het komende subsidiejaar en indicatief voor de drie daarop volgende jaren in ieder geval aan:

    • a. een visie in hoofdlijnen op de te verwachten ontwikkelingen voor de reclassering als onderdeel van de strafrechtsketen;

    • b. de beleidsvoornemens met een financiële vertaling daarvan, met name ten aanzien van de ontwikkeling van de te leveren producten, de daaraan gerelateerde kostprijzen en de prioriteitenstelling die bij de uitvoering daarvan wordt aangehouden;

    • c. de wijze waarop wordt voldaan aan de door Onze Minister gestelde prioriteiten door middel van de voorgenomen werkzaamheden;

    • d. te verwachten knelpunten bij de uitvoering van het beleidsplan en de wijze waarop de reclasseringsinstelling deze wil oplossen.

Artikel 8

Artikel 9

  • 2 In het besluit wordt tevens kenbaar gemaakt volgens welke aanwijzingen op grond van artikel 12, derde lid, de subsidie wordt verrekend.

Paragraaf 3.2. Subsidievaststelling

Artikel 10

  • 2 De op grond van artikel 26, tweede lid, onder c, van de Reclasseringsregeling 1995 gecontroleerde jaarrekening geeft in samenhang met het jaarverslag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder b, van de Reclasseringsregeling 1995, en volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat de Minister een verantwoord oordeel kan vormen omtrent:

    • a. het vermogen en het exploitatiesaldo,

    • b. de solvabiliteit en de liquiditeit van de reclasseringsinstelling, voor zover de aard van de jaarrekening dat toelaat, en

    • c. de hoeveelheid reclasseringsproducten die is geleverd en voldoet aan de door Onze Minister gestelde productiecriteria.

  • 3 De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4 De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo op het einde van het boekjaar weer.

  • 5 De in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede de balansmutaties zijn tot stand gekomen in overeenstemming met van toepassing zijnde wettelijke regelingen.

  • 6 De jaarrekening sluit aan op de begroting, waarvoor subsidie is verleend en op de subsidieverlening van dat jaar. Zij behelst een vergelijking met de gerealiseerde producten, de werkelijke uitgaven voor de projecten en de overige budgetten, in het jaar voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 11

Het jaarverslag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, onder b, van de Reclasseringsregeling 1995, beschrijft in samenhang met de jaarrekening in ieder geval de vergelijking tussen de afgesproken en de gerealiseerde managementafspraken, met name ten aanzien van de aantallen producten, de daaraan gerelateerde kostprijs, de projecten, de overige budgetten en een toelichting op de verschillen.

Artikel 12

  • 1 De subsidievaststelling geschiedt voor de aantallen producten op basis van de gerealiseerde productie op basis van de bij de subsidieverlening vastgestelde kostprijs. De gerealiseerde productie is de productie zoals verantwoord in de jaarrekening en het jaarverslag en die voldoet aan de door Onze Minister gestelde productiecriteria.

  • 2 De subsidievaststelling over het totaal van de producten kan ten hoogste het bedrag zijn dat in de subsidieverlening voor het boekjaar waarop de subsidievaststelling betrekking heeft, is vermeld.

  • 3 De gerealiseerde productie, projecten en overige budgetten worden verrekend overeenkomstig de aanwijzingen van Onze Minister.

Artikel 13

  • 2 Indien geen goedkeurende accountantsverklaring (zonder beperkingen) kan worden afgegeven, stelt Onze Minister de subsidie vast met inachtneming van de bevindingen van de accountant, zoals die blijken uit de accountantsverklaring en het daarbij behorende rapport van bevindingen. De in de jaarrekening verantwoorde productie, die niet aan de productiecriteria voldoet of waarvan niet kan worden vastgesteld of aan die criteria wordt voldaan, kan door Onze Minister bij de subsidievaststelling als niet gerealiseerde productie worden aangemerkt. Tevens kan Onze Minister een sanctie opleggen van maximaal 10% van de verleende subsidie.

Paragraaf 3.3. Informatievoorziening

Artikel 14

  • 1 Een reclasseringsinstelling informeert Onze Minister uiterlijk vier weken na iedere vier maanden over de uitvoering van de managementafspraken, bedoeld in artikel 9, eerste lid, met een inhoudelijke en financiële toelichting ten aanzien van de verschillen met de vorige periodes van vier maanden en de planning voor het desbetreffende jaar.

  • 2 Een reclasseringsinstelling informeert Onze Minister uiterlijk tien dagen na iedere twee maanden over de productierealisatie. Deze informatie bevat de voor de monitoring relevante informatie over de instroom, realisatie en voorraad per reclasseringsproduct.

Artikel 15

Een reclasseringsinstelling verstrekt aan de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming de inlichtingen die deze in het kader van zijn taak vraagt.

Paragraaf 3.4. Administratieve voorschriften

Artikel 16

  • 1 Een reclasseringsinstelling behoeft de voorafgaande toestemming van Onze Minister voor:

    • a. het vervreemden of het bezwaren van registergoederen alsmede van andere vermogensbestanddelen, verkregen met de bouwsubsidie tot en met het jaar 2004;

    • b. het overbrengen van met de subsidie tot en met het jaar 2004 verkregen vermogen en/of vermogensbestanddelen naar andere organisaties met of zonder rechtspersoonlijkheid, zonder reële tegenprestatie;

    • c. een juridische fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. het doen van aangifte tot haar faillissement of het aanvragen van haar surséance van betaling;

    • e. het ontbinden van de instelling.

  • 2 Onze Minister beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3 De beslissing kan éénmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4 Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

  • 5 Een reclasseringsinstelling doet onverwijld melding aan Onze Minister van:

    • a. het oprichten van dan wel het deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het wijzigen van de statuten.

Artikel 17

  • 1 Een reclasseringsinstelling verzekert haar aansprakelijkheid naar burgerlijk recht tegenover derden in voldoende mate.

  • 2 Een reclasseringsinstelling verzekert de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht van personen die op grond van bepalingen in het Wetboek van Strafrecht en in het Wetboek van Strafvordering taakstraffen verrichten, indien deze aansprakelijkheid niet reeds anderszins is verzekerd.

  • 3 Een reclasseringsinstelling verzekert haar onroerende zaken tegen brandschade naar herbouwwaarde en haar roerende zaken tegen brandschade, waterschade en diefstal.

  • 4 De van Onze Minister ontvangen subsidiegelden worden risicomijdend beheerd.

Artikel 18

  • 1 Voor het ter beschikking stellen van goederen aan of het verrichten van diensten voor derden brengt een reclasseringsinstelling een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien daarbij geen middelen verkregen met de subsidie van het ministerie van Justitie worden aangewend.

  • 3 Een reclasseringsinstelling verstrekt desgevraagd aan Onze Minister een beschrijving van de tussen haar en andere rechtspersonen bestaande organisatorische en financiële banden, alsmede van zodanig nog in het leven te roepen of te wijzigen banden, voor zover deze banden van invloed kunnen zijn op de bepaling van de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19

  • 1 Indien een reclasseringsinstelling haar reclasseringswerkzaamheden beëindigt, komt Onze Minister een direct opeisbare vordering op de reclasseringsinstelling toe op het vermogen en/of de vermogensbestanddelen, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a en b.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien gebouwen, terreinen of roerende zaken ten behoeve waarvan Onze Minister subsidie heeft verleend, worden vervreemd of geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken. Het bedrag van de vordering is in dit geval gelijk aan de directe opbrengstwaarde van de desbetreffende zaken.

  • 3 Onze Minister komt de in het eerste lid bedoelde vordering niet toe, indien de werkzaamheden van de reclasseringsinstelling met toestemming van Onze Minister door een andere reclasseringsinstelling worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die reclasseringsinstelling in eigendom worden overgedragen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 november 2005

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner

Bijlage 1

Model

AANVRAAG BEËDIGING VAN EEN RECLASSERINGSWERKER

De Stichting …...... (naam reclasseringsinstelling) te ........... (plaatsnaam)

Aan de griffier bij de rechtbank

te …........

Hierbij verzoekt ondergetekende,

….....…. (naam),

….....…. (functie)

van de Stichting …..,

de beëdiging te (doen) bewerkstelligen van de reclasseringswerker

naam: ….......

voornamen (voluit): …....…

geboortedatum en -plaats:

De verklaring omtrent het gedrag is op …… afgegeven door de minister van Justitie.

Betrokkene, tewerkgesteld in ….. (plaatsnaam)

is sinds ……. (datum) in dienst van de Stichting …....... te …........

Betrokkene is bij beschikking van ….. (datum) van het bestuur van de Stichting …....... aangewezen als reclasseringswerker overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995 en voldoet aan de daarvoor in de Uitvoeringsregeling reclassering 2005 gestelde eisen.

Gaarne verneem ik zo spoedig mogelijk het tijdstip waarop de beëdiging zal plaatsvinden.

…….......... (datum)

…….......... (plaats)

namens het bestuur van de Stichting ……….........

………………. (ondertekening)