Fiscale behandeling gewezen gedeputeerden en wethouders

Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 09-11-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m heden

Fiscale behandeling gewezen gedeputeerden en wethouders

In de circulaire van 1 september jl. (kenmerk 2005-158381) is aangekondigd dat gedeputeerden en wethouders met ingang van 1 januari 2006 als werknemer onder de werking van de Wet op de loonbelasting gaan vallen. Tot op heden worden wethouders en gedeputeerden fiscaal beschouwd als zelfstandigen die desgewenst kunnen kiezen om voor de loonbelasting te worden aangemerkt als fictief werknemer. Er zijn naar aanleiding van de eerdere circulaire vragen gerezen over de fiscale behandeling van gewezen wethouders en gedeputeerden die nu wachtgeld of pensioen genieten.

Wachtgeld en pensioen op grond van de Appa ingegaan vóór 1 januari 2006

Wachtgeld- of pensioenuitkeringen die op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) worden verstrekt aan gedeputeerden en wethouders of hun nagelaten betrekkingen, vallen in beginsel niet onder de loonbelasting, tenzij tijdens de actieve periode is geopteerd om te worden aangemerkt als werknemer. Deze situatie wordt ook na 1 januari 2006 gecontinueerd.

Splitsingsproblematiek

Voor wethouders en gedeputeerden die tijdens hun ambtsperiode zowel in een tijdvak als zelfstandige als in een ander tijdvak als (fictief) werknemer zijn aangemerkt, moet de wachtgeld- of pensioenuitkering naar evenredigheid worden gesplitst. Daarbij maakt het geen verschil of dat werknemerschap het gevolg is van opteren (dat was mogelijk vóór 1 januari 2006) of door de wijziging in de rechtspositie zoals aangegeven in de eerdergenoemde circulaire van 1 september 2005.

Een uitkeringsgerechtigde die in de actieve periode bijvoorbeeld twee jaar als zelfstandige is aangemerkt en twee jaar als (fictief) werknemer, heeft tijdens de uitkeringsperiode een wachtgeld- of pensioenuitkering die voor 50% onder de loonbelasting valt en voor 50% onder de inkomstenbelasting.

Dit kan leiden tot een gecompliceerde uitvoering van de uitkeringsregelingen.

De belastingdienst gaat er in de praktijk echter mee akkoord als inhoudingsplichtigen – om splitsing van de uitkering te voorkomen – de volgende inhoudingswijze toepassen.

De inhoudingsplichtige (provincie of gemeente) houdt met instemming van betrokkene loonbelasting in over de volledige uitkering. De Appa-uitkeringsgerechtigde kan dan de belastinginspecteur verzoeken de voorlopige aanslag inkomstenbelasting die over dat jaar eventueel is opgelegd te verminderen met het bedrag dat naar verwachting in dat jaar aan loonbelasting zal worden ingehouden. Per saldo levert deze werkwijze daardoor voor betrokkene geen nadeel op.

Het streven is om de Appa-uitkeringsregelingen met ingang van 1 januari 2007 in alle situaties (dat wil zeggen ook voor zover tijdens de actieve periode niet is geopteerd voor de behandeling als werknemer) onder de Wet op de loonbelasting te brengen waardoor de splitsingsproblematiek wordt beëindigd en de hiervoor genoemde praktische oplossing in regelgeving wordt vastgelegd.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de

directeur-generaal

Koninkrijksrelaties en Bestuur,

L.A.M. van Halder