Voor wethouders en gedeputeerden die tijdens hun ambtsperiode zowel in een tijdvak
als zelfstandige als in een ander tijdvak als (fictief) werknemer zijn aangemerkt,
moet de wachtgeld- of pensioenuitkering naar evenredigheid worden gesplitst. Daarbij
maakt het geen verschil of dat werknemerschap het gevolg is van opteren (dat was mogelijk
vóór 1 januari 2006) of door de wijziging in de rechtspositie zoals aangegeven in
de eerdergenoemde circulaire van 1 september 2005.
Een uitkeringsgerechtigde die in de actieve periode bijvoorbeeld twee jaar als zelfstandige
is aangemerkt en twee jaar als (fictief) werknemer, heeft tijdens de uitkeringsperiode
een wachtgeld- of pensioenuitkering die voor 50% onder de loonbelasting valt en voor
50% onder de inkomstenbelasting.
Dit kan leiden tot een gecompliceerde uitvoering van de uitkeringsregelingen.
De belastingdienst gaat er in de praktijk echter mee akkoord als inhoudingsplichtigen
– om splitsing van de uitkering te voorkomen – de volgende inhoudingswijze toepassen.
De inhoudingsplichtige (provincie of gemeente) houdt met instemming van betrokkene
loonbelasting in over de volledige uitkering. De Appa-uitkeringsgerechtigde kan dan
de belastinginspecteur verzoeken de voorlopige aanslag inkomstenbelasting die over
dat jaar eventueel is opgelegd te verminderen met het bedrag dat naar verwachting
in dat jaar aan loonbelasting zal worden ingehouden. Per saldo levert deze werkwijze
daardoor voor betrokkene geen nadeel op.
Het streven is om de Appa-uitkeringsregelingen met ingang van 1 januari 2007 in alle
situaties (dat wil zeggen ook voor zover tijdens de actieve periode niet is geopteerd
voor de behandeling als werknemer) onder de Wet op de loonbelasting te brengen waardoor de splitsingsproblematiek wordt beëindigd en de hiervoor genoemde
praktische oplossing in regelgeving wordt vastgelegd.