Stcrt. 2006, 247, datum inwerkingtreding 21-12-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 Een subsidie als bedoeld in artikel 3 is opgebouwd uit twee delen:
-
a. de functiemodule: een bijdrage in de kosten van activiteiten op het gebied van de
functies lotgenotencontact, voorlichting en belangenbehartiging;
-
b. de instandhoudingsmodule: een bijdrage in de kosten van instandhouding van de organisatie.
2 De subsidie bestaat uit een door de Stichting te bepalen bedrag voor de uitvoering
van activiteiten overeenkomstig een door de Stichting goedgekeurd activiteitenplan
en goedgekeurde begroting, met dien verstande dat de bijdrage, bedoeld in het eerste
lid, onder b, ten hoogste een door de Stichting vast te stellen percentage van de
subsidie bedraagt. De subsidie bedraagt niet meer dan een door de Stichting overeenkomstig
het derde en vierde lid vast te stellen maximum.
3 Het in het tweede lid bedoelde maximum is de som van een basisbedrag en een omvangstoeslag,
met dien verstande dat:
-
a. het door de Stichting voor het betrokken kalenderjaar vastgestelde limietbedrag niet
kan worden overschreden, en
-
b. het totaal van de subsidie, gedeeld door het aantal leden of donateurs, een door de
Stichting daartoe vast te stellen bedrag niet mag overschrijden.
4 De omvangstoeslag wordt berekend door het aantal in Nederland woonachtige leden en
donateurs dat op 1 oktober, voorafgaande aan het subsidiejaar, bij de organisatie
is geregistreerd, te vermenigvuldigen met de door die organisatie voor het subsidiejaar
voor leden, onderscheidenlijk donateurs, vastgestelde minimumbijdrage, bedoeld in
artikel 3, tweede lid, onder b. Dit product wordt vermenigvuldigd met een door de
Stichting vast te stellen variabele factor die afhankelijk is van het aantal geregistreerde
leden of donateurs van de organisatie.
5 Jaarlijks worden door de Stichting vastgesteld:
-
a. het in het tweede lid bedoelde percentage;
-
b. het in het derde lid bedoelde basisbedrag;
-
c. het in het derde lid, onder a, bedoelde limietbedrag;
-
d. het in het derde lid, onder b, bedoelde bedrag per lid, en
-
e. de in het vierde lid bedoelde variabele factor.
6 De subsidie wordt uitsluitend verleend indien in de begroting en het activiteitenplan
voor het betrokken subsidiejaar door de organisatie activiteiten op alle drie de functies
lotgenotencontact, voorlichting en belangenbehartiging zijn opgenomen die voor subsidie
in aanmerking kunnen worden gebracht.
7 Indien de subsidie wordt aangevraagd door meerdere organisaties die personen met eenzelfde
ziekte dan wel met eenzelfde functiebeperking vertegenwoordigen en die alle voldoen
aan de voorwaarden van artikel 3, tweede lid, bedraagt het limietbedrag voor die organisaties
samen het op grond van het vijfde lid, onder c, vastgestelde bedrag. Indien de betrokken
organisaties een gezamenlijk activiteitenplan en een gezamenlijke begroting hebben
ingediend, worden de organisaties voor de toepassing van dit artikel samen als één
organisatie beschouwd en worden de middelen verdeeld op de wijze als opgenomen in
de goedgekeurde begroting.
8 Indien organisaties als bedoeld in het zevende lid niet een gezamenlijk activiteitenplan
en een gezamenlijke begroting indienen, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt aan
de organisatie die het beste activiteitenplan heeft ingediend. Bij de beoordeling
van de plannen is de doelmatigheid van de besteding van de middelen het uitgangspunt.
Plannen moeten zich richten op de gehele groep van personen met eenzelfde ziekte of
functiebeperking.
9 Indien er niet slechts één beste activiteitenplan is, maar meerdere activiteitenplannen
kwalitatief de beste zijn en elkaar inhoudelijk niet overlappen, worden, in afwijking
van het achtste lid, de betrokken organisaties samen voor de berekening van het voor
hen tezamen beschikbare subsidiebedrag als één organisatie beschouwd. De Stichting
bepaalt hoe dat bedrag wordt verdeeld, waarbij de doelmatige besteding van de middelen
het uitgangspunt is.