Wijzigingsbesluit Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging, enz. (overgang lumpsumbekostiging)

[Regeling materieel uitgewerkt per 31-12-2012.]
Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-11-2011.
Geldend van 01-08-2006 t/m heden

Besluit van 19 januari 2006, houdende wijziging van onder meer het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in verband met beëindiging declaratiebekostiging praktijkonderwijs en overgang naar lumpsumbekostiging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 december 2005, nr. WJZ/ 2005/54946 (3779), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 38a, 40b, 77, derde lid, 84, eerste lid, en 106, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 21 december, nr. WO5.05.0557/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 januari 2006, nr. WJZ/2006/299 (3779), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel IV. Compensatieregeling bekostigingsverschillen bij overgang naar lumpsumbekostiging

  • 2 Om vast te stellen of aanspraak bestaat op aanvullende bekostiging wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels voor elke in het eerste lid bedoelde school:

    • a. op grond van de bekostigingsvoorschriften die golden op 31 juli 2006 een bedrag berekend voor de bekostiging voor het schooljaar 2004/2005, en

    • b. op grond van de bekostigingsvoorschriften die gelden met ingang van 1 augustus 2006 een bedrag berekend voor de bekostiging voor dat schooljaar.

  • 3 De bedragen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, worden berekend op de grondslag van het aantal leerlingen van de school op 1 oktober 2003 en met inachtneming van het prijspeil 2004/2005.

  • 4 Indien het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, lager is dan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, drukt Onze Minister dit verschil uit in een percentage van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 5 De aanvullende bekostiging bedraagt voor de periode:

    • a. van 1 augustus 2006 tot en met 31 juli 2007: het verschil tussen het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, indien het eerste bedrag lager is dan het tweede,

    • b. van 1 augustus 2007 tot en met 31 juli 2008: indien het percentage, bedoeld in het vierde lid, groter is dan 2, het eerstbedoelde percentage, verminderd met 2 en de uitkomst hiervan vermenigvuldigd met het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a,

    • c. van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2009: indien het percentage, bedoeld in het vierde lid, groter is dan 4, het eerstbedoelde percentage, verminderd met 4 en de uitkomst hiervan vermenigvuldigd met het bedrag bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en

    • d. van 1 augustus 2009 tot en met 31 juli 2010: indien het percentage, bedoeld in het vierde lid, groter is dan 6, het eerstbedoelde percentage, verminderd met 6 en de uitkomst hiervan vermenigvuldigd met het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 6 Bij ministeriële regeling:

    • a. wordt de uiterste datum vastgesteld waarvoor Onze Minister de aanvullende bekostiging vaststelt, en

    • b. wordt een betaalritme vastgesteld voor de betaling van de aanvullende bekostiging.

  • 7 Indien een bevoegd gezag meer scholen als bedoeld in het eerste lid in stand houdt, worden de bedragen die voor elk van deze scholen zijn berekend op grond van het tweede lid, onderdeel a, respectievelijk het tweede lid, onderdeel b, bij elkaar opgeteld, en zijn het vierde, vijfde en zesde lid daarop van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen, zonodig in afwijking van dit artikel, voorzieningen worden getroffen ten behoeve van een goede invoering van dit artikel, voor zover deze voorzieningen betrekking hebben op een periode van ten hoogste drie jaar na 1 augustus 2006.

Artikel V. Overgangsrechtelijke bepalingen

  • 2 Hoofdstuk 4 van het Besluit RVC’s, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften, zoals deze luidden op 31 juli 2006, blijven van toepassing op:

    • a. aanvragen die op grond van die voorschriften binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 2006,

    • b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend met betrekking tot toepassing van die voorschriften en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 2006, en

    • c. de afrekening van bekostiging op grond van die voorschriften voor de periode voor 1 augustus 2006.

  • 3 In de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 december 2006 heeft het bevoegd gezag van een in het eerste lid bedoelde school aanspraak op 32% van de personele bekostiging en 5/12 van de materiële bekostiging die voor het kalenderjaar 2006 voor de desbetreffende school op grond van de artikelen 84 en 85 respectievelijk 86 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt vastgesteld.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de afrekening na 31 juli 2006 van de personele bekostiging van de in het eerste lid bedoelde scholen.

Artikel VI. Inwerkingtreding

De artikelen I en III treden in werking op 1 augustus 2006. De artikelen II, IV en V treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 januari 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

,

C. P. Veerman

Uitgegeven de zevende februari 2006

De Minister van Justitie

J. P. H. Donner