Artikel 1. Definities
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
In dit besluit wordt verstaan onder:
Artikel 2. Doelstelling
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Hoofddoelstelling van het subsidiebeleid van UWV is, in het belang van de arbeidsintegratie
van personen met een structurele functionele beperking, ten laste van de fondsen,
subsidie te verstrekken aan onderzoeksinstellingen of organisaties met het oog op
onderzoek naar maatregelen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de
mogelijkheid tot het verrichten van arbeid.
Artikel 3. Uitgangspunten subsidiebeleid
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
-
2 In aanvulling op het eerste lid moet er sprake zijn van dynamiek, slagvaardigheid,
actualiteit, resultaatgerichtheid en belang voor het beleidsterrein.
Artikel 4. Subsidiethema’s
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Artikel 5. Criteria subsidieaanvraag
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
UWV hanteert de navolgende criteria voor het toetsen van de subsidieaanvraag:
-
a. het project is maatschappelijk relevant;
-
b. het project valt binnen de door UWV vastgestelde thema’s;
-
c. het project leidt direct of indirect tot een afname van het beroep op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;
-
d. het project leidt tot kennis die voor meerdere partijen binnen het maatschappelijk
krachtenveld van de sociale zekerheid van belang is;
-
e. het project is innovatief en de aanvrager biedt voldoende kwaliteit;
-
f. de aanvrager is een organisatie zoals bedoeld in artikel 2;
-
g. er is sprake zijn van een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit;
-
h. de kosten voor een project bedragen maximaal € 200.000;
-
i. er is voor het project geen beroep mogelijk op reguliere middelen;
-
j. het te subsidiëren project duurt maximaal 2 jaar, tenzij aangetoond kan worden dat
een langere duur noodzakelijk is;
-
k. het project is nog niet begonnen.
Artikel 6. Budget
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Het door UWV vastgestelde budget ten behoeve van de thema’s, is in de bijlage bij het besluit opgenomen.
Artikel 7. Nadere voorwaarden
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
UWV stelt nadere voorwaarden ten aanzien van de toekenning van subsidies.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Het Lisv-besluit subsidiebeleid 2001 wordt ingetrokken.
Artikel 9. Inwerkingtreding
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de
Staatscourant waarin het is geplaatst.
Artikel 10. Citeertitel
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels subsidiëring onderzoeksinstellingen/organisaties
2006.
Bijlage. UWV subsidiethema’s december 2006
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
In onderstaande bijlage zijn de UWV subsidiethema’s december 2006 opgenomen. Het subsidieplafond
ten behoeve van deze thema’s bedraagt € 1.500.000.
Inschrijving kan plaatsvinden via een zogenaamde vooraanmeldingsprocedure. Ten behoeve
van de vooraanmelding voor deze subsidieronde, dient het formulier ‘Vooraanmelding
UWV subsidiethema’s december 2006’ te worden ingevuld en opgestuurd. Dit formulier
kan worden aangevraagd via de e-mail: Rob.rooslindgreen@UWV.nl.
Vooraanmeldingen dienen uiterlijk 15 februari 2007 bij UWV binnen te zijn, waarna
beoordeling zal plaats vinden door UWV. In geval van positieve beoordeling vindt een
uitnodiging plaats voor een definitieve subsidieaanvraag. Als UWV akkoord is met de
definitieve aanvraag, wordt subsidie toegekend, mits het subsidiebudget niet wordt
overschreden en mits niet aan een vergelijkbaar voorstel subsidie wordt toegewezen.
Bij overschrijding van het subsidiebudget, of in geval van overlappende voorstellen,
wordt aan die voorstellen subsidie toegewezen, die het meest voldoen aan de criteria,
zoals vermeld in de Beleidsregels subsidiëring onderzoeksinstellingen/organisaties
2006. Per thema kunnen in principe meerdere niet overlappende voorstellen worden goedgekeurd.
Contactpersoon voor deze subsidieronde is mevrouw drs. L. Vis, tel: 020-6875233, e-mail:
Liesbeth.vis@UWV.nl
Thema 1. Jonggehandicapten/Wajong:
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Het is voor een jonggehandicapte veelal moeilijker om aan het werk te komen dan voor
de doorsnee werkzoekende. Het is bekend dat de problematiek deels veroorzaakt wordt
door de aard van de problemen van de jongere zelf, deels door beeldvorming over deze
groep bij de werkgever, deels doordat adequate ondersteuning op het juiste moment
ontbrak, etc. Dit thema is bedoeld om oplossingen te verkennen ten aanzien van deze
problematiek, met als doel verbetering van de arbeidsdeelname van de jonggehandicapte
of een vermindering van het beroep op de Wajong. De problematiek betreft meerdere partijen en strekt zich uit over diverse beleidsterreinen.
Daarom zijn verschillende invalshoeken mogelijk. In onderstaande subthema’s worden
enkele nader belicht.
1.a. Knelpunten/kansen Wajongers op de arbeidsmarkt
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
-
– Vragen die ondermeer leven betreffen:
-
– Welke redenen hebben werkgevers om jonggehandicapten in dienst te nemen (passende
kracht, voorbeeldfunctie van werkgever, etc.)?
-
– Hoe is de jonggehandicapte in dienst gekomen (sollicitatie, stage, via RIB, via netwerk
of op andere wijze)?
-
– Is het werk aangepast of speciaal gecreëerd voor de jonggehandicapte?
-
– Is het werk van de arbeidsgehandicapte werknemer lonend voor de werkgever? Als dit
niet het geval is, welke argumenten hebben dan de doorslag gegeven om de jonggehandicapte
in dienst te nemen? Op welke wijze kan dit werk lonend worden?
-
– Wat voor soort werk doen deze jonggehandicapten in vergelijking met overige werknemers,
gelet op de aard van de werkzaamheden, loonwaarde, voorzieningen, etc.?
-
– Welke oplossingen hebben werkgevers gevonden voor de specifieke problemen van de bij
hen in dienst zijnde arbeidsgehandicapte jongeren? In hoeverre zijn deze oplossingen
te veralgemeniseren?
-
– Welke voor- en nadelen zien werkgevers die jonggehandicapten in dienst hebben? Kunnen
zij andere werkgevers adviseren om onder (welke) condities ook jonggehandicapten in
dienst te nemen? Wat vinden zij hiervoor een goede aanpak? Zijn er netwerken van werkgevers
waarbinnen deze aanpak een rol kan spelen?
-
– Hoe ervaren de jonggehandicapten hun werk, welke knelpunten ervaren zij, welke maatregelen
ervaren zij als bevorderend? Etc.
1.b. Re-integratieinstrumentarium Wajonger
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
-
– Een knelpunt t.a.v. arbeidsintegratie van jonggehandicapten lijkt te zijn, dat werkgevers
m.b.t. het in dienst hebben van een jonggehandicapte i.h.a. ofwel niet voldoende inzicht
hebben in faciliterende wet- en regelgeving, ofwel deze regelgeving als te complex
ervaren, ofwel binnen hun bedrijfsvoering geen mogelijkheden zien om deze toe te passen.
Dit betreft facilitering op het gebied van de loonkosten (loonkostensubsidie), begeleiding
on the job, voorzieningen, etc.
-
– Gevraagd wordt om voorstellen die op dit terrein helderheid verschaffen en waarin
oplossingsrichtingen worden gegenereerd en tegen elkaar afgewogen. Oplossingen kunnen
zich richten op beleidsaanbevelingen instrumentontwikkeling e.d.
-
– Uit de gegevens van UWV blijkt dat veel Wajongers met een baan, werken in kleine bedrijven.
Het lijkt erop dat arbeidsmogelijkheden van Wajongers bij grote werkgevers onbenut
blijven. Wij willen graag weten welke arbeidsmogelijkheden er zijn bij grote werkgevers,
welke knelpunten de grote werkgevers ervaren ten aanzien van deze mogelijkheden, en
welke oplossingen mogelijk zijn op macro, meso of micro niveau.
-
– Op sommige schooltypen is een relatief groot deel van de populatie jonggehandicapt.
Deze scholen proberen via bijvoorbeeld stages de aansluiting van hun leerlingen met
de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Welke van de door de scholen toegepaste methoden
zijn succesvol voor jonggehandicapten? Wat zijn de succesfactoren? In hoeverre speelt
nazorg hierbij een rol? Hoe zijn deze methoden te veralgemeniseren?
-
– Een deel van de populatie jonggehandicapten is afkomstig uit de voortgezet onderwijstypen
vmbo, havo/vwo. Op welke wijze kan de aansluiting van deze jongeren naar de arbeidsmarkt
worden verbeterd? Wat kan er geleerd worden uit best practices? Uit onderzoek blijkt
dat jongeren uit deze groep niet altijd op de hoogte zijn van de regelingen die voor
hen toepassing zijn. In hoeverre werkt dit belemmerend voor hun toegang op de arbeidsmarkt
en in hoeverre kan het regulier onderwijs hierbij een rol vervullen?
-
– Welke wensen hebben de Wajong zelf ten aanzien van werk? Willen zij werken, of hebben
zij andere wensen ten aanzien van hun tijdsbesteding?
1.c. Preventie instroom Wajong
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Zijn er (extra) preventieve maatregelen voor de groep tot 18 jaar denkbaar, die de
instroom in de Wajong beperken in het geval van psychische problematiek. Onderzoek zal zich moeten richten
op de identificatie van knelpunten/problemen bij specifieke groepen jongeren, die
voor een deel van deze jongeren leiden tot een wajong-uitkering, en op beleidsaanbevelingen
om Wajong-instroom van deze groep te voorkomen.
In die zin leven er vragen over de Wajong-instroom onder de populatie uitvallers van
vmbo’en zonder startkwalificatie, over de Wajong-instroom vanuit LWOO en VMBO-kader
en hoe die zich onderling verhouden, over de Wajong-instroom vanuit het praktijkonderwijs
en speciaal onderwijs, waarbij we ook benieuwd zijn in hoeverre de indicatiestelling
relatie heeft met de Wajong.
De opsomming is niet uitputtend. Voorstellen voor onderzoek over de mogelijkheden
van preventie van Wajong-instroom onder andere deelpopulaties, mits goed onderbouwd,
worden ook in behandeling genomen.
1.d. Vergelijking met buitenland
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
In hoeverre kunnen we leren van ervaringen met vergelijkbare groepen jongeren in het
buitenland op het aspect van integratie in de maatschappij? Vragen hierbij zijn ondermeer
naar regelingen in het buitenland, welke vormen van ondersteuning deze jongeren krijgen
ten behoeve van re-integratie, en in hoeverre re-integratie lukt.
Thema 2. Vraagstukken rond het functioneren van mensen met functionele arbeidsbeperkingen
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Mensen met functionele arbeidsbeperkingen worden zoveel mogelijk gestimuleerd om te
blijven werken of om weer aan het werk te gaan. Er is in het verleden divers onderzoek
geweest naar het verzuimpatroon van deze groep. Cijfers van het CBS uit november 2005
onder de groep met arbeidsgehandicaptenstatus wezen uit dat het grootste deel geen
hoger verzuim heeft, vergeleken met de reguliere werknemer, echter een klein deel
wel. Als gevolg van wijziging van het schattingsbesluit met de er op volgende herkeuringsoperatie,
en invoering van de wet WIA, is de verwachting dat er relatief meer mensen met relatief ernstiger beperkingen
zijn blijven werken of weer aan het werk zijn gegaan.
Dit thema is er op gericht om inzicht te krijgen in de satisfactie van de werknemers
en hun werkgevers, wat daartoe bijdraagt en welke middelen daarbij worden ingezet.
Daarbij moet ook inzicht worden verworven in het patroon van ziekteverzuim van werkenden
met functionele beperkingen, en indien het verzuim relatief hoog is, bovendien in
de mogelijkheden van preventieve maatregelen die het ziekteverzuim beperken. Het gaat
om ondermeer aSB-herkeurden, afgewezenen n.a.v. WIA-keuring, werkenden met WGA-uitkering.
Vragen die leven zijn:
-
– Wat is te zeggen over de tevredenheid van werkgevers van werkenden met functionele
beperkingen?
-
– En wat over de arbeidssatisfactie van deze werkenden?
-
– Is de arbeidsproductiviteit van werkenden met functionele beperkingen significant
anders en in hoeverre kan een eventueel verschil worden geëlimineerd?
-
– In hoeverre verschilt het verzuimpatroon van werkenden met functionele beperkingen
van die van reguliere werknemers? In hoeverre betreft het frequent kortdurend verzuim
en in hoeverre langdurig ziekteverzuim?
-
– Hebben werkgevers en werknemers specifieke oplossingen gevonden, en zo ja welke, om
verzuim voor de genoemde doelgroepen te voorkomen of te verminderen? (zoals gebruik
te maken van voorzieningen en subsidies)?
-
– In hoeverre wordt van dergelijke voorzieningen en subsidies gebruik gemaakt?
-
– Waarin verschillen deelpopulaties van doelgroep voor wie het verzuim relatief hoog
is, van dat deel van de doelgroep voor wie dat niet het geval is? Liggen die verschillen
in de aard van het werk, in de arbeidsomstandigheden, in de aard van de ziekte, in
werkgeversfactoren of in een combinatie van die factoren? Wat zijn de verwachtingen
van werkgever en werknemer ten aanzien van het behouden van het werk? Welke oplossingen
worden gekozen in geval de verwachting is dat de werknemer zijn werk niet meer kan
doen? In hoeverre volgt er ontslag?
-
– Welke belemmeringen ervaren de meer dan gemiddelde verzuimende werknemers en overige
betrokkenen (zoals bijvoorbeeld re-integratiebedrijven, Arbodiensten, UWV)? Op welke
wijze kunnen naar de mening van betrokkenen knelpunten worden weggenomen? Hebben werkgevers
en werknemers behoefte aan ondersteuning ter preventie of oplossing van het ziekteverzuim,
en zo ja in welke vorm en door welke instanties?
-
– Welke beleidsaanbevelingen ten behoeve van welke instanties kunnen worden afgeleid
uit het onderzoek gericht op preventie en/of vermindering van het ziekteverzuim van
de genoemde doelgroepen?
Thema 3. Bevordering arbeidsparticipatie oudere langdurig zieken en WAO-ers
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Dit thema is bedoeld om de arbeidsperspectieven te onderzoeken van ouderen die langdurig
ziek zijn en (ex) WAO-ers, en om te onderzoeken in hoeverre er mogelijkheden zijn
om deze te verhogen. In vergelijking met andere landen is de arbeidsdeelname van 50-plussers
en 55-plussers laag. Verhoging van de arbeidsdeelname van ouderen, ook met beperkingen,
is van belang, mede in het licht van de verdere vergrijzing en ontgroening. Uittreding
via langdurige ziekte en WIA/WAO zal daarom zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden. Dit loopt parallel met een
veranderde kijk op ziek zijn en arbeid. In het kader van de WIA is een omslag gemaakt van arbeidsbeperkingen naar arbeidsmogelijkheden. De vraag
is in hoeverre voor de groep oudere langdurig zieken en oudere WAO-ers al die omslag
is gemaakt. Het gaat hier om een grote groep, waarvan op voorhand – zeker in het licht
van het krachtige economische herstel – niet evident is dat zij niet gere-integreerd
kunnen worden.
Vragen die met betrekking tot dit thema leven zijn bijvoorbeeld:
-
– Welke arbeidsperspectieven hebben oudere langdurig zieken/(ex) WAO-ers, en op welke
wijze hangen die samen met factoren als opleiding, beroep/sector, gezondheidsbeperkingen,
motivatie, verblijfsduur WAO, mogelijkheden tot uitbreiding eigen werk, en arbeidsmarktfactoren.
-
– Hoe beoordeelt deze groep zelf de arbeidsperspectieven en welke wensen heeft deze
groep zelf ten aanzien van werk? Is er voorkeur voor bepaalde vormen van ondersteuning
in het kader van terugkeer naar het werk/re-integratie/uitbreiding werk? Welke drempels
ervaren zij bij de terugkeer naar de arbeidsmarkt?
-
– Op welke wijze kunnen kansen worden gecreëerd voor oudere WAO-ers? Wat is hierbij
de rol van werkgevers, sociale partners, re-integratiebedrijven, overheid, etc.?
-
– Zijn er specifieke vormen van ondersteuning/ re-integratiemethodieken, denk aan vraaggerichte
re-integratie te onderkennen, die relatief succesvol zijn met betrekking tot verhoging
van de arbeidsparticipatie van (een deel van) de doelgroep?
Thema 4. Eigen Risico dragen
[Regeling vervallen per 02-08-2011]
Werkgevers die eigen risicodrager voor de WAO waren, konden ervoor kiezen om vanaf de start van de WIA in januari 2006 ook eigen risicodrager voor de WGA te worden. Centraal in dit thema
staan de eigen risicodragende werkgever en zijn langdurig zieke of in de WGA ingestroomde
werknemers. Dit thema is bedoeld om voor deze doelgroep inzicht te krijgen in het
proces van begeleiding van langdurig zieken en in de WGA ingestroomde werknemers.
Vragen die in dit kader onder meer leven zijn:
-
– Wat zijn de ervaringen van eigen risico dragende werkgevers, hun langdurig zieke werknemers,
Arbodiensten en re-integratiebedrijven die deze werknemers begeleiden/re-integreren
tijdens het ziekte/WGA-traject? Wat zijn de argumenten van werkgevers, die tot 1 januari
2006 eigen risicodrager waren voor de WAO, maar dit niet willen zijn voor de WGA?
-
– Hoe en op welke gronden vindt de besluitvorming plaats voor een traject, tijdens ziekte
/WGA? Wat voor soort trajecten (IRO, re-integratiebedrijf, werkgeversnetwerk, anders)
worden ingezet, en hoe succesvol zijn die trajecten? In hoeverre vindt afroming plaats
van kansrijke/kansarme gevallen?
-
– Heeft het feit dat de werkgever ERD is invloed op de wijze van begeleiding tijdens
de eerste twee ziektejaren, en op de overgang van ziek naar WGA?
-
– Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren ten aanzien van de begeleiding tijdens
ziektetraject en re-integratie.
-
– In hoeverre heeft het eigen risicodragerschap invloed op de relatie tussen de werkgever
en de werknemer (hierbij kan naast de besluitvorming over trajecten bijv. ook gedacht
worden aan sanctiebeleid van de werkgever, etc.)?
-
– In hoeverre is er een samenhang ten aanzien van bovengenoemde vragen met de kenmerken
van de werkgever/werknemer?