Stcrt. 2006, 177, datum inwerkingtreding 14-09-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2006.
1 De minister kan voorschotten verlenen.
2 Indien de minister een voorschot, bedoeld in het eerste lid, verleent, wordt:
-
a. een eerste voorschot, ten bedrage van 50% van het maximaal toegekende bedrag, direct
uitbetaald nadat van de aanvrager van het project bericht is ontvangen dat de uitvoering
van het project waarvoor de specifieke uitkering werd verleend is aangevangen;
-
b. een tweede voorschot, waarbij de totale bevoorschotting wordt aangevuld tot ten hoogste
80% van het maximaal verleende bedrag, verstrekt nadat de voortgangsrapportage, bedoeld
in artikel 15, door de minister is ontvangen en is goedgekeurd.
3 Alvorens een voorschot als bedoeld in het tweede lid onder b, te verlenen kan de minister
verlangen dat de voortgangsrapportage wordt voorzien van een verklaring van een accountant
als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent
de getrouwheid.
4 Geen tweede voorschot, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt verleend indien
de realisatie van het project in belangrijke mate achterblijft bij de ramingen, als
vervat in de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, of indien gerede twijfel
bestaat over een correcte uitvoering van het project.
5 Betaling van het voorschot vindt niet eerder plaats dan nadat het kabinet de hiervoor
beschikbare middelen in de begroting heeft verwerkt.