Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties

Geraadpleegd op 02-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011 en zichtdatum 30-11-2024.
Geldend van 01-07-2009 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 maart 2006, nr. PO/ZO-2006/10847, houdende voorschriften van OCW inzake dagarrangementen en Combinatiefuncties (Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. cofinanciering: de financiering die een aanvrager uit publieke en private gelden voor het project beschikbaar worden gesteld, niet zijnde de specifieke uitkering die op grond van deze regeling wordt verleend;

  • c. cultuurinstelling: een rechtspersoon die culturele activiteiten ontplooit ten behoeve van kinderen tot en met 16 jaar.

Artikel 2. Doel van de regeling

De minister kan een specifieke uitkering verlenen voor activiteiten gericht op versterking van de sociale infrastructuur door middel van combinatiefuncties en sluitende dagarrangementen voor kinderen tot en met 16 jaar, teneinde de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken.

Artikel 3. Projecten dagarrangementen en combinatiefuncties

  • 1 Een project dagarrangement heeft ten doel bij te dragen aan de ontwikkeling van een doorlopend aanbod tussen ten minste twee van de volgende sectoren:

  • 2 Een project combinatiefunctie heeft ten doel een functie te realiseren die wordt uitgevoerd door één persoon, waarbij de werkzaamheden zich uitstrekken tot twee of meer van de sectoren omschreven in het eerste lid, ten behoeve van het uitvoeren van een dagarrangement.

Artikel 4. Aanvrager specifieke uitkering

  • 1 Een specifieke uitkering ten behoeve van een project, bedoeld in artikel 3, kan worden aangevraagd door een gemeentebestuur, een provinciaal bestuur of een samenwerkingsverband van deze partijen.

  • 2 Op grond van deze regeling wordt geen specifieke uitkering verleend aan gemeenten gevestigd in de provincie Flevoland of aan de provincie Flevoland.

Artikel 5. Uitkeringsplafond

Voor de verstrekking van specifieke uitkeringen op grond van deze regeling is maximaal 100 miljoen euro beschikbaar, waarvan maximaal 10 procent voor het beheer van de regeling.

Artikel 6. Berekening van specifieke uitkering

  • 1 De specifieke uitkering bedraagt 45% van de projectkosten, zoals omschreven in artikel 10, doch ten hoogste het bedrag dat wordt vermeld in de beschikking waarmee de specifieke uitkering wordt verleend.

  • 2 De overige 55% van de in artikel 10 omschreven projectkosten kan de aanvrager financieren uit cofinanciering.

Paragraaf 2. Aanvraag

Artikel 7. Aanvraag

  • 1 Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraag wordt uiterlijk 31 maart 2006 elektronisch ingediend. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door de minister beschikbaar gestelde elektronische formats en formulieren. Na de tijdige ontvangst van de elektronische aanvraag, deelt de minister in een brief aan de aanvrager mee binnen welke termijn de aanvraag schriftelijk moet worden bevestigd.

  • 2 De door de minister vastgestelde formulieren en formats, bedoeld in het eerste lid, zijn opgenomen in het Handboek OCW Dagarrangementen en combinatiefuncties, dat als bijlage 5 bij deze regeling wordt vastgesteld.

  • 3 Aanvragen die zijn ingediend na 31 maart 2006, worden afgewezen.

Artikel 8. Vereisten voor de aanvraag

  • 1 De aanvraag voor een project dagarrangementen bevat in ieder geval een projectbeschrijving. In de projectbeschrijving zijn tenminste opgenomen:

    • a. een omschrijving van de beoogde resultaten van het project;

    • b. de begrote kosten;

    • c. de duur van het project en de daarin te onderscheiden fasen;

    • d. een beschrijving van de activiteiten in relatie tot de verwachte resultaten;

    • e. een beschrijving van de projectorganisatie;

    • f. een beschrijving van de partners uit de verschillende sectoren met wie het project is opgezet;

    • g. een verklaring van de aanvrager dat cofinanciering aanwezig is;

    • h. beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle;

    • i. het gemeentebestuur of het provinciebestuur maakt aannemelijk dat er sprake is van perspectief op continuering van het project na afloop van de periode van de specifieke uitkering.

  • 2 Indien voor de financiering van het project cofinanciering door derden wordt ingezet, geschiedt dit op basis van een schriftelijke overeenkomst met dan wel een schriftelijke toezegging van die derden.

  • 3 De aanvraag van een project combinatiefuncties bevat in ieder geval een projectbeschrijving. De projectbeschrijving bevat naast de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, een beschrijving van het project dagarrangement, waarvan de combinatiefunctie deel uitmaakt.

Artikel 9. Projectvereisten

  • 1 Een project start in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 juli 2006.

  • 2 Een project heeft een looptijd tot en met uiterlijk 31 december 2008.

  • 3 Slechts activiteiten die voor de projectaanvang nog niet uitgevoerd werden, komen voor een specifieke uitkering in aanmerking.

  • 4 De projectorganisatie is dusdanig ingericht dat aannemelijk is dat met de uit te voeren activiteiten het beoogde doel van het project haalbaar is of wordt bereikt.

  • 5 De kosten van het project staan in een redelijke verhouding tot de daarvan te verwachten resultaten.

Artikel 10. Voor uitkering in aanmerking komende projectkosten

  • 1 De projectkosten waarvoor een specifieke uitkering kan worden aangevraagd, bedoeld in artikel 6, bestaan uit de kosten van activiteiten verminderd met eventueel door het project gegenereerde inkomsten. In bijlage 1 behorende bij deze regeling zijn de typen activiteiten benoemd waaraan de specifieke uitkering dient te worden besteed. Voor een specifieke uitkering komen uitsluitend de werkelijke kosten die voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project noodzakelijk moeten worden geacht, zoals omschreven in verordening (EG) nr. 1685/2000, in aanmerking.

  • 2 De projectkosten, bedoeld in het eerste lid, worden onderverdeeld naar:

    • a. voorbereidende activiteiten;

    • b. directe projectactiviteiten;

    • c. indirecte projectactiviteiten gericht op de aansturing van het project (projectleiding en administratie); en

    • d. afrondende activiteiten.

  • 3 Tot projectkosten, bedoeld in het eerste lid, worden niet gerekend:

    • a. kosten die voor 1 augustus 2005 ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • b. de kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen niet zijnde loonbetalingen;

    • c. de loonkosten van werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen welke zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen;

    • d. kosten van adviseurs, uitvoerders of onderuitvoerders die zijn bepaald als percentage van de totale kosten van het project, of als percentage van de te ontvangen uitkering voor het project;

    • e. het gedeelte van de kosten genoemd in het tweede lid onder a, c en d dat gezamenlijk de 20% van de totale projectkosten te boven gaat;

    • f. kosten van afschrijvingen, huur en onderhoud van gebouwen en overige goederen voor zover deze al in gebruik waren of al eigendom zijn van de aanvrager of andere uitvoerende partijen bij het indienen van de aanvraag;

    • g. de kosten van derden indien de marktconformiteit van deze kosten niet kan worden vastgesteld;

    • h. sport- en spelmaterialen;

    • i. investeringen of inrichting van ruimten;

    • j. de loonkosten van een combinatiefunctie.

  • 4 Indien kosten slechts voor een deel door het project worden veroorzaakt, dan worden deze kosten naar verhouding, en op grond van een controleerbare berekening, toegerekend aan het project.

  • 5 Bij het inschakelen van derden gelden de aanbestedingsregels zoals opgenomen in bijlage 2.

Paragraaf 3. Verlening specifieke uitkering

Artikel 11. Verlening

  • 1 Een aanvraag voor een project wordt toegewezen indien de aanvraag en het project voldoen aan de bij deze regeling gestelde voorwaarden, met dien verstande dat indien het aantal aanvragen gezamenlijk het beschikbaar gestelde bedrag, zoals bedoeld in artikel 5, te boven gaat, het bedrag van de specifieke uitkering per project evenredig wordt verlaagd.

  • 2 Geen specifieke uitkering wordt verleend voor projecten die medegefinancierd worden uit EU structuurfondsen of communautaire initiatieven.

Artikel 12. De beschikking tot verlening van de specifieke uitkering

In de beschikking tot verlening van de specifieke uitkering wordt het maximumbedrag aan specifieke uitkering bepaald dat tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt, onverminderd artikel 10, uitgegaan van het totaal van de voorbereidings-, uitvoerings- en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag voor een specifieke uitkering, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht kunnen worden voor de uitvoering van het project.

Artikel 13. Bevoorschotting

Indien de minister een voorschot verleent, wordt:

  • a. een eerste voorschot, ten bedrage van 50% van het maximaal toegekende bedrag, direct uitbetaald nadat van de aanvrager van het project bericht is ontvangen dat de uitvoering van het project waarvoor de specifieke uitkering werd verleend is aangevangen;

  • b. Een tweede voorschot wordt in september 2007 uitbetaald, waarbij de totale bevoorschotting wordt aangevuld tot 80% van het maximaal toegekende bedrag.

Paragraaf 4. Verplichtingen

Artikel 14. Voorschriften projectadministratie

De ontvanger van de specifieke uitkering geeft aan door de minister aangewezen personen desgevraagd inzage in of informatie uit deze administratie. Tevens verschaft de ontvanger de voornoemde personen desgevraagd informatie over de voortgang van het voor de specifieke uitkering in aanmerking gebrachte project.

Artikel 15. Voortgangsrapportage

Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de aanspraak op een specifieke uitkering, doet de ontvanger van de specifieke uitkering hiervan onverwijld mededeling aan de minister.

Artikel 16. Overige verplichtingen van de uitkeringsontvanger

  • 1 Een ontvanger van een specifieke uitkering verleent op verzoek van de minister medewerking aan de totstandkoming van een gegevensverzameling ten behoeve van door of namens de minister te verrichten evaluaties en draagt er zorg voor dat ook onderaanvragers en eventuele deelnemers aan projecten verplicht worden daaraan medewerking te verlenen. De ontvanger bedingt dat eventuele partners van de ontvanger medewerking verlenen aan de gegevensverzameling, bedoeld in de vorige volzin.

  • 2 De projectresultaten dienen om niet aan andere gemeenten en provincies ter beschikking te worden gesteld.

Artikel 17. Toezicht

  • 1 Een ontvanger van een specifieke uitkering is verplicht alle medewerking te verlenen aan toezicht op de naleving door of namens de minister.

  • 2 Een ontvanger van een specifieke uitkering bedingt bij derden die bij het project betrokken zijn, dat zij medewerking verlenen aan toezicht op de naleving van het project.

Paragraaf 5. Vaststelling van de specifieke uitkering

Artikel 18. Eindrapportage, verzoek tot vaststelling van de specifieke uitkering

  • 3 Het verstrekken van de verantwoordingsinformatie over de jaren waarvoor de specifieke uitkering is toegekend, geldt als aanvraag tot vaststelling.

  • 4 Uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de verantwoordingsinformatie in 2009 wordt de specifieke uitkering vastgesteld.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2006.

Artikel 20. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van Bijlage 5 die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1

Typen activiteiten, bedoeld in artikel 10, eerste lid van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties.

Dagarrangementen

De voor specifieke uitkering in aanmerking komende activiteiten inzake een project voor dagarrangementen zijn beperkt tot de volgende:

  • Visieontwikkeling en planvorming

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van voorschoolse opvang (peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, opvang voor schooltijd)

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van naschoolse opvang

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van tussenschoolse opvang

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van schoolvakantieopvang

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van creatieve oplossingen voor dagarrangementen in bestaande gebouwen

  • Ontwikkeling en experimentele uitvoering van modellen van beheer en exploitatie

  • Deskundigheidsbevordering personeel

De volgende activiteiten kunnen alleen voorkomen in combinatie met één of meerdere van bovenstaande activiteiten:

  • Publicaties (DVD, CD-Rom, brochure, krant, enz.)

  • Ouderparticipatie

  • Evaluaties.

Combinatiefuncties

Een project combinatiefuncties dient altijd deel uit te maken van een dagarrangement. Het gaat hierbij om de ontwikkeling en experimentele uitvoering van de functie waarbij tijdens de projectperiode de volgende fasen en activiteiten mogelijk zijn:

  • 1. Ontwikkelfase met o.a. de volgende mogelijke activiteiten:

    • Een analyse waarbij bijvoorbeeld knelpunten binnen en rond de functie onderzocht worden (o.a. arbeidsrechtelijke aspecten, benodigde opleidingen, enzovoort).

    • Een analyse van de voorwaarden binnen en rond de schakels om een combinatiefunctie mogelijk te maken.

  • 2. Test-/implementatiefase

    • Het implementeren en testen van de werking van de functie waarbij naast bijvoorbeeld de arbeidsrechtelijke aspecten van de functie ook gekeken wordt welke scholing en/of begeleiding voor de functie noodzakelijk is om de beoogde schakels zodanig te laten functioneren dat er sprake is van een sluitend en werkend dagarrangement. In deze testfase kunnen één of meerdere meetmomenten opgenomen worden voor eventuele bijsturing;

    • scholing, begeleiding, coaching van de medewerker die de werkzaamheden uitvoert

    • het ontwikkelen van scholingsaanbod t.b.v. de functie

  • 3. Evaluatiefase

    • het evalueren van de test-/implementatiefase

  • 4. Aanstellingsfase

    • Het daadwerkelijk aanstellen van een medewerker op de tijdens de projectperiode ontwikkelde functie

    • scholing, begeleiding, coaching van de medewerker die de werkzaamheden uitvoert

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.]