Vaststellingsbesluit selectielijst beleidsterrein het handelen van Staten-Generaal 1945-2002 (Eerste Kamer der Staten-Generaal)

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-07-2008.
Geldend van 22-04-2006 t/m heden

Besluit van 16 maart 2006, nr. 06.000751, houdende vaststelling van een selectielijst van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op het beleidsterrein het handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945–2002

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. C/S&A/05/2138, gedaan in overeenstemming met de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

Gelet op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Archiefwet 1995;

Gezien het advies van de Raad voor Cultuur van 18 november 2004, nr. arc-2004.01583/3;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 16 maart 2006

Beatrix

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.C. van der Laan

Selectielijst voor de handelingen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op het beleidsterrein het handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945–2002

I. Toelichting behorend bij de selectielijst voor de handelingen van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op het beleidsterrein het handelen van de Staten-Generaal over de periode 1945–2002

Lijst van afkortingen

ABC: Algemene begrotingscommissie

AmvB: Algemene maatregel van bestuur (groot KB)

AO: Algemeen overleg

ARA: Algemeen Rijksarchief

art.: artikel

BBC: Bouwbegeleidingscommissie

BSD: Basisselectiedocument

CVSE: Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

CW: Comptabiliteitswet

EK: Eerste Kamer (kamerstukaanduiding, gevolgd door het vergaderjaar, het kamerstuknummer en het volgnummer binnen het kamerstuk)

EG: Europese Gemeenschap

EU: Europese Unie

GW: Grondwet

HEK: Handelingen van de Eerste Kamer

HTK: Handelingen van de Tweede Kamer

HVV: Handelingen van de Verenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten-Generaal

HR: Hoge Raad

IPU: Interparlementaire Unie

KB: koninklijk besluit

MO: Mondeling overleg

MvT: Memorie van toelichting

NA: Nationaal Archief

NAA: Noord-Atlantische Assemblee

NO: Nota-overleg

OCV: Openbare commissievergadering

OOW: Onderzoek van de organisatie en de werkwijze van de Kamer

OVSE: Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RAD: Rijksarchiefdienst

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RvE: Raad van Europa

RvdGvdIBSG: Reglement van de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen der Staten-Generaal

RvO: Reglement van Orde

RvOEK: Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

RvOTK: Reglement van de Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

RvOVV: Reglement van Orde van de Verenigde Vergadering

Stb.: Staatsblad

Stcr.: Staatscourant

TK: Tweede Kamer (kamerstukaanduiding, gevolgd door het vergaderjaar, het kamerstuknummer en het volgnummer binnen het kamerstuk)

UCV: Uitgebreide commissievergadering

WEU: Assemblee van de West-Europese Unie

WO: Wetgevingsoverleg

WNO: Wet Nationale Ombudsman

WPE: Wet op de Parlementaire enquête

WRvS: Wet regelende de samenstelling en de bevoegdheid van de Raad van State/Wet op de Raad van State

Verantwoording

Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder archiefbescheiden worden niet slechts papieren documenten verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht hun vorm – die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband kent de Archiefwet 1995 zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als een overbrengingsplicht (art. 12). Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. Het NA is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD). Deze dienst ressorteert onder de minister van OCenW en staat onder leiding van de Algemeen Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1, van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.

Wat betreft de geldigheidsduur van het BSD als selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst.

Het Basisselectiedocument

Een Basisselectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. Het geldt als selectielijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van een enkele organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) wordt het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Het niveau waarop geselecteerd wordt is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, enz.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

De procedure tot vaststelling van een BSD is als volgt:

  • a. Het concept-BSD wordt besproken in het zogenaamde driehoeksoverleg. Deelnemers hieraan zijn vertegenwoordigers (deskundigen) van actoren op het beleidsterrein, een vertegenwoordiger namens de zorgdrager in verband met het archiefbeheer en een vertegenwoordiger namens de Rijksarchiefdienst. Tijdens dit overleg wordt rekening gehouden met het administratieve belang, het belang van de recht- en bewijszoekende burger en het historisch belang van de archiefbescheiden met betrekking tot het beleidsterrein.

  • b. Het ontwerp-BSD wordt, tezamen met het verslag van het driehoeksoverleg, ter vaststelling ingediend bij de minister waaronder Cultuur ressorteert.

  • c. Het ontwerp-BSD ligt gedurende een periode van 8 weken ter inzage.

  • d. De minister waaronder Cultuur ressorteert hoort de Raad voor Cultuur.

  • e. Eventuele wijzigingen kunnen alsnog worden aangebracht door de minister van OcenW in overleg met de betrokken zorgdrager.

  • f. De lijsten van de Eerste en Tweede Kamer worden, evenals die van de andere Hoge Colleges van Staat, vastgesteld bij koninklijk besluit; de lijsten van de ministeries worden vastgesteld door de minister van OCenW en de betrokken minister; die van de overige organen door de minister van OCenW.

  • g. De vastgestelde selectielijst wordt door de minister van OCenW gepubliceerd in de Staatscourant.

Het beleidsterrein

Het RIO Medewetgeving en controle. Een institutioneel onderzoek naar de Staten-Generaal 1945–2002 (PIVOT-rapport nr. 70) vormt de grondslag voor dit BSD. Binnen het beleidsterrein waarop de Staten-Generaal actief zijn, zijn drie zorgdragers te onderscheiden: de Verenigde Vergadering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. De Griffier van de Eerste Kamer is beheerder van de archieven van de Verenigde Vergadering. In genoemd rapport wordt het handelen beschreven van achtereenvolgens de Verenigde Vergadering en de gemengde commissies, de Tweede Kamer en tenslotte de Eerste Kamer.

De Eerste en Tweede Kamer komen slechts sporadisch in Verenigde Vergadering bijeen. Dit gebeurt alleen wanneer moet worden beraadslaagd of besloten over belangrijke kwesties, bijvoorbeeld betreffende het functioneren van het staatshoofd, de troonopvolging of het uitroepen van de noodtoestand. Daarnaast zijn er bijeenkomsten van de Verenigde Vergadering met een ceremonieel karakter, zoals Prinsjesdag. De gemengde commissies zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van beide kamers.

De twee hoofdtaken van de Staten-Generaal zijn medewetgeving en controle van de regering. Daarnaast zijn er een aantal neventaken zoals het ratificeren van verdragen, het behandelen van verzoekschriften en – alleen voor de Tweede Kamer – directe of indirecte bemoeienis met bepaalde benoemingen. Bij de uitvoering van deze taken ligt het zwaartepunt bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer speelt voornamelijk een rol bij het wetgevingsproces. De handelingen in het voorliggende BSD hebben in hoofdzaak betrekking op de politieke organisatie van de Staten-Generaal. Zowel de Eerste als de Tweede Kamer hebben daarnaast een eigen ambtelijke organisatie. Er zijn ook ook diensten die beide kamers dienen, zoals de Stenografische Dienst en de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen. Voor een overzicht van de taken kan worden verwezen naar het RIO.

De taken van de Staten-Generaal hebben raakpunten en overlappingen met verschillende andere beleidsterreinen. Omdat deze in het RIO meer uitgebreid aan de orde worden gesteld, kan hier worden volstaan met een kort overzicht. Handelingen met betrekking tot het ambtelijk personeel van de beide kamers maken slechts zeer gedeeltelijk onderdeel uit van dit BSD. Het personeel van alle Hoge Colleges van Staat valt onder de sector Burgerlijk Rijkspersoneel. De schadeloosstelling, sociale zekerheid en het pensioen van de leden en voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer vallen eveneens buiten het bestek van dit BSD. Het overheidspersoneel wordt behandeld in vijf afzonderlijke horizontale (deel)beleidsterrein. Hierna zijn alleen handelingen ten aanzien van personeel opgenomen voor zover nadrukkelijk in de respectievelijke reglementen van orde van de Tweede Kamer, Eerste Kamer en Verenigde Vergadering of andere door de kamers opgestelde reglementen vermeld.

Hetzelfde geldt in grote lijnen voor de huisvesting van de Eerste en Tweede Kamer. Deze valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, die zijn bevoegdheden weer heeft gemandateerd aan de Rijksgebouwendienst. Dit is een afzonderlijk beleidsterrein. Er zijn echter wel handelingen opgenomen inzake de bemoeienis van (commissies van) de Tweede Kamer met de eigen huisvesting, met name met de nieuwbouw en verbouw.

De grondwettelijke positie van de Staten-Generaal is een onderwerp binnen het beleidsterrein Constitutionele zaken. Er zijn daarbinnen handelingen van de Tweede Kamer opgenomen. Het wetgevingsproces, waarbij de Staten-Generaal een belangrijke rol spelen, vormt ook een afzonderlijk beleidsterrein. Daarbinnen zijn echter geen handelingen opgenomen van de Tweede en Eerste Kamer. Op het beleidsterrein Rijksbegroting zijn ook slechts handelingen van de andere bij de beleidscyclus betrokken actoren opgenomen. Tenslotte zijn er raakpunten met de beleidsterreinen Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman. Er zijn in het voorliggende BSD handelingen van de Tweede Kamer opgenomen met betrekking tot de benoeming van de leden van de leden van de Algemene Rekenkamer en de benoeming van de Nationale Ombudsman alsmede het uitbrengen van een jaarlijks verslag over de laatste. Binnen geen van de genoemde drie beleidsterreinen zijn handelingen van de Staten-Generaal opgenomen.

Selectiedoelstelling

Het BSD is opgesteld in overeenstemming met de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT. Bij de behandeling van het ontwerp van de Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer op 13 april 1994 verwoordde de minister van WVC deze doelstelling als volgt: het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid. Door het Convent van Rijksarchivarissen is de selectiedoelstelling vertaald in de richting van de (bewaar)doelstelling van de RAD als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring’.

Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria.

Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA. De neerslag van een handeling die niet aan een van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (‘vernietigen’), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Overigens verlangt art. 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd in exceptionele gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium. PIVOT heeft daarom het volgende uitzonderingscriterium geformuleerd:

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

In het voorliggende BSD is van deze mogelijkheid overigens geen gebruikgemaakt. Gezien het belang van de Staten-Generaal zijn alle handelingen gewaardeerd met een ‘B’.

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de volgende algemene selectiecriteria:

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen.

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt.

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Vaststellingsprocedure

Op 16 juli 2003 is het ontwerp-BSD door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 3 mei 2004 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheek van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 18 november 2004 bracht de RvC advies uit (kenmerk arc.2004.01583/3), hetwelk behoudens enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.

Leeswijzer bij de handelingenlijst

In hoofdstuk 4 staan achtereenvolgens de handelingen van de Verenigde Vergadering, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal beschreven. Deze zijn per onderdeel naar actor geordend. De handelingen worden beschreven in een handelingenblok, zoals hierna aangegeven.

(X): Dit is het nummer van de handeling. Deze nummering is uit het bijbehorende RIO overgenomen. Een handeling kan echter door verschillende actoren (gelijktijdig of opeenvolgend in tijd) zijn uitgevoerd. In dit geval is de betrokken handeling in het BSD uitgesplitst naar de betreffende actoren. Een handeling kan dus onder hetzelfde unieke nummer onder meerdere actoren zijn opgenomen.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

De formulering van de handelingen is in de regel toegespitst op het product. Echter, een handeling als zodanig omvat alle activiteiten die leiden tot het product. Dientengevolge is de neerslag van een handeling niet beperkt tot het (eind)product, maar omvat ze alle archiefbescheiden die in verband daarmee zijn voortgebracht. Zo betreft de neerslag van een beschikkende handeling niet alleen het originele besluit, maar ook alle voorstukken.

Aangezien handelingen voortvloeien uit taken en bevoegdheden is het mogelijk dat een vermelde handeling in de praktijk nimmer (volledig) is uitgevoerd.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling op het moment van het verschijnen van het RIO nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht. Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bronworden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Hier staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren. De gegeven opsommingen van producten zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven voorbeeld.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering: De afkorting ‘B’ staat voor ‘bewaren’, dat wil zeggen het na afloop van de wettelijke overbrengingstermijn overdragen aan het NA van de documentaire neerslag (ongeacht de gegevensdrager) van de handeling. Bij een B-handeling is achter de selectiebeslissing aangegeven welk selectiecriterium is toegepast.

Actorenoverzicht

De actoren zijn per zorgdrager alfabetisch geordend.

Verenigde Vergadering der Staten-Generaal

(Bijzondere) commissie van de Verenigde Vergadering

College van Senioren van de Eerste Kamer

Directeur van de Stenografische Inrichting/Dienst

Gemengde commissie van toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen

Gemengde Commissie voor de Stenografische Inrichting/Dienst

Griffier

Kamerlid

Koning

Presidium van de Tweede Kamer

Verenigde Vergadering

Voorzitter van de Eerste Kamer

Voorzitter van de Tweede Kamer

Voorzitter van de Verenigde Vergadering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdelingen

Algemene begrotingscommissie (1966–1980)

Begrotingscommissies (1945–1953)

Bijzondere commissies/tijdelijke commissies

Bijzondere commissie voor de huisvesting der Kamer (1975)

Bouwbegeleidingscommissie (1976–)

Commissies

Commissie van advies van het Presidium

Commissie voor de huishoudelijke aangelegenheden (1849–1966)

Commissie onderzoek huisvesting Tweede Kamer (1971–1976)

Commissie van onderzoek inzake het verlies van het kamerlidmaatschap

Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven (1918–)

Commissies van Rapporteurs (1842–1966)

Commissie voor de Verzoekschriften (1816–)

Commissie voor de werkwijze der Kamer 1962–)

Commissies van voorbereiding (1879–1966)

Enquêtecommissies

Griffier

Kamerlid

Koning

Onderzoekscommissie

Onderzoeks- en Verificatiebureau (OVB)

Presidium (1966–)

Seniorenconvent*

Tweede Kamer (plenaire vergadering)

Vaste commissies (1925–)

Vaste commissie voor de staatsuitgaven/Commissie voor de rijksuitgaven/Algemene commissie

voor de Rijksuitgaven

Voorzitter van de Tweede Kamer

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Afdelingen en Commissies

Ad hoc-commissies van de Eerste Kamer

Bijzondere commissies van de Eerste Kamer

College van Senioren

Commissie voor de huishoudelijke aangelegenheden/ Huishoudelijke Commissie

Commissie voor de Verzoekschriften

Commissie voor onderzoek van de Geloofsbrieven

Commissie voor onderzoek inzake het verlies van het kamerlidmaatschap

Eerste Kamer/plenaire zitting

Kamerlid

Koning

Voorzitter van de Eerste Kamer

Ii. selectielijst voor de handelingen van de eerste kamer der staten-generaal op het beleidsterrein het handelen van de staten-generaal over de periode 1945–2002

Koning

140.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de Voorzitter van de Eerste Kamer

Grondslag: GW 1938, art. 95; GW 1972, art. 102, lid 1; GW 1987, art. 61, lid 1; GW 1996, art. 61, lid 1; RvOEK 1983, art. 13; RvOEK 1995, art. 7

Periode: 1945–1982

Product: Benoeming, Handelingen

Opmerking: Indien de Voorzitter niet meer het vertrouwen van de Kamer bezit, ontslaat de Koning, respectievelijk de Kamer hem en benoemt een nieuwe Voorzitter

Waardering: B (4)

Eerste Kamer/plenaire vergadering

19.

Handeling: Het vaststellen van het Reglement voor de openbaarmaking van het verslag van het verhandelde in de vergaderingen der Staten-Generaal (Reglement voor de Stenografische Dienst)

Grondslag: RvOTK 1966, art. 46; RvOTK 1980, art. 46; RvOTK 1983, art. 55 lid 1; RvOTK 1986, art. 55 lid1; RvOTK 1994, art. 24 lid 1; RvOEK 1995, art. 31 lid 1; RvOTK 1998, art. 24 lid 1; RvOTK 2002, art. 24 lid 1

Periode: 1945–

Product: Vaststellingsbesluit, Handelingen

Opmerking: Voor de periode voor 1966 is geen grondslag aangetroffen met betrekking tot deze handeling

Waardering: B (5)

23.

Handeling: Het vaststellen van het Reglement van de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen

Bron/Grondslag: HTK 1984–1985, Bijlagen nr. 18 668, vastgesteld in de vergadering van 15 november 1984; RvOTK 1994, art. 23 lid 1; RvOTK 1998, art. 23 lid 1; RvOTK 2002, art. 23 lid 1; RvOEK 1995, art. 30 lid 1;

Periode: 1984–

Product: Reglement

Waardering: B (5)

24.

Handeling: Het instellen van een Griffie voor interparlementaire betrekkingen

Bron/Grondslag: HTK 1954–1955, vergadering van 8 maart 1955, p. 714; HEK 1954–1955, vergadering van 8 maart 1955, p. 380; RvOTK 1998, art. 23, lid 1; RvOEK 1995, art. 30 lid 1; RGIB 1998, art. 1

Periode: 1955–

Product: Instellingsbesluit, Handelingen

Waardering: B (4)

25.

Handeling: Het instellen van een Gemengde commissie van toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen

Grondslag: RvOTK 1998, art. 23, lid 2; RvOEK 1995, art. 30 lid 2; RGIB 1998, art. 1

Periode: 1955–

Product: Instellingsbesluit, Handelingen

Waardering: B (4)

140.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van de Voorzitter van de Eerste Kamer

Grondslag: GW 1938, art. 95; GW 1972, art. 102, lid 1; GW 1987, art. 61, lid 1; GW 1996, art. 61, lid 1; RvOEK 1983, art. 13; RvOEK 1995, art. 7

Periode: 1983–

Product: Benoeming, Handelingen

Opmerking: Indien de Voorzitter niet meer het vertrouwen van de Kamer bezit, ontslaat de Koning respectievelijk de Kamer hem en benoemt een nieuwe Voorzitter

Waardering: B (4)

141.

Handeling: Het benoemen van een eerste en tweede ondervoorzitter van de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1967, art. 9; RvOEK 1983, art.14; RvOEK 1995, art. 8

Periode: 1945–

Product: Benoeming, Handelingen

Waardering: B (4)

145.

Handeling: Het beslissen over de toelating of niet-toelating van leden die benoemd zijn

Grondslag: RvOEK 1888, art. 2; RvOEK 1950, art. 2; RvOEK 1967, art. 2; RvOEK 1983, art. 6; RvOEK 1995, art. 3

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (5)

148.

Handeling: Het benoemen van een commissie van onderzoek inzake het verlies van het kamerlidmaatschap van een individueel kamerlid

Grondslag: RvOEK 1983, art. 11, lid 2; RvOEK 1995, art. 5, lid 2

Periode: 1983–

Product: Benoeming, Handelingen

Waardering: B (4)

150.

Handeling: Het instellen en opheffen van Afdelingen, respectievelijk vaste commissies voorgeschreven in het Reglement van Orde van de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 8 en 33; RvOEK 1950, artt. 9 en 70; RvOEK 1967, art 52; RvOEK 1983, artt. 42–43; RvOEK 1995, art. 34

Periode: 1945–

Product: Instellings-/opheffingsbesluit; Handelingen

Opmerking: Tot 1966 werd voorgeschreven dat de Kamer zich bij loting verdeelde in vijf (Reglement van Orde Eerste Kamer 1888 art. 33), respectievelijk vier (Reglement van Orde Eerste Kamer 1950, art. 45) Afdelingen. In 1966 zijn de Afdelingen vervangen door vaste commissies, één voor elk departement. Voorts benoemt de Voorzitter de ‘Commissiën’. De eerste bijeenkomst van deze Commissiën wordt voorgezeten door de Voorzitter.

Waardering: B (4)

151.

Handeling: Het instellen en opheffen van bijzondere commissies ter voorbereiding van voorstellen die een bijzonder karakter dragen

Grondslag: RvOEK 1888, art. 8; RvOEK 1950, artt. 9 en 70; RvOEK 1967, art 52; RvOEK 1983, artt. 42–43; RvOEK 1995, art. 34

Periode: 1945–1998

Product: Instellings-/opheffingsbesluit; Handelingen

Waardering: B (4)

156.

Handeling: Het verlengen van de uitsluiting van een kamerlid, op voorstel van de Voorzitter

Grondslag: RvOEK 1950, art. 23; RvOEK 1967, art. 31; RvOEK 1983, art. 106

Periode: 1950–1994

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (5)

158.

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van het Reglement van Orde

Grondslag: GW 1983, art. 72; RvOEK 1983, artt. 186–196; RvOEK 1995, artt. 155–171

Periode: 1945–

Product: Gewijzigd Reglement van Orde

Waardering: B (5)

159.

Handeling: Het beslissen of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten

Grondslag: GW 1888, art. 104 lid 2 en 3; GW 1947, art. 104, lid 2 en 3; GW 1956, art. 111, lid 2 en 3; GW 1983 art. 66, lid 2 en 3; GW 1996, art. 66 lid 2 en 3

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1)

160.

Handeling: Het opleggen en/of opheffen van geheimhouding omtrent het verhandelde achter gesloten deuren

Grondslag: RvOEK 1888, art. 31; RvOEK 1950, art. 43; RvOEK 1967, art. 44; RvOEK 1983, art. 89; RvOEK 1995, art. 81

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1)

161.

Handeling: Het benoemen van Griffiers, Commies-griffiers/plaatsvervangende Griffiers

Grondslag: GW 1938, art. 102; GW 1956, art. 109; GW 1983, art. 102, lid 2; GW 1996, art. 61, lid 2; RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art. 16; RvOEK 1983, art. 33; RvOEK 1995, art 26, lid 1

Periode: 1945–

Product: Benoemingsbesluit, Handelingen

Opmerking: Tot 1967 wordt een plaatsvervangend Griffier Commies-Griffier genoemd.

Waardering: B (4)

162.

Handeling: Het benoemen van leden van de Commissie voor de huishoudelijke aangelegenheden, respectievelijk Huishoudelijke Commissie

Grondslag: RvOEK 1950, art. 15; RvOEK 1967, art. 15

Periode: 1945–1982

Product: Benoeming, Handelingen

Opmerking: Tot 1967 is er sprake van een ‘Commissie voor huishoudelijke aangelegenheden’; in het Reglement van Orde van de Eerste Kamer van 1967 wordt voor het eerst de benaming Huishoudelijke Commissie gehanteerd.

Waardering: B (4)

167.

Handeling: Het goedkeuren en/of vaststellen van de begroting voor de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art. 15; RvOEK 1983, art. 16, lid 3; RvOEK 1995, art. 16, lid 2

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (5)

172.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de officiële verslagen/de notulen

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 13–15; RvOEK 1950, artt. 14–15; RvOEK 1967, artt. 41–42; RvOEK 1983, artt. 130–133; RvOEK 1995, artt. 122–124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen, Handelingen

Opmerking: De notulen zijn een onderdeel van het officieel verslag.

Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld.

Waardering: B (3)

173.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de notulen van vergaderingen met gesloten deuren

Grondslag: RvOEK 1888, art. 32; RvOEK 1950, art. 44; RvOEK 1967, art. 44; RvOEK 1983, art. 134; RvOEK 1995, art. 124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen

Opmerking: Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld

Waardering: B (3)

174.

Handeling: Het besluiten, op voorstel van de voorzitter of van één of meer leden van een

Commissie, te beraadslagen over onderdelen van het regeringsbeleid of andere daarvoor in aanmerking komende zaken

Grondslag: RvOEK 1967, art. 66; RvOEK 1983, art. 81; RvOEK 1995, art. 73

Periode: 1967–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1, 2)

177.

Handeling: Het in vergadering beraadslagen en besluiten over (wets)voorstellen

Grondslag: GW art. 67; RvOEK 1888, artt. 59 en 61; RvOEK 1950, art. 58; RvOEK 1967, art. 26; RvOEK 1983, artt. 80–81; RvOEK 1995, art. 72

Periode: 1945–

Product: Handelingen

Waardering: B (1)

181.

Handeling: Het in vergadering besluiten tot het instellen van een onderzoek (enquête) en het bepalen van de termijn waarbinnen het onderzoek zal zijn afgelopen

Grondslag: WPE 1950, art. 1; RvOEK 1967, artt. 88–89; RvOEK 1983, artt 140 en 142; RvOEK 1995, artt. 130 en 132

Periode: 1950–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1)

185.

Handeling: Het besluiten tot het toestaan van een interpellatie

Grondslag: RvOEK 1950, art. 68; RvOEK 1967, art. 82; RvOEK 1983, art.152; RvOEK 1995, art. 139

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Opmerking: Elk kamerlid kan een interpellatie aanvragen over onderwerpen die zijns inziens nadere uitleg van een minister vragen; de Kamervoorzitter bepaalt wanneer de interpellatie gehouden wordt

Waardering: B (1)

187.

Handeling: Het stilzwijgend of uitdrukkelijk goedkeuren tot toetreding of opzegging van een Verdrag

Grondslag: Statuut 1954, artt. 24 en 62; GW 1938, artt. 60 en 77; GW: 1953, artt. 60–64 en 84; GW 1983, artt. 73, lid 1 en 91; WRvS 1861, artt. 25 en 34; WRvS 1962, artt. 15, lid 2 en 25; WRvS 1989, artt. 15, lid 1 en 25, lid a en b; RvOEK 1967, artt. 76–81; RvOEK 1983, artt. 163–168; RvOEK 1995, artt. 143–149

Periode: 1945–

Product: Handelingen

Opmerking: Een aan de Kamer voor stilzwijgende goedkeuring overgelegd verdrag kan op verzoek van de Kamer of tenminste vijftien van haar leden worden onderworpen aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal, waarvan de Kamervoorzitter de minister van Buitenlandse Zaken en de Voorzitter van de Tweede Kamer op de hoogte brengt.

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/Voorzitter

26.

Handeling: Het benoemen van de leden van de Gemengde commissie van toezicht op de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen

Grondslag: RGIB 1955, art. 2; RGIB 1998, art. 3

Periode: 1955–

Product: Benoeming, Handelingen

Opmerking: De Gemengde Commissie bestaat uit vier leden: vanaf 1955 werden twee leden op voordracht van de afgevaardigden door de Voorzitter van elke Kamer benoemd;

Vanaf de jaren ’90 (?) worden twee leden verkozen uit de leden van de Tweede Kamer en twee uit de leden van de Eerste Kamer

Waardering: B (4)

29.

Handeling: Het benoemen van een Griffier voor de interparlementaire betrekkingen

Grondslag: RGIB 1955, art. 1; RGIB 1998, art. 5

Periode: 1955–

Product: (gemeenschappelijke) Beschikking

Waardering: B (4)

142.

Handeling: Het benoemen van (een) commissie(s) voor het onderzoek van de geloofsbrieven

Grondslag: RvOEK 1888, art. 1; RvOEK 1950, art 1; RvOEK 1967, art. 2; RvOEK 1983, art. 4, lid 1; RvOEK 1995, art. 4

Periode: 1945–

Product: Benoeming, Handelingen

Waardering: B (4)

143.

Handeling: Het aanwijzen van leden en het benoemen van een voorzitter van (een) commissie(s) tot onderzoek van de geloofsbrieven

Grondslag: RvOEK 1888, art.1; RvOEK 1950, art.1; RvOEK 1967, art.2; RvOEK 1983, art. 4; RvOEK 1995, art. 4;

Periode: 1945–

Product: Benoeming, Handelingen

Waardering: B (4)

150.

Handeling: Het instellen en opheffen van Afdelingen, respectievelijk vaste commissies voorgeschreven in het Reglement van Orde van de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 8 en 33; RvOEK 1950, artt. 9 en 70; RvOEK 1967, art 52;RvOEK 1983, artt. 42–43; RvOEK 1995, art. 34

Periode: 1945–

Product: Instellings-/opheffingsbesluit; Handelingen

Opmerking: Tot 1966 werd voorgeschreven dat de Kamer zich bij loting verdeelde in vijf (Reglement van Orde Eerste Kamer 1888 art. 33), respectievelijk vier (Reglement van Orde Eerste Kamer 1950, art. 45) Afdelingen. In 1966 zijn de Afdelingen vervangen door vaste commissies, één voor elk departement. Voorts benoemt de Voorzitter de ‘Commissiën’. De eerste bijeenkomst van deze Commissiën wordt voorgezeten door de Voorzitter.

Waardering: B (4)

151.

Handeling: Het instellen en opheffen van bijzondere commissies ter voorbereiding van voorstellen die een bijzonder karakter dragen

Grondslag: RvOEK 1888, art. 8; RvOEK 1950, artt. 9 en 70; RvOEK 1967, art 52; RvOEK 1983, artt. 42–43; RvOEK 1995, art. 34

Periode: 1945–1998

Product: Instellings-/opheffingsbesluit; Handelingen

Waardering: B (4)

152.

Handeling: Het benoemen van de voorzitter, ondervoorzitter en (plaatsvervangende) leden van de Afdelingen en (vaste) commissies

Grondslag: RvOEK 1888, art. 34; RvOEK 1950, artt. 9 en 46; RvOEK 1967, art. 52; RvOEK 1983, art. 45, lid 1; RvOEK 1995, artt. 36–37

Periode: 1945–

Product: Benoeming

Opmerking: Tot 1967 werd voorgeschreven dat de Kamer zich bij loting verdeelde in vijf, respectievelijk vier Afdelingen. Na de loting benoemt elke Afdeling een voorzitter en een ondervoorzitter. Voorts benoemt de Voorzitter de ‘Commissiën’. De eerste bijeenkomst van deze commissies wordt voorgezeten door de Voorzitter. In die bijeenkomst benoemt elke commissie uit haar midden een voorzitter die met de verdere leiding der werkzaamheden is belast.

In 1966 zijn de Afdelingen vervangen door vaste commissies.

Waardering: B (4)

153.

Handeling: Het raadplegen van het College van Senioren over te nemen besluiten en voorstellen

Grondslag: RvOEK 1967, art. 13; RvOEK 1983, art. 26, lid 1; RvOEK 1995, art. 19, lid 1

Periode: 1967–

Opmerking: Uitgezonderd zijn de besluiten en voorstellen van de voorzitter welke in het Reglement van Orde zijn omschreven of de besluiten die hij staande de vergadering neemt inzake handhaving van de orde.

Waardering: B (1)

154.

Handeling: Het ontnemen van het woord aan kamerleden die afwijken van het onderwerp, beledigende uitdrukkingen bezigen, de orde verstoren, de spreektijd overschrijden, de geheimhoudingsplicht schenden of aanzetten tot onwettige handelingen

Grondslag: RvOEK 1950, art. 19; RvOEK 1967, art. 28; RvOEK 1983, artt. 102 en 103; RvOEK 1995, artt. 94, 95 en 101

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (5)

155.

Handeling: Het uitsluiten van een kamerlid tot verdere bijwoning van een vergadering of van vergaderingen die aanvangen op de dag waarop uitsluiting geschiedt

Grondslag: RvOEK 1950, art. 20; RvOEK 1967, art. 29; RvOEK 1983, art. 104; RvOEK 1995, art. 96

Periode: 1945–

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (5)

163.

Handeling: Het houden van toezicht op de Griffier inzake het geven van leiding aan de Griffie, op de huishoudelijke organisatie en op de boekerij.

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art. 16; RvOEK 1983, art. 33; RvOEK 1995, art 26, lid 1

Periode: 1945–

Product: Verslag

Waardering: B (5)

164.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van andere ambtenaren dan Griffiers en plaatsvervangende Griffiers bij de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art.16; RvOEK 1983, art. 34; RvOEK 1995, art. 26, lid 2

Periode: 1945–

Product: Aanstelling, ontslag

Opmerking: De benoeming geschiedt tot 1983 door de Kamer op voordracht van de Huishoudelijke Commissie.

Vanaf 1983 worden de ambtenaren benoemd door de Voorzitter op voordracht van de Huishoudelijke Commissie. Vanaf 1994 worden de ambtenaren door of namens de Huishoudelijke Commissie benoemd.

Waardering: B (4)

168.

Handeling: Het bij behandeling van elk wetsontwerp of voorstel benoemen van rapporteurs

Grondslag: RvOEK 1888, art. 40; RvO EK 1950, art. 52

Periode: 1945–1966

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1)

172.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de officiële verslagen/de notulen

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 13–15; RvOEK 1950, artt. 14–15; RvOEK 1967, artt. 41–42; RvOEK 1983, artt. 130–133; RvOEK 1995, artt. 122–124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen, Handelingen

Opmerking: De notulen zijn een onderdeel van het officieel verslag.

Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld.

Waardering: B (3)

173.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de notulen van vergaderingen met gesloten deuren

Grondslag: RvOEK 1888, art. 32; RvOEK 1950, art. 44; RvOEK 1967, art. 44; RvOEK 1983, art. 134; RvOEK 1995, art. 124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen

Opmerking: Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld

Waardering: B (3)

178.

Handeling: Het indienen van nota’s

Grondslag: RvOEK 1888, art. 42; RvOEK 1950, art. 54

Periode: 1945–1966

Product

Opmerking: Nota

Tot 1967 staat het de Voorzitter en elk lid vrij nota’s in te leveren als bijdrage aan het afdelingsonderzoek; de nota’s van kamerleden worden na voorgelezen te zijn in de afdeling overhandigd aan de rapporteurs, die van de Voorzitter worden rechtstreeks ingeleverd bij de Commissie van Rapporteurs. Alle nota’s worden toegevoegd aan het verslag der Commissie.

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/kamerlid

146.

Handeling: Het schriftelijk indienen van zijn ontslag aan de Kamervoorzitter of aan het Centraal Stembureau

Grondslag: RvOEK 1967, art. 6; RvOEK 1983, art. 10

Periode: 1945–

Product: Ontslagbrief, Handelingen

Waardering: B (5)

147.

Handeling: Het indienen van een verzoek aan de Kamer om een uitspraak te doen over het oordeel van de Voorzitter dat sprake zou zijn van verlies van lidmaatschap

Grondslag: RvOEK 1983, art. 11, lid 1; RvOEK 1995, art. 5, lid 1

Periode: 1983–

Product: Verzoek, Handelingen

Waardering: B (2)

157.

Handeling: Het indienen van een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de

Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1983, art. 176; RvOEK 1995, artt. 157 en 158

Periode: 1945–

Product: Besluit; Handelingen

Waardering: B (5)

178.

Handeling: Het indienen van nota’s

Grondslag: RvOEK 1888, art. 42; RvOEK 1950, art. 54

Periode: 1945–1966

Product

Opmerking: Nota

Tot 1967 staat het de Voorzitter en elk lid vrij nota’s in te leveren als bijdrage aan het afdelingsonderzoek; de nota’s van kamerleden worden na voorgelezen te zijn in de afdeling overhandigd aan de rapporteurs, die van de Voorzitter worden rechtstreeks ingeleverd bij de Commissie van Rapporteurs. Alle nota’s worden toegevoegd aan het verslag der Commissie.

Waardering: B (1)

179.

Handeling: Het indienen van moties

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 17 en 19; RvOEK 1950, artt. 26 en 28; RvOEK 1967, art. 37; RvOEK 1983, art. 101; RvOEK 1995, art. 93

Periode: 1945–

Product: Motie, Handelingen

Opmerking: Tot 1967 was er alleen sprake van het kunnen indienen van moties van orde en moties tot sluiting der beraadslaging. Na 1967 kan een kamerlid dat het woord voert daarbij een schriftelijke motie indienen. Ook namens de commissie belast met de voorbereiding van een voorstel kunnen moties worden ingediend indien ondersteund door een meerderheid van de leden.

Waardering: B (1)

180.

Handeling: Het indienen van een schriftelijk voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête)

Grondslag: RvOEK 1967, art. 85; RvOEK 1983, art. 137; RvOEK 1995, art.128

Periode: 1945–

Product: Tot heden heeft de Eerste Kamer geen gebruik gemaakt van het recht van enquête.

Waardering: B (1)

183.

Handeling: Het (verzoeken om het) vragen van inlichtingen aan of het in mondeling of schriftelijk overleg treden met één of meer ministers

Grondslag: RvOEK 1950, artt. 67–68; RvOEK 1967, artt. 67, 82–83; RvOEK 1983, art. 59; RvOEK 1995, art. 51

Periode: 1950–

Product: Vragen, Aanhangsel, Handelingen

Waardering: B (1, 2, 3)

184.

Handeling: Het aanvragen en houden van een interpellatie

Grondslag: RvOEK 1983, artt. 151–158; RvOEK 1995, art.139

Periode: 1983–

Product: Handelingen

Waardering: B (1, 2, 3)

186.

Handeling: Het indienen van een amendement

Grondslag: RvOEK 1888, art. 60; RvOEK 1967, art. 57; RvOEK 1983, artt. 182 en 186; RvOEK 1995, art. 163

Periode: 1945–

Product: Amendement

Opmerking: Dit betreft geen amendementen met betrekking tot wetsvoorstellen. Amendementen kunnen o.a. worden ingediend bij beraadslagingen over een adres aan de Koning naar aanleiding van zijn openingsrede of een algehele herziening van het Reglement van Orde

Waardering: B (1)

188.

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen en het presenteren van Nederlandse standpunten in de vergaderingen van

– De Interparlementaire Unie (IPU)

– De Parlementaire vergadering Raad van Europa (RvE)

– Het Benelux-parlement

– De Noord-Atlantische Assemblee (NAA)

– De Assemblee van West-Europese Unie (WEU)

– De Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie

– de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE)

Grondslag: RGIB 1984/1985, art. 3

Periode: 1945–

Product: Regelingen; vergaderverslagen

Opmerking: CVSE wordt vanaf 1994 Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) genoemd.

Waardering: B (1)

College van Senioren

175.

Handeling: Het geven van advies aan de commissies bij de voorbereiding van de behandeling van (wets)voorstellen

Grondslag: RvOEK 1967, art. 58; RvOEK 1983, art. 77; RvOEK 1995, art. 69

Periode: 1967–

Product: Advies

Waardering: B (1)

176.

Handeling: Het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan de voorzitter van de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1967, art. 26, lid 3; RvOEK 1983, art. 26; RvOEK 1995, art. 19

Periode: 1967–

Product: Advies

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/Afdelingen

152.

Handeling: Het benoemen van de voorzitter, ondervoorzitter en (plaatsvervangende) leden van de Afdelingen en (vaste) commissies

Grondslag: RvOEK 1888, art. 34; RvOEK 1950, artt. 9 en 46; RvOEK 1967, art. 52; RvOEK 1983, art. 45, lid 1; RvOEK 1995, artt. 36–37

Periode: 1945–

Product: Benoeming

Opmerking: Tot 1967 werd voorgeschreven dat de Kamer zich bij loting verdeelde in vijf, respectievelijk vier Afdelingen. Na de loting benoemt elke Afdeling een voorzitter en een ondervoorzitter. Voorts benoemt de Voorzitter de ‘Commissiën’. De eerste bijeenkomst van deze commissies wordt voorgezeten door de Voorzitter. In die bijeenkomst benoemt elke commissie uit haar midden een voorzitter die met de verdere leiding der werkzaamheden is belast.

In 1966 zijn de Afdelingen vervangen door vaste commissies.

Waardering: B (4)

168.

Handeling: Het bij behandeling van elk wetsontwerp of voorstel benoemen van rapporteurs

Grondslag: RvOEK 1888, art. 40; RvO EK 1950, art. 52

Periode: 1945–1966

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1, 4)

170.

Handeling: Het verrichten van voorbereidend onderzoek voor ingekomen wetsvoorstellen

Grondslag: RvOEK 1888, artt 41–46; RvOEK 1950, artt. 51–56; RvOEK 1967, artt. 53–63; RvOEK 1983, artt. 46–61; RvOEK 1995, artt. 32–64

Periode: 1945–

Product: Voorlopig en eindverslag commissies

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/Centrale Afdeling

169.

Handeling: Het regelen van de volgorde waarin de verschillende wetsontwerpen en voorstellen in de afdelingen zullen worden overwogen, zo nodig in overleg met de minister(s)

Grondslag: RvOEK 1888, art. 36; RvOEK 1950, art. 50

Periode: 1945–1966

Product: Besluit, Handelingen

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/Commissie voor de huishoudelijke aangelegenheden, respectievelijk Huishoudelijke commissie

163.

Handeling: Het houden van toezicht op de Griffier inzake het geven van leiding aan de Griffie, op de huishoudelijke organisatie en op de boekerij.

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art. 16; RvOEK 1983, art. 33; RvOEK 1995, art 26, lid 1

Periode: 1945–

Product: Verslag

Waardering: B (5)

164.

Handeling: Het benoemen en ontslaan van andere ambtenaren dan Griffiers en plaatsvervangende Griffiers bij de Eerste Kamer

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art.16; RvOEK 1983, art. 34; RvOEK 1995, art. 26, lid 2

Periode: 1945–

Product: Aanstelling, ontslag

Opmerking: De benoeming geschiedt tot 1983 door de Kamer op voordracht van de Huishoudelijke Commissie.

Vanaf 1983 worden de ambtenaren benoemd door de Voorzitter op voordracht van de Huishoudelijke Commissie. Vanaf 1994 worden de ambtenaren door of namens de Huishoudelijke Commissie benoemd.

Waardering: B (4)

165.

Handeling: Het uitoefenen van de bevoegdheden ingevolge het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ten aanzien van de Griffier en de plaatsvervangend(e) Griffier(s)

Grondslag: RvOEK 1967, art. 15; RvOEK 1995, art. 28, lid 1

Periode: 1945–

Product: –

Waardering: B (5)

166.

Handeling: Het opstellen van een raming van de in het volgende jaar benodigde uitgaven

Grondslag: RvOEK 1888, art. 9; RvOEK 1950, art. 10; RvOEK 1967, art. 15; RvOEK 1983, art. 23, lid 1; RvOEK 1995, art. 16, lid 1

Periode: 1945–

Product: Begroting

Opmerking: De raming wordt opgemaakt door respectievelijk de Commissie voor huishoudelijke aangelegenheden en de Huishoudelijke Commissie en vastgesteld door de Eerste Kamer.

Waardering: B (1)

Eerste Kamer/(vaste) commissies

152.

Handeling: Het benoemen van de voorzitter, ondervoorzitter en (plaatsvervangende) leden van de Afdelingen en (vaste) commissies

Grondslag: RvOEK 1888, art. 34; RvOEK 1950, artt. 9 en 46; RvOEK 1967, art. 52; RvOEK 1983, art. 45, lid 1; RvOEK 1995, artt. 36–37

Periode: 1945–

Product: Benoeming

Opmerking: Tot 1967 werd voorgeschreven dat de Kamer zich bij loting verdeelde in vijf, respectievelijk vier Afdelingen. Na de loting benoemt elke Afdeling een voorzitter en een ondervoorzitter. Voorts benoemt de Voorzitter de ‘Commissiën’. De eerste bijeenkomst van deze commissies wordt voorgezeten door de Voorzitter. In die bijeenkomst benoemt elke commissie uit haar midden een voorzitter die met de verdere leiding der werkzaamheden is belast.

In 1966 zijn de Afdelingen vervangen door vaste commissies.

Waardering: B (4)

170.

Handeling: Het verrichten van voorbereidend onderzoek voor ingekomen wetsvoorstellen

Grondslag: RvOEK 1888, artt 41–46; RvOEK 1950, artt. 51–56; RvOEK 1967, artt. 53–63; RvOEK 1983, artt. 46–61; RvOEK 1995, artt. 32–64

Periode: 1945–

Product: Voorlopig en eindverslag commissies

Waardering: B (1)

171.

Handeling: Het opmaken, vaststellen en uitbrengen van het eindverslag

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 45–46; RvOEK 1950, artt. 57–58; RvOEK 1967, artt. 59–63; RvOEK 1983, artt. 68, 70, 73, lid 3 en 78, lid 1; RvOEK 1995, art. 65

Periode: 1945–

Product: Verslag

Waardering: B (3)

180.

Handeling: Het indienen van een schriftelijk voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête)

Grondslag: RvOEK 1967, art. 85; RvOEK 1983, art. 137; RvOEK 1995, art.128

Periode: 1945–

Product: Tot heden heeft de Eerste Kamer geen gebruik gemaakt van het recht van enquête.

Waardering: B (1)

183.

Handeling: Het (verzoeken om het) vragen van inlichtingen aan of het in mondeling of schriftelijk overleg treden met één of meer ministers

Grondslag: RvOEK 1950, artt. 67–68; RvOEK 1967, artt. 67, 82–83; RvOEK 1983, art. 59; RvOEK 1995, art. 51

Periode: 1950–

Product: Vragen, Aanhangsel, Handelingen

Waardering: B (1, 2, 3)

Eerste Kamer/Commissie(s) voor het onderzoek van de geloofsbrieven

144.

Handeling: Het onderzoeken van de geloofsbrieven

Grondslag: GW 1938, art. 101; GW 1953, art. 108; GW 1983, art. 58; RvOEK 1888, art. 2; RvOEK 1950, art. 2; RvOEK 1967, art. 2; RvOEK 1983, art. 5; RvOEK 1995, art. 4

Periode: 1945–

Product: Verslag, Handelingen

Opmerking: Tot 1950 werden er meerdere commissies voor het onderzoek van de geloofsbrieven benoemd door de Kamervoorzitter. In 1950 is er voor het eerst sprake van één commissie. Deze commissie onderzoekt of aanstaande kamerleden aan alle voorwaarden voldoen om als kamerlid te mogen aantreden

Waardering: B (5)

Eerste Kamer/Commissie van rapporteurs

171.

Handeling: Het opmaken, vaststellen en uitbrengen van het eindverslag

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 45–46; RvOEK 1950, artt. 57–58; RvOEK 1967, artt. 59–63; RvOEK 1983, artt. 68, 70, 73, lid 3 en 78, lid 1; RvOEK 1995, art. 65

Periode: 1945–

Product: Verslag

Waardering: B (3)

Eerste Kamer/Commissie van onderzoek inzake het verlies van het kamerlidmaatschap

149.

Handeling: Het op diens verzoek horen van een kamerlid dat volgens het oordeel van de Voorzitter zijn lidmaatschap heeft verloren

Grondslag: RvOEK 1983, art. 11, lid 2; RvOEK 1995, art. 5, lid 2

Periode: 1983–

Product: Verslag, Handelingen

Waardering: B (5)

Eerste Kamer/Enquête-commissie

182.

Handeling: Het uitvoeren van een onderzoek

Grondslag: RvOEK 1967, artt. 90–94; RvOEK 1983, artt 143–150; RvOEK 1995, artt. 133–136

Periode: 1945–

Product: Eindverslag en proces-verbaal

Opmerking: –

Waardering: B (5)

Eerste Kamer/Commissie voor de verzoekschriften

189.

Handeling: Het instellen van een onderzoek naar de wijze waarop de overheid haar taak vervult, naar aanleiding van aangelegenheden die aan de orde zijn gesteld in verzoekschriften van burgers

Grondslag: GW 1983, art.5; RvO Commissie vd Verzoekschriften art.2

Periode: 1945–

Product: Verslag

Waardering: B (2)

Eerste Kamer/Griffier

172.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de officiële verslagen/de notulen

Grondslag: RvOEK 1888, artt. 13–15; RvOEK 1950, artt. 14–15; RvOEK 1967, artt. 41–42; RvOEK 1983, artt. 130–133; RvOEK 1995, artt. 122–124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen, Handelingen

Opmerking: De notulen zijn een onderdeel van het officieel verslag.

Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld.

Waardering: B (3)

173.

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van de notulen van vergaderingen met gesloten deuren

Grondslag: RvOEK 1888, art. 32; RvOEK 1950, art. 44; RvOEK 1967, art. 44; RvOEK 1983, art. 134; RvOEK 1995, art. 124

Periode: 1945–

Product: Verslag of notulen

Opmerking: Sedert 1983 worden de notulen door de Voorzitter en de Griffier vastgesteld

Waardering: B (3)