Toeslagen, pleeggezinnen en opvang van uitgeprocedeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2016.
Geldend van 15-07-2006 t/m heden

Toeslagen, pleeggezinnen en opvang van uitgeprocedeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten:

Dit besluit valt onder de werking van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en heeft in de praktijk uitsluitend betrekking op het recht op een toeslag in de zin van de Wet op de huurtoeslag. Het besluit is in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tot stand gekomen.

1. Inleiding

Ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 kan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan. In aanvulling daarop is in de Awir (artikel 9) bepaald dat indien een partner of een medebewoner van de belanghebbende een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, de belanghebbende geen aanspraak heeft op een tegemoetkoming. Deze bepaling is in overeenstemming met de regeling in de voormalige Huursubsidiewet.

Minderjarige vreemdelingen kunnen op verzoek van de overheid worden opgevangen in pleeggezinnen. Een alleenstaande minderjarige vreemdeling heeft rechtmatig verblijf als hij in afwachting is van de beslissing op zijn asielaanvraag. In dat geval is er geen beperking van uitkeringsrechten voor het gezin waar de vreemdeling verblijft. Zodra de minderjarige vreemdeling uitgeprocedeerd is, vervalt dit rechtmatig verblijf en daarmee het recht voor het pleeggezin op een tegemoetkoming onder de werking van de Awir. In de praktijk treedt dit gevolg alleen op bij de huurtoeslag, aangezien voor de andere toeslagen het begrip medebewoner niet van belang is.

Op grond van de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers en de Regeling verstrekkingen asielzoekers, wordt de opvang echter pas beëindigd als de asielzoeker de 18-jarige leeftijd heeft bereikt, of zoveel eerder als de uitzetting kan worden geëffectueerd. Zolang de uitgeprocedeerde alleenstaande vreemdeling nog minderjarig is en in Nederland verblijft, ligt de verantwoordelijkheid en de zorgplicht bij de overheid en zal de opvang in het pleeggezin niet beëindigd worden.

2. Beleid

Gelet op het vorenstaande acht ik het niet gewenst dat pleeggezinnen, die op verzoek van de overheid de zorgplicht voor de uitgeprocedeerde minderjarige alleenstaande vreemdeling op zich hebben genomen, daardoor het recht op een huurtoeslag verliezen, of geen aanspraak op een huurtoeslag kunnen maken.

In de brief aan de Tweede Kamer van 24 november 2005 heb ik aangegeven de relevante regelgeving zodanig aan te passen dat het geven van zorg aan deze vreemdelingen niet kan leiden tot een verlies aan bestaande rechten voor pleegouders. Vooruitlopend daarop hoeft bij de toekenning van de huurtoeslag de alleenstaande uitgeprocedeerde minderjarige vreemdeling met recht op opvang, niet te worden aangemerkt als medebewoner in de zin van de Awir. Daarbij kan worden voorbijgegaan aan de verblijfsregistratie van de vreemdeling in de gemeentelijke basisadministratie op grond waarvan het pleeggezin geen recht op een huurtoeslag heeft.

3. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 juli 2006

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal Belastingdienst

,

J. Thunnissen