Regeling overlopende kosten PO

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 31-08-2006 t/m heden

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 augustus 2006, nr. PO/ADR/06/26265, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de afrekening personeelskosten van de periode tot en met 31 juli 2006 in het primair onderwijs (Regeling overlopende kosten PO)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Afrekening personeelskosten over de periode tot en met 31 juli 2006

De personeelskosten van het bevoegd gezag, die volgens de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften voor bekostiging in aanmerking komen en

die door de minister tot en met 31 juli 2006 nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden door de minister afgerekend op basis van de artikelen 3 tot en met 5.

Artikel 3. Personeelskosten in verband met werkgeversafdrachten op basis van CASO-gegevens

  • 1 De aanspraken op de bekostiging van de loonbelasting en premies over de maand juli 2006, die samenhangen met de in die maand door het bevoegd gezag gedeclareerde loonkosten worden in augustus 2006 als voorschot beschikbaar gesteld.

  • 2 De omvang van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op grond van de gegevens van het CASO-systeem op de sluitingsdatum van de maand juli 2006.

  • 3 Het bedrag van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de Aanvraag Rijksvergoeding 2006 welke betrekking heeft op de periode 1 januari tot en met 31 juli 2006.

Artikel 4. Afrekening van personeelskosten in verband met andere overlopende kosten op basis van CASO-gegevens

  • 1 In november 2006 vindt afrekening plaats van de aanspraken op bekostiging van het bevoegd gezag in verband met de kosten van:

    • a. de structurele eindejaarsuitkering, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006;

    • b. de eindejaarsuitkering van onderwijsondersteunend personeel, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006;

    • c. de vakantie-uitkering opgebouwd tot en met juli 2006; en

    • d. de nominale uitkering 2006, opgebouwd in de periode januari tot en met juli 2006.

  • 2 De omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid, wordt normatief vastgesteld op basis van de gegevens in het CASO-systeem, op de sluitingsdatum van de maand oktober 2006, vermenigvuldigd met voor wat betreft de onderdelen bedoeld in het eerste lid onder a tot en met c een factor van 110,5% en voor wat betreft het onderdeel bedoeld in het eerste lid onder d, met een factor van 126,8%..

  • 3 Wijziging van de gegevens in het CASO-systeem na de sluitingsdatum, bedoeld in het tweede lid, hebben geen gevolgen voor de omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien na de sluitingsdatum, bedoeld in het tweede lid, algemene salarismaatregelen leiden tot wijziging van de omvang van de aanspraken, bedoeld in het eerste lid, kan de omvang van de afrekening, bedoeld in het eerste lid, opnieuw worden vastgesteld.

Artikel 5. Wijziging van personeelskosten als gevolg van correcties door het bevoegd gezag over de periode januari tot en met juli 2006 uitgevoerd in de periode 1 augustus tot 12 oktober 2006

  • 1 Wijziging van de personeelskosten, bedoeld in artikel 2, als gevolg van door het bevoegd gezag aangebrachte wijzigingen in de gegevens in het CASO-systeem in de periode 1 augustus tot en met 12 oktober 2006, welke betrekking hebben op de periode tot en met 31 juli 2006 worden in november 2006 als voorschot betaalbaar gesteld, respectievelijk verrekend met de door het bevoegd gezag te ontvangen bekostiging over die maand.

  • 2 De omvang van de bevoorschotting respectievelijk de verrkening, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op grond van de gegevens van het CASO-systeem.

  • 3 Het bedrag van het voorschot respectievelijk de verrekening, bedoeld in het eerste lid, wordt opgenomen in de Aanvraag Rijksvergoeding over de periode 1 januari tot en met 31 juli 2006.

Artikel 6. Wijze van afrekening voor scholen van een bevoegd gezag niet aangesloten bij het CASO-systeem

  • 1 Op een bevoegd gezag dat niet is aangesloten bij het CASO-systeeem, zijn de artikelen 3 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

    • a. het voorschot bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op basis van aldaar bedoelde kosten over de maand juni 2006,

    • b. de afrekening van de bekostiging bedoeld in artikel 4 plaatsvindt op basis van een daartoe door het bevoegd gezag uiterlijk op 16 oktober 2006 in te dienen overzicht van de overeenkomstige gegevens als bedoeld in artikel 4, tweede lid,

    • c. het voorschot bedoeld in artikel 5 wordt vastgesteld indien het bevoegd gezag uiterlijk op 16 oktober 2006 een overzicht indient van de in artikel 5 bedoelde mutaties, en

    • d. het bevoegd gezag bij de Aanvraag Rijksvergoeding tevens een verklaring indient omtrent de juistheid van de in onderdeel b bedoelde gegevens, voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M.J.A. van der Hoeven