Toeslagen, pleegvergoeding en kinderopvangtoeslag

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016.
Geldend van 27-10-2006 t/m heden

Toeslagen, pleegvergoeding en kinderopvangtoeslag

De Minister van Financiën heeft het volgende besloten:

Dit besluit valt onder de werking van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en heeft in de praktijk uitsluitend betrekking op het recht op een toeslag in de zin van de Wet kinderopvang. Het besluit is in overeenstemming met de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot stand gekomen.

1. Inleiding

Ingevolge de Wet kinderopvang zoals deze luidt vanaf 1 januari 2006 kan een pleeggezin dat een pleegvergoeding ontvangt geen aanspraak maken op een kinderopvangtoeslag. Van een pleegkind is sprake als het kind door de ouder wordt opgevoed en onderhouden als een eigen kind. Een kind waarvoor een ouder een subsidie ontvangt op grond van artikel 23 van de Wet op de jeugdzorg (hierna: pleegvergoeding), kan in verband met deze subsidie voor de opvoeding en verzorging, niet worden aangemerkt als pleegkind in de zin van artikel 4 van de Awir.

In de Wet kinderopvang zoals deze gold voor 2005, was in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, bepaald dat pleegouders die op grond van de destijds geldende Wet op de jeugdhulpverlening een pleegvergoeding ontvingen, ondanks dat zij in verband hiermee het kind niet onderhielden als een eigen kind, toch als ouder in de zin van de Wet kinderopvang werden aangemerkt. De achtergrond van deze uitzondering was dat kosten van kinderopvang niet in de pleegvergoeding zijn begrepen.

Met de inwerkingtreding van de Awir op 1 januari 2006 is deze bepaling komen te vervallen.

2. Beleid

Ik acht het gewenst dat pleegouders die een pleegvergoeding ontvangen, ook onder de werking van de Awir vanaf 2006 voor een kinderopvangtoeslag in aanmerking kunnen komen.

Op 7 september 2006 is reeds aan de Tweede Kamer op vragen van het lid Kalsbeek aangegeven, dat het ontvangen van een pleegvergoeding niet aan het toekennen van een kinderopvangtoeslag in de weg mag staan. Dit in aansluiting op de bepaling in de Wet kinderopvang die gold voor 2005. Vooruitlopend op herstel van de abusievelijk onvolledige wetgeving op dit punt, keur ik goed dat de ontvangst van een pleegvergoeding vanaf 1 januari 2006 voor de bedoelde pleegouders geen belemmering vormt voor de aanspraak op een kinderopvangtoeslag.

3. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 oktober 2006

De

Minister

van Financiën,
namens deze:
de

Directeur-Generaal Belastingdienst

,

J. Thunnissen