Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de
administratieve neerslag van de zorgdragers
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Financiën
op het beleidsterrein Relatienotabeleid vanaf 1974
Versie november 2006
Ministerie van VWS
1. Lijst van afkortingen
AID: Algemene Inspectiedienst
AMvB: Algemene maatregel van bestuur
art.: artikel
BZK: (ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
BSD: Basis selectie document
CAS: Centrale Archief Selectiedienst
CBNE: Commissie voor de Opvoeding tot de Natuurbeschermingsgedachte
CCD: Centrale Controle Dienst
CIM: Coördinatiecommissie Internationale Milieuvraagstukken
COCOS: Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking
COCO-VNGO: Coördinatiecommissie Verenigde Naties en Geassocieerde Organisaties
CRM: (minister(ie) van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
EHS: Economische Hoofdstructuur
EZ: (ministerie van) Economische Zaken
IKC: Informatie- en Kennis Centrum Natuurbeheer, onderdeel van de Directie NBLF
ITBON: Stichting voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur
IUCN: International Union for the Conservation of Nature en Natural Resources
IVN: Instituut voor Natuurbeschermingseducatie
KB: Koninklijk Besluit
KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap
LASER: Landelijke service bij regelingen van het ministerie van LNV
LenV: 1960–1989 (ministerie van) Landbouw en Visserij
LNV: 1989–2003 (ministerie van) Landbouw, Natuur en Visserij
2003 – (ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
N: (directie) Natuurbeheer
NA: Nationaal Archief
NBOR: (hoofd)directie Natuurbescherming en Openluchtrecreatie
NMF: (directie) Natuur, Milieu en Fauna
NSW: Natuurschoonwet
OCW: (minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen)
OKW: (minister(ie) van) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
RAD: Rijksarchiefdienst
RIN: Rijksinstituut voor Natuurbeheer
RIO: Rapport institutioneel onderzoek
RIVN: Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud
RMNO: Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek
SBB: Staatsbosbeheer
SBL: Stichting Beheer Landbouwgronden
SGR: Structuurschets Groene Ruimte
Stb.: Staatsblad
Stcrt.: Staatscourant
SZV: (ministerie van) Sociale Zaken & Volksgezondheid
tbo: terrein beherende natuurbeschermingsorganisatie
TK: Tweede Kamer (Kamerstukaanduiding)
VenW: (ministerie van) Verkeer en Waterstaat
VB: Verordeningenblad voor het Nederlandsche bezette gebied
VCNP: Voorlopige Commissie Nationale Parken
VoMil: (minister(ie) van) Volksgezondheid en Milieuhygiëne
VROM: (minister(ie) van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VWS: (minister(ie) van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WVC: (ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
2. Verantwoording
2.1. Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven
Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke
staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden’ worden niet slechts papieren
documenten te verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht de drager – die door een overheidsorgaan
zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook
digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.
Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in
dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft
de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als de overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt
voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.
De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden
die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende
bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de
ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats
het Nationaal Archief (NA) in Den Haag. Het NA is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst
(RAD). Deze dienst ressorteert onder de minister van OCenW en staat onder leiding
van de Algemene Rijksarchivaris.
In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers op grond van
artikel 5 van de Archiefwet 1995 verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden
aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring
in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna
de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.
Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat
een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast, maar (zonodig in geactualiseerde
vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal in een vroegtijdig
stadium te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het
instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.
Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:
-
– de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;
-
– de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;
-
– de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;
-
– het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht-
of bewijszoekenden en historisch onderzoek.
Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn:
-
– een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan,
-
– een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan,
en
-
– (een vertegenwoordiger van) de Algemene Rijksarchivaris.
Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke
periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de
selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te
vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen
archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst. Elke selectielijst
wordt na advies van de Raad voor Cultuur, vastgesteld door de minister van OCW en
de minister wie het mede aangaat. De vastgestelde lijsten worden in de Staatscourant
gepubliceerd.
2.2. Doel en werking van het Basis Selectiedocument
Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In
de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één
(enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve
neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.
Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal
ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein
in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere
actoren worden opgenomen.
Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport
institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven,
evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid
op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het
BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is
bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel
vernietigd moet worden.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende
het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel
beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die
betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van
overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale
BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.
Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat
van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen.
Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen
van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien
van toepassing een vernietigingstermijn.
2.3. De definitie van het beleidsterrein
Relatienotabeleid houdt zich bezig met de verbetering van de relatie tussen de bescherming
van de natuur- en landschappelijke waarden en de uitoefening van de landbouw.
2.4. De afbakening van het beleidsterrein
2.4.1. Afbakening
Het beleidsterrein natuur (de duurzame instandhouding en herstel en ontwikkeling van
de natuurlijke en landschappelijk waarden) is in het kader van PIVOT opgesplitst in
een viertal deelbeleidsterreinen.
-
1.
Bosbouwbeleid: de duurzame instandhouding, herstel en de ontwikkeling van beplantingen en van een
kwalitatief hoogwaardig bos t.b.v. de natuur, de recreatie, het landschap en het milieu.
Dit beleidsterrein wordt behandeld in RIO 44;
-
2.
Flora- en faunabeheer: het beschermen en instandhouden van in het wild levende planten- en dierensoorten.
Dit beleidsterrein wordt behandeld in RIO 32;
-
3.
Relatienotabeleid: het verbeteren van de relatie tussen de bescherming van de natuur en landschappelijke
waarden en de uitoefening van de landbouw. Dit beleidsterrein wordt behandeld in het
hetzelfde rapport als:
-
4.
Natuur- en landschapsbeheer: het beschermen, instandhouden en ontwikkelen van cultuur-historische en anderszins
waardevolle landschappen.
2.4.3. Verantwoording (aanvullende) handelingen
Dit BSD is gebaseerd op deel II van RIO nr. 79, ‘Natuur- en landschapsbeheer en Relatienotabeleid’
en op de selectielijst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor
dit beleidsterrein. Het BSD Relatienotabeleid is voor LNV vastgesteld en bekendgemaakt
bij Stcrt. 1998, 61.
In het onderhavige BSD zijn de handelingen opgenomen van diverse actoren op het beleidsterrein
‘relatienotabeleid’. Omdat de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
verantwoordelijk was voor het beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer, was deze
minister betrokken bij de totstandkoming van de relatienota in 1974. De minister van
CRM heeft deze nota mede-ondertekend. De totstandkoming van de Relatienota in 1974
en de daaruit voortvloeiende regelingen en nota’s komen in hoofdstuk 7 van RIO nr.
79 aan de orde. In de inleiding van hoofdstuk 10 wordt de periode 1977 tot en met
1983 verantwoord. De drie handelingen die oorspronkelijk in het BSD voor de minister
van CRM waren opgenomen (handelingnrs 157, 158 en 159), zijn aangevuld met enkele
algemene handelingen. Bij het opstellen van het BSD waren abusievelijk geen algemene
handelingen opgenomen voor de minister van CRM. Hiernaast is een nieuwe benoemingshandeling
(nr. 255) opgenomen met als actoren de minister van CRM en de minister van Financiën.
2.5. Doelstellingen en taken van de overheid op beleidsterrein Relatienotabeleid
Als beleid werd in de Relatienota aangegeven:
-
– het sluiten van onderhoudsovereenkomsten voor het verrichten van onderhoud aan bepaalde
natuurlijke en landschappelijke elementen;
-
– toepassing van de ‘bergboerenregeling’ met inbegrip van de extra mogelijkheden tot
ontwikkelingssubsidies;
-
– een (...) passende beloning voor het (mede)richten van bedrijfsopzet en bedrijfsvoering
op doeleinden van natuur- en landschapsbeheer;
-
– onderhouds- en investeringsbijdragen voor verzwaarde welstandseisen t.b.v. het landschapsbehoud;
-
– een inrichtingsbeleid, hetwelk – daar waar nodig – condities schept voor een verantwoorde
beheerssituatie zowel uit het oogpunt van natuur- en landschapsbehoud als van de landbouw.’
-
– (Relatienota, p. 32)
Ter verwezenlijking van het relatienotabeleid werd gekozen voor het volgende instrumentarium:
2.6. De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD
zijn opgenomen
Secundaire actoren:
de minister van Financiën (1945–1984)
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982)
3. Selectiedoelstelling
De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is
dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden
gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn
om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid
ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke
gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.
Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.
4. Selectiecriteria
Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde)
lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria
wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het
institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.
De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria.
Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’),
dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd
geheel dient te worden overgebracht naar het NA.
De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt
op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen),
onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De
neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht
voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.
Algemene selectiecriteria
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting
Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting
Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of
de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij
terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting
Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere
actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting
Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting
Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het
Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting
Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de
selectiedoelstelling, in overleg met het Nationaal Archief, beleidsterreinspecifieke
criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt
aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).
Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen
en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging
worden uitgezonderd.
5. Verslag van de vaststellingsprocedure
In 2006 is het ontwerp-BSD door mw. De Pater van het Project Wegwerken Archiefachterstanden
namens de betrokken zorgdragers aan destijds de Staatssecretaris van OC&W aangeboden,
waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). T
Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag
gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.
Vanaf 1 september 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage
bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals bij de rijksarchieven in
de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant
en in het Archievenblad.
Op 27 oktober 2006 bracht de RvC advies uit (arc-2006.03203/3) hetwelk geen aanleiding
heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.
Daarop werd het BSD op 7 november 2006 door de algemene rijksarchivaris namens de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Project Directeur Project Wegwerken
Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/06/2922) en de minister van Financiën (C/S&A/06/2923)
vastgesteld.
6. Leeswijzer
Handelingnr.: Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit
het RIO.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling
van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal
overeen met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht.
Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.
Vermeld worden:
de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk
Besluit of de ministeriële regeling;
het betreffende artikel en lid daarvan;
de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant;
wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Product: Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking
van de handeling toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
7. Actorenoverzicht
7.1. Secundaire actoren
de minister van Financiën (1945–)
De Natuurschoonwet valt onder de gedeelde verantwoordelijkheid van de ministers van CRM en van Financiën.
Een van de zes leden van de Stichting Beheer Landbouwgronden wordt door hem benoemd.
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1974–1982)
Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) heeft bestaan
van 14 april 1965 (beëdiging van het kabinet-Cals) tot en met 4 november 1982 (ontslag
verleend aan het kabinet Van Agt III). In het RIO ‘Natuur- en landschapsbeheer en
relatienotabeleid’ zijn er drie handelingen voor deze minister opgenomen op het gebied
van relatienotabeleid, 157, 158 en 159. In het onderhavige BSD is deze nummering aangehouden.
Ook deze minister benoemt een van de zes leden van de Stichting Beheer Landbouwgronden.
8.1. Secundaire actoren
8.1.1. Actor: de minister van Financiën
Handelingnr: 255
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van leden voor de Stichting Beheer Landbouwgronden
Periode: 1945–1984
Product: beschikking
Grondslag: Statuten Stichting Beheer Landbouwgronden, vastgesteld op 26 mei 1977
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
NB: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden
van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
8.1.2. Actor: de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
Algemene handelingen
Handelingnr.: 157
Handeling: Het formuleren van standpunten ten aanzien van het algemene beleid betreffende
de relatie tussen de bescherming van de natuur- en landschappelijke waarden en de
uitoefening van de landbouw.
Periode: 1974–1983
Product: beleidsnotities, beleidsnota’s
Waardering: B 1
Handelingnr.: 158
Handeling: Het voorbereiden van wet- en regelgeving op het gebied van het relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires
Waardering: B 1
Handelingnr.: 159
Handeling: Het evalueren van regelgeving op het gebied van het relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: evaluaties
Waardering: B 2
Handelingnr.: 252
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: correspondentie, notities
Waardering: V, 2 jaar
Handelingnr.: 253
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: voorlichtingsmateriaal
Waardering: B 5: Eén exemplaar van het voorlichtingsmateriaal
V, 2 jaar: overig
NB: Zie handeling 1 voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid.
Handelingnr.: 254
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van ‘zelfstandige’ ministeriële
regelingen betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: ministeriele regeling
Waardering: B 1
Handelingen specifiek voor het beleidsterrein Relatienotabeleid
Handelingnr.: 214
Handeling: Het stellen van nadere regelen met betrekking tot het aanmerken door de
directeur van Staatsbosbeheer van elementen van grote landschappelijke betekenis.
Periode: 1977–1983
Product: regelingen
Grondslag: Beschikking onderhoudsovereenkomsten landschapselementen, art. 1d (Stcrt.1977, 182)
Waardering: B 1
Handelingnr.: 218
Handeling: Het stellen van regelen met betrekking tot de boete die de geschillencommissie
kan opleggen bij niet–nakoming van verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomst voortvloeiende.
Periode: 1977–1983
Product: regelingen
Grondslag: Beschikking onderhoudsovereenkomsten landschapselementen, art. 6f (Stcrt.1977, 182)
Waardering: B 1
Handelingnr.: 221
Handeling: Het stellen van regelen m.b.t. de werkwijze van de geschillencommissies.
Grondslag: Beschikking onderhoudsovereenkomsten landschapselementen, art. 9 lid 7
(Stcrt.1977, 182)
Periode: 1977–1983
Product: regelingen
Waardering: B 1
Handelingnr: 255
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van leden voor de Stichting Beheer Landbouwgronden
Periode: 1945–1984
Product: beschikking
Grondslag: Statuten Stichting Beheer Landbouwgronden, vastgesteld op 26 mei 1977
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
NB: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt
worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Addendum
In het RIO Natuur- en Landschapsbeheer & Relatienotabeleid zijn de onderstaande handelingen
abusievelijk niet opgenomen. In het BSD Relatienotabeleid voor de zorgdragers de minister
van VWS en de minister van Financiën zijn deze handelingen alsnog opgenomen.
Algemeen
Handelingnr.: 252
Actor: minister van CRM
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: correspondentie, notities
Handelingnr.: 253
Actor: minister van CRM
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: voorlichtingsmateriaal
Handelingnr.: 254
Actor: minister van CRM
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van ‘zelfstandige’ ministeriële
regelingen betreffende relatienotabeleid.
Periode: 1974–1983
Product: ministeriële regeling
Handeling specifiek voor het beleidsterrein Relatienotabeleid
Handelingnr: 255
Actoren: minister van CRM
minister van Financiën
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van leden voor de Stichting Beheer
Landbouwgronden
Periode: 1945–1984
Product: beschikking
Grondslag: Statuten Stichting Beheer Landbouwgronden, vastgesteld op 26 mei 1977.