Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-05-2011 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-01-2009 t/m heden

Regeling van de Nederlandsche Bank N.V. van 11 december 2006, nr. Juza/2006/02412/IH, houdende regels met betrekking tot aanvullend prudentieel toezicht op kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen die tot een financiële groep behoren (Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op de artikelen 4, tweede en derde lid, 5, tweede en derde lid, 6, vijfde lid, 24, tweede lid, 26, vierde lid, en 27, vierde lid, van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft;

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Besluit:

§ 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Besluit: Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft;

  • b. DNB: De Nederlandsche Bank N.V.;

  • c. individuele intragroepsovereenkomst of -positie: intragroepsovereenkomst tussen een kredietinstelling, beleggingsonderneming, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of herverzekeraar, die deel uit maakt van een groep of een financieel conglomeraat, met een andere onderneming van de groep of het financieel conglomeraat;

  • d. retrocessie: overeenkomst waarbij een verzekeraar een gedeelte van het door hem herverzekerde risico, tegen betaling van herverzekeringspremie, overdraagt aan een andere verzekeraar;

  • e. totale positie: totale positie van overeenkomsten tussen een kredietinstelling, beleggingsonderneming, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of herverzekeraar, die deel uit maakt van een groep, met een andere onderneming van de groep of het financieel conglomeraat;

  • f. wet: Wet op het financieel toezicht.

§ 2. Intragroepovereenkomsten en posities kredietinstellingen met een gemengde holding

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4, tweede en derde lid, van het Besluit

Artikel 2

  • 1 Een kredietinstelling als bedoeld in artikel 3:280, eerste lid, van de wet rapporteert alle significante intragroepovereenkomsten en -posities met de gemengde holding en haar dochterondernemingen met gebruikmaking van blad 1 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk twee maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

  • 2 Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereiste van de kredietinstelling, die de overeenkomst is aangegaan. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereiste van de kredietinstelling.

  • 3 Een kredietinstelling, die tevens is onderworpen aan het toezicht als bedoeld in artikel 3:298 van de wet, kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde rapportage volstaan met de rapportage als bedoeld in paragraaf 7 van deze regeling.

  • 4 Op verzoek van de kredietinstelling en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 3

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

    • a. het bedrag van de vordering: de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd;

    • b. met welke onderneming van de groep de intragroe⁠povereenkomst is aangegaan.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

    • a. het bedrag van de totale positie;

    • b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomsten zijn aangegaan.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke significante intragroepvordering ondergebracht in één van de in de tabel genoemde categorieën voor lopende overeenkomsten of posities.

§ 3. Intragroepovereenkomsten en posities verzekeraars in een verzekeringsgroep

Bepalingen ter uitvoering van artikel 5, tweede en derde lid, van het Besluit

Artikel 4

  • 2 Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraar. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de vereiste solvabiliteitsmarge van de verzekeraar.

  • 3 Een verzekeraar, die tevens is onderworpen aan het toezicht als bedoeld in artikel 3:298 van de wet, kan in plaats van de in het eerste lid bedoelde rapportage volstaan met de rapportage, bedoeld in paragraaf 7 van deze regeling, aangevuld met een rapportage over significantie intragroepposities met betrekking tot de in artikel 5, derde lid, onder e tot en met g, van deze regeling bedoelde categorieën van intragroepovereenkomsten en -posities, zoals opgenomen in blad 2 van het rapportageformulier.

  • 4 Op verzoek van de verzekeraar en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 5

  • 1 Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

    • a. het bedrag van de vordering: de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd.

    • b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomst is aangegaan.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

    • a. het bedrag van de totale positie;

    • b. met welke onderneming van de groep de intragroepovereenkomst is aangegaan.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, worden de significante intragroepovereenkomsten en -posities ondergebracht in één van de volgende categorieën:

    • a. beleggingen;

    • b. rekening courant vorderingen;

    • c. leningen;

    • d. overige vorderingen;

    • e. garanties en posten buiten de balans;

    • f. herverzekeringstransacties en retrocessie;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot kostentoedeling.

    De gerapporteerde overige vorderingen, bedoeld in onderdeel d, gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de vordering.

§ 4. Aangepaste solvabiliteit verzekeraars in een verzekeringsgroep

Bepalingen ter uitvoering van artikel 6, vijfde lid, en artikel 21, tweede lid, van het Besluit

Artikel 6

  • 2 De rapportage, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

§ 5. Aanvullende kapitaaltoereikendheid kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars, herverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 24, tweede lid, van het Besluit

Artikel 7

  • 2 Indien de onderneming rapporteert volgens de in Bijlage B van het Besluit opgenomen methode 1, rapporteert zij de berekening met gebruikmaking van blad 6 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

§ 6. Risicoconcentraties kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars, herverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 26, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit

Artikel 8

  • 1 Een onderneming als bedoeld in artikel 3:297, eerste lid, van de wet, rapporteert alle significante risicoconcentraties op het niveau van het financiële conglomeraat, met uitzondering van risico’s uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten en van uitzettingen bij of gegarandeerd door de Nederlandse Staat of Nederlandse lagere overheden, betreffende één individu of instelling dan wel een groep van onderling verbonden individuen of instellingen.

  • 2 De rapportage, bedoeld in artikel 26, eerste lid, eerste zin, van het Besluit geschiedt met gebruikmaking van blad 7 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

  • 3 Van een significante risicoconcentratie is sprake indien de betreffende risicoconcentratie méér bedraagt dan twintig procent van het toetsingsvermogen van het conglomeraat.

  • 4 Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste en tweede lid.

Artikel 9

  • 1 Voor de toepassing van artikel 8 wordt ten aanzien van elke significante risicoconcentratie aangegeven:

    • a. de naam van het individu of instelling dan wel de naam van de groep van onderling verbonden individuen of instellingen;

    • b. een uitsplitsing van het bedrag van de risicoconcentratie in de volgende categorieën:

      • 1°. leningen;

      • 2°. afgegeven garanties, inclusief financiële derivaten;

      • 3°. overige verstrekkingen.

    De gerapporteerde afgegeven garanties, inclusief financiële derivaten, en overige verstrekkingen gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de transactie.

  • 2 Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties, kan DNB een van het eerste lid afwijkende rapportage vaststellen en de onderneming toestaan om te rapporteren met een ander rapportageformulier dan blad 7 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling.

§ 7. Intragroepovereenkomsten en -posities kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars, herverzekeraars en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Bepalingen ter uitvoering van artikel 27, tweede, derde en vierde lid, van het Besluit

Artikel 10

  • 1 Een onderneming als bedoeld in artikel 3:298, eerste lid van de wet rapporteert alle significante intragroepovereenkomsten en -posities van gereglementeerde entiteiten van het financieel conglomeraat. Hieronder vallen zowel de significante individuele intragroepovereenkomsten met één onderneming van de groep als de significante totale positie ten opzichte van één onderneming van het financieel conglomeraat.

  • 2 De rapportage als bedoeld in artikel 27, eerste lid, eerste zin, van het Besluit geschiedt met gebruikmaking van blad 1 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling. De rapportage wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij DNB ingediend.

  • 3 Van een significante individuele intragroepovereenkomst is sprake wanneer het bedrag van de hieruit voortvloeiende positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van de gereglementeerde entiteit die de overeenkomst is aangegaan. Van een significante totale positie is sprake indien deze positie meer bedraagt dan twintig procent van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van de gereglementeerde entiteit die de positie is aangegaan.

  • 4 Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties kan DNB afwijken van het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 11

  • 1 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante individuele intragroepovereenkomst aangegeven:

    • a. het bedrag van de vordering; de financiële verhouding die uit de overeenkomst voortvloeit. Alleen actiefposten en daarmee vergelijkbare off balance sheet instrumenten worden gerapporteerd;

    • b. met welke onderneming van het financieel conglomeraat de intragroepovereenkomst is aangegaan.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt ten aanzien van elke significante totale positie aangegeven:

    • a. het bedrag van de totale positie;

    • b. met welke onderneming van het financieel conglomeraat de intragroepovereenkomst is aangegaan.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, wordt elke significante intragroepvordering ondergebracht in één van de volgende categorieën:

    • a. beleggingen;

    • b. rekening courant vorderingen;

    • c. leningen;

    • d. overige vorderingen.

    De gerapporteerde overige vorderingen, bedoeld in onderdeel d, gaan vergezeld van een toelichting betreffende de aard van de vordering.

  • 4 Op verzoek van de onderneming en na overleg met relevante toezichthoudende instanties, kan DNB een van het eerste, tweede of derde lid afwijkende rapportage vaststellen en de onderneming toestaan om te rapporteren met een ander rapportageformulier dan blad 3 van het rapportageformulier opgenomen in de bijlage behorende bij deze regeling.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd bij DNB.

De Nederlandsche Bank N.V.

Directeur

,

A. Schilder

Directeur

,

D.E. Witteveen