Stb. 2008, 198, datum inwerkingtreding 13-06-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
1 Indien op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals zij laatstelijk vóór
de inwerkingtreding van deze wet luidde, een eigenwoningbijdrage voor een driejaarstijdvak
of een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen
van een woning voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden in de zin van die wet
is toegekend, worden daaropvolgende eigenwoningbijdragen als bedoeld in artikel 6,
eerste lid, onder a en b, en bijzondere bijdragen als bedoeld in artikel 34, eerste
lid, van die wet op aanvraag aan de betrokken eigenaar-bewoner in de zin van die wet
toegekend op de wijze als in die wet voorzien indien aan die wet en de daarop berustende
bepalingen wordt voldaan.
2 Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang
van 1 juli 2007 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel
41, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel
bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
-
a. de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet;
-
b. de maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en
d, van die wet;
-
c. de minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van
die wet;
-
d. de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28 van die wet, en
-
e. de minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van die wet.
3 Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang
van 1 juli 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel
41, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel
bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
-
a. het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
-
b. het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van die wet, en
-
c. het bedrag, genoemd in artikel 31, eerste lid, van die wet.
4 Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang
van 1 juli 2016 en 1 oktober 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 januari,
1 april, 1 juli en 1 oktober, overeenkomstig artikel 26, derde lid, van de in het
eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
-
a. het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, en
-
b. het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede
lid, van die wet.
5 Voor de toepassing van het eerste lid blijft artikel 6, zesde lid, van de Wet bevordering
eigenwoningbezit, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze
wet, buiten toepassing.