Stb. 2014, 243, datum inwerkingtreding 04-07-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.
1 De in artikel 71 van de Pensioenwet dan wel artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien een aanvullende bijdrage van
de oude of nieuwe werkgever noodzakelijk is en voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de aanvullende bijdrage bedraagt meer dan € 15.000,– en meer dan 10% van de overdrachtswaarde;
en
-
b. de betreffende werkgever is een kleine werkgever.
2 Een kleine werkgever als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is een werkgever
te wiens laste, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarin de in het
derde lid bedoelde situatie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, een premieplichtig
loon als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Wfsv, is
gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen vastgestelde gemiddelde premieplichtige loon per werknemer
in dat kalenderjaar.
3 Indien de overdragende pensioenuitvoerder bij vaststelling van de opgave of voorlopige
opgave, bedoeld in artikel 18 of de ontvangende pensioenuitvoerder na ontvangst van de opgave of voorlopige opgave,
bedoeld in artikel 18, vaststelt dat een aanvullende bijdrage van de oude of nieuwe
werkgever noodzakelijk is die meer bedraagt dan € 15.000,– en meer dan 10% van de
overdrachtswaarde, stelt hij de betreffende werkgever in de gelegenheid om binnen
een maand na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek aan te tonen dat de werkgever
een kleine werkgever is als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b. Tevens wordt de
betreffende werkgever gevraagd of hij, indien hij een kleine werkgever is, bereid
is de aanvullende bijdrage te betalen. De overdragende pensioenuitvoerder informeert
de ontvangende pensioenuitvoerder terstond na afloop van de gegeven termijn over hetgeen
van de oude werkgever is vernomen.
4 Indien de werkgever niet binnen de gegeven termijn aantoont een kleine werkgever te
zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt aangenomen dat hij geen kleine
werkgever is.
5 Indien op grond van de voorgaande leden de plicht tot waardeoverdracht niet geldt
en de werkgever niet bereid is de aanvullende bijdragen te betalen, informeert de
ontvangende pensioenuitvoerder de deelnemer hierover schriftelijk.