Nieuw in de WVB is de invoering van de periodieke representativiteitstoets. De wet Bpf 2000 kent eenzelfde periodieke toets.
Ten minste een maal per vijf jaar zal worden beoordeeld of voor de verplichtstelling
nog voldoende draagvlak bestaat (eerste keer per 1 januari 2011).
Op deze manier wordt veilig gesteld dat de basis voor een verplichtstelling – een
belangrijke meerderheid van de beroepsgenoten ondersteunt de verplichtstelling – gewaarborgd
wordt.
Aan deze beoordeling gaat, in het geval de verplichtstelling tevens bestaat voor beroepsgenoten
in loondienst, de toets vooraf om te bepalen of de beroepspensioenregeling nog in
overwegende mate bestaat voor zelfstandig werkende beroepsgenoten. Zie hiervoor onder
paragraaf 3a.
De Minister van SZW zal ten minste 8 weken voor het verstrijken van de vijfjaarstermijn
aan de beroepspensioenvereniging verzoeken op juiste en volledige wijze binnen 8 weken
aan te tonen dat zij nog steeds een voldoende representativiteit heeft.
Uit de WVB blijkt dat de termijn van 8 weken voor het aantonen van de representativiteit niet
vrijblijvend is. Het niet voldoen aan de termijn leidt immers tot mededeling in de
Staatscourant en tot een herhalingstoets.
De periodieke toets betreft de meting van de representativiteit op dezelfde manier,
met dezelfde criteria en (vorm)vereisten, als in paragraaf 3a beschreven.
Als hulpmiddel zal een checklist worden meegestuurd waarin een opsomming wordt gegeven
van de eisen die aan de gegevens gesteld worden (zie hiervoor: eisen aan gegevens
met betrekking tot de representativiteit in paragraaf 3a).
Belangrijke meerderheid in de periodieke toets
-
– in de periodieke toets wordt een representativiteit van 60% of meer als voldoende
gekwalificeerd;
-
– wanneer sprake is van een representativiteit tussen de 55% en 60% is dit in de periodieke
toets in beginsel ook voldoende;
-
– een percentage beneden de 55% leidt tot een herhalingstoets na twee jaar.
Indien de representativiteit minder dan 60% bedraagt, moet ook in het geval van de
vijfjaarstoets een door een registeraccountant of een accountantadministratieconsulent
met certificerende bevoegdheid geverifieerde opgave worden meegestuurd. Deze opgave
bevat de verstrekte aantallen beroepsgenoten die lid zijn van de beroepspensioenvereniging,
de aantallen beroepsgenoten werkzaam in de tak van beroep, en de betrouwbaarheid van
de gebruikte bronnen. Uit de checklist blijkt dat een dergelijke opgave moet worden
meegestuurd in het geval van een percentage lager dan 60%. De termijn van 8 weken
loopt gewoon door, wanneer de directie Uitvoering Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW)
van het ministerie van SZW na indiening van de cijfers alsnog om een dergelijke opgave
moet verzoeken.
De periodieke toets van de representativiteit kent geen procedure op grond waarvan
derden zienswijzen kunnen indienen.
Termijn
Iedere keer dat een verplichtstelling na 1 januari 2006 is opgelegd dan wel gewijzigd,
en waarbij de representativiteit is vastgesteld, begint de termijn van vijf jaar voor
de periodieke toets opnieuw te lopen.
Ook in geval dat bij een wijziging van de regeling de ingebrachte zienswijzen tegen
de representativiteit hebben geleid tot het aantonen van een voldoende meerderheid,
begint op dat moment de vijfjaarstermijn opnieuw te lopen.
Indien geen wijziging van de verplichtstelling plaatsvindt, zal vijf jaar na de vorige
periodieke toets of in het geval van een noodzakelijke herhalingstoets, vijf jaar
na afronding van die herhalingstoets, de representativiteit opnieuw getoetst worden.
In het geval dat bij een aanvraag om wijziging van de verplichtstelling is gebleken
dat de representativiteit onvoldoende is, zal de wijziging van de verplichtstelling
niet plaatsvinden en begint de periode van vijf jaar niet opnieuw te lopen. Na de
oorspronkelijke vijf jaar zal de periodieke toets van de representativiteit plaatsvinden
en bij onvoldoende meerderheid ook na de herhalingstoets twee jaar later, zal intrekking
van de verplichtstelling volgen.
Resultaat vijfjaarstoets
Indien de beroepspensioenvereniging binnen acht weken na het verzoek aantoont te voldoen
aan de vereiste representativiteit, dan stelt de Minister van SZW per brief betrokkenen
hiervan op de hoogte.
Indien de beroepspensioenvereniging binnen acht weken na het verzoek niet aantoont
te voldoen aan de vereiste representativiteit, dan meldt de Minister van SZW dit in
de Staatscourant
Herhalingstoets
Acht weken voor het verstrijken van de twee jaar na deze melding in de Staatscourant,
zal aan betrokken beroepspensioenvereniging opnieuw worden gevraagd aan te tonen dat
er sprake is van voldoende representativiteit.
Wanneer in de periode tussen de vijfjaarstoets en de herhalingstoets echter is aangetoond
dat er wel sprake is van een voldoende representativiteit, begint vanaf dat moment
een nieuwe vijfjaarstermijn te lopen en komt de herhalingstoets te vervallen. Het
tussentijds aantonen van een voldoende representativiteit kan spontaan door de betrokken
beroepspensioenvereniging gebeuren, maar ook in het kader van een wijziging van de
verplichtstelling in de periode tussen de vijfjaarstoets en de herhalingstoets.
De Minister van SZW informeert betrokkenen over het voldoen aan de representativiteit.
Belangrijke meerderheid in het geval van een herhalingstoets van de representativiteit
-
– in de herhalingstoets wordt een representativiteit van 60% of meer als voldoende gekwalificeerd;
-
– wanneer sprake is van een representativiteit tussen de 55% en 60% is dit in de herhalingstoets
in beginsel ook voldoende;
-
– wanneer sprake is van een representativiteit tussen de 50% en 55% zal in beginsel
de verplichtstelling worden ingetrokken, tenzij er naar het oordeel van de Minister
van SZW sprake is van bijzondere omstandigheden;
-
– een percentage beneden de 50% leidt tot intrekking van de verplichtstelling waarbij
de Minister van SZW rekening zal houden met de rechten van de deelnemers en de gewezen
deelnemers.
Overleg met DNB
DNB zal in de procedure tot intrekking worden geraadpleegd over de consequenties van
een intrekking. Gedurende de periode dat er overwegende bezwaren bestaan tegen de
intrekking, omdat de rechten van deelnemers en gewezen deelnemers in het geding zijn,
zal de intrekking nog niet plaatsvinden.
De Minister van SZW kan bij de intrekking voorschriften geven ter bescherming van
de belangen van de deelnemers en gewezen deelnemers.
Rol SER
Onduidelijkheid over de representativiteit zal worden voorgelegd aan de SER.