Lijst van in ieder geval te melden voorvallen in verband met de vluchtuitvoering,
het onderhoud, de reparatie en de vervaardiging van luchtvaartuigen.
Noot 1: Ofschoon de meeste voorvallen die gemeld moeten worden in deze bijlage voorkomen,
kan deze niet absoluut volledig zijn. Andere voorvallen die volgens de betrokkenen
aan de criteria voldoen, moeten eveneens worden gemeld.
Noot 2: Deze bijlage heeft geen betrekking op de ongevallen. Naast andere voorschriften
betreffende het melden van ongevallen, moeten dergelijke ongevallen ook in de in artikel
5, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/42/EG bedoelde databank worden opgeslagen.
Noot 3: Deze bijlage bevat voorbeelden van meldingsvoorschriften op het gebied van
de vluchtuitvoering en het onderhoud, de reparatie en de vervaardiging van luchtvaartuigen.
Noot 4: Te melden voorvallen zijn voorvallen waarbij de veiligheid van de vluchtuitvoering
in gevaar was of kon geweest zijn, of die tot een onveilige situatie konden hebben
geleid. Indien een voorval volgens de melder de veiligheid van de vluchtuitvoering
niet in gevaar heeft gebracht maar bij herhaling in andere, doch vergelijkbare omstandigheden
voor gevaar zou zorgen, moet van dat voorval melding worden gemaakt. Wat voor een
productklasse, onderdeel of uitrusting als een te melden voorval wordt beschouwd,
behoeft dat voor een andere productklasse, een ander onderdeel of andere uitrusting
nog niet te zijn, en het al dan niet vóórkomen van één enkele menselijke of technische
factor kan van een voorval een ongeval of ernstig incident maken.
Noot 5: Specifieke goedkeuringen op het stuk van vluchtuitvoering, zoals RVSM, ETOPS,
RNAV, of ontwerp- of onderhoudsprogramma’s kunnen voorzien in specifieke meldvoorschriften
voor tekortkomingen of storingen die verband houden met de betreffende goedkeuring
of het betreffende programma.
A. Vluchtuitvoering door het luchtvaartuig
1. Werking van het luchtvaartuig
-
a. Uitwijkmanoeuvres:
-
– gevaar van botsing met een luchtvaartuig, terrein of ander object of een onveilige
situatie, waarin uitwijken terecht zou zijn geweest;
-
– een uitwijkmanoeuvre die nodig is om een botsing te vermijden met een luchtvaartuig,
terrein of ander object;
-
– een uitwijkmanoeuvre die nodig is om een onveilige situatie te voorkomen.
-
b. Incidenten bij het starten of landen, inclusief gedwongen landingen of landingen uit
voorzorg. Incidenten zoals te vroeg aan de grond komen, overschrijding van het einde
of de zijkanten van de start- of landingsbaan. Starts, afgebroken starts, landingen
of landingspogingen op een gesloten, bezette of verkeerde baan. Mensen op start- of
landingsbaan.
-
c. Onmogelijkheid om de verwachte prestaties bij het starten of het stijgen te halen.
-
d. Kritiek laag brandstofpeil of onmogelijkheid om brandstof over te hevelen of de totale
hoeveelheid bruikbare brandstof te gebruiken.
-
e. Onbestuurbaarheid van het vliegtuig (ook gedeeltelijk of tijdelijk) door een willekeurige
oorzaak.
-
f. Voorvallen dichtbij of boven V1 die het gevolg zijn van of leiden tot een gevaarlijke
of potentieel gevaarlijke situatie (bijvoorbeeld afgebroken start, staart tegen de
startbaan bij het opstijgen, vermindering van motorvermogen, enz.).
-
g. Doorstart waardoor een gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie ontstaat.
-
h. Onopzettelijke aanzienlijke afwijking van de luchtsnelheid, beoogde koers of hoogte
(meer dan 300 voet) door een willekeurige oorzaak.
-
i. Daling beneden de beslissingshoogte of minimumdalingshoogte zonder de vereiste visuele
referentie.
-
j. Actuele positie of positie ten opzichte van een ander luchtvaartuig is niet langer
bekend.
-
k. Communicatie tussen het cockpitpersoneel onderling (CRM) of tussen het cockpitpersoneel
en anderen (cabinepersoneel, ATC, engineering) valt uit.
-
l. Harde landing – een landing waarna een ‘heavy landing check’ vereist is.
-
m. Overschrijding van de grenzen voor ongelijke brandstofverdeling.
-
n. Onjuiste instelling van een SSR-code of van een hoogtemeterschaal.
-
o. Onjuiste programmering van, of invoering van foute gegevens in apparatuur die voor
navigatie of prestatieberekeningen wordt gebruikt.
-
p. Verkeerde ontvangst of interpretatie van RTF-berichten.
-
q. Storingen of defecten in het brandstofsysteem die van invloed waren op de brandstoftoevoer
en/of -distributie.
-
r. Luchtvaartuigen die het verharde oppervlak verlaten zonder dat zulks de bedoeling
is.
-
s. Botsing tussen een luchtvaartuig en een ander luchtvaartuig, een voertuig of een ander
object op de grond.
-
t. Onopzettelijke en/of verkeerde besturingshandeling.
-
u. Onmogelijkheid om de voor een vluchtfase gewenste configuratie te verkrijgen (bijvoorbeeld
landingsgestel en -deuren, vleugelkleppen, stabilisators, neuskleppen enz.).
-
v. Een gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie die het gevolg is van een simulering
van noodgevallen tijdens opleidingsactiviteiten, systeemcontroles of tests.
-
w. Abnormale trillingen.
-
x. Werking van een hoofdwaarschuwingssysteem in verband met door het luchtvaartuig uitgevoerde
manoeuvres, bijvoorbeeld configuratiewaarschuwing, vertrekwaarschuwing (stick shake),
waarschuwing voor te hoge snelheid enz., tenzij:
-
1°. de bemanning met zekerheid kon vaststellen dat de aanwijzing fout was, op voorwaarde
dat de reactie van de bemanning op het loos alarm niet tot moeilijkheden of gevaar
leidde, of
-
2°. de werking voor opleidings- of testdoeleinden is verricht.
-
y. GPWS/TAWS ‘waarschuwing’ wanneer:
-
1°. het luchtvaartuig dichter bij de grond komt dan gepland of verwacht, of
-
2°. de waarschuwing in IMC of ’s nachts wordt gegeven en een reactie op een hoge daalsnelheid
(mode 1) blijkt te zijn, of
-
3°. de waarschuwing wordt gegeven, omdat het landingsgestel of de landingskleppen niet
op het juiste punt tijdens de nadering werden uitgeklapt (mode 4), of
-
4°. de reactie van de bemanning op de ‘waarschuwing’ tot moeilijkheden of gevaar leidt
of zou hebben kunnen leiden, bijvoorbeeld een mogelijk verminderde separatie van ander
vliegverkeer. Het kan hierbij gaan om waarschuwingen van iedere ‘mode’ of iedere soort
d.i. echte, storende of valse waarschuwingen.
-
z. GPWS/TAWS ‘alarm’ wanneer de reactie van de bemanning op het ‘alarm’ leidt of had
kunnen leiden tot moeilijkheden of gevaar.
-
aa. ACAS RA’s
-
bb. incidenten met betrekking tot de drukgolf van een straalmotor of luchtschroef met
aanzienlijke schade of ernstig letsel als gevolg.
2. Noodgevallen
-
a. Brand, explosie, rook of toxische of schadelijke dampen, ook al werd de brand geblust.
-
b. De toepassing van een andere dan de normale procedure door de viegtuigbemanning om
aan een noodsituatie het hoofd te bieden, indien:
-
1°. de procedure bestaat maar niet wordt toegepast;
-
2°. geen procedure bestaat;
-
3°. de procedure bestaat, maar onvolledig of ongeschikt is;
-
4°. de procedure niet correct is;
-
5°. een incorrecte procedure wordt toegepast.
-
c. Ontoereikendheid van procedures die in noodsituaties moeten worden gevolgd, ook wanneer
zij worden toegepast voor onderhouds-, opleidings- of testdoeleinden.
-
d. Een voorval dat leidt tot ontruiming in een noodsituatie.
-
e. Drukverlaging.
-
f. Het gebruik van nooduitrusting of de toepassing van voorgeschreven noodprocedures
om aan een noodsituatie het hoofd te bieden.
-
g. Een voorval dat leidt tot het aangaan van een noodoproep (‘Mayday’ of ‘Pan’).
-
h. De gebrekkige werking van een noodsysteem of nooduitrusting, inclusief alle uitgangen
en de verlichting, ook bij het gebruik voor onderhouds- of opleidingsdoeleinden of
voor tests.
-
i. Situaties waarin een lid van het personeel gebruik moet maken van extra zuurstof.
3. Arbeidsongeschiktheid van de bemanning
-
a. Het arbeidsongeschikt worden van een lid van het stuurhutpersoneel, inclusief voorvallen
vóór de start, indien men denkt dat deze tot arbeidsongeschiktheid na het opstijgen
hadden kunnen leiden.
-
b. Het arbeidsongeschikt worden van een lid van het kajuitpersoneel, dat vervolgens niet
meer in staat is om in noodgevallen essentiële taken te verrichten.
4. Letsel
Voorvallen die hebben geleid of hadden kunnen leiden tot ernstig letsel voor passagiers
of bemanningsleden, maar die niet worden beschouwd als een ongeval dat gemeld moet
worden.
5. Meteorologie
-
a. Een blikseminslag met als gevolg schade aan het luchtvaartuig of het uitvallen of
de storing van een essentiële dienst.
-
b. Een hagelbui met als gevolg schade aan het luchtvaartuig of het uitvallen of de storing
van een essentiële dienst.
-
c. Het terechtkomen in hevige turbulentie – hetgeen tot gewonden onder de inzittenden
leidt of in verband waarmee een ‘turbulence check’ van het vliegtuig nodig wordt geacht.
-
d. Het terechtkomen in windschering.
-
e. IJsvorming met ernstige besturingsmoeilijkheden, schade aan het luchtvaartuig of het
uitvallen of de storing van een essentiële dienst als gevolg.
6. Veiligheid
-
a. Wederrechtelijke hindering van het luchtvaartuig, inclusief bommelding of kaping.
-
b. Moeilijkheden met onder invloed verkerende, gewelddadige of weerspannige passagiers.
-
c. Ontdekking van een verstekeling.
7. Andere voorvallen
-
a. Het herhaaldelijk voorkomen van een bepaald soort voorval, dat als afzonderlijk voorval
niet als ‘te melden’ zou worden beschouwd, maar dat gezien de frequentie ervan een
mogelijk gevaar inhoudt.
-
b. Een vogelaanvaring met als gevolg schade aan het luchtvaartuig of het uitvallen of
de storing van een essentiële dienst.
-
c. Het terechtkomen in zogwervelingen.
-
d. Ieder ander willekeurig voorval aan boord van het luchtvaartuig of op de grond dat
gevaarlijk of mogelijk gevaarlijk werd geacht voor het luchtvaartuig of de inzittenden.
B. Luchtvaartuigtechniek
1. Constructie
Niet alle constructiegebreken dienen te worden gemeld. Technische kennis is vereist
om te besluiten of een gebrek ernstig genoeg is om te worden gemeld. De volgende voorbeelden
kunnen in aanmerking worden genomen.
-
a. Schade aan een belangrijk constructiedeel dat niet wordt beschouwd als faalveilig
(onderdeel met beperkte levensduur). Belangrijke constructiedelen zijn onderdelen
die een significante rol vervullen in het dragen van vlucht-, grond- en drukbelastingen
en waarin storingen rampzalige gevolgen kunnen hebben voor het luchtvaartuig.
-
b. Defecten of schade die de toelaatbare schade overschrijden, aan een belangrijk constructiedeel
dat als faalveilig wordt beschouwd.
-
c. Schade of defecten die toegestane toleranties overschrijden, aan een constructiedeel
waardoor de stijfheid van de constructie zodanig kan afnemen dat de vereiste marges
inzake flutter, divergentie of omkering van de roerwerking niet langer beschikbaar
zijn.
-
d. Schade aan of defect van een constructiedeel waardoor stukken kunnen vrijkomen die
inzittenden van het luchtvaartuig kunnen verwonden.
-
e. Schade aan of defect van een constructiedeel waardoor de correcte werking van systemen
in gevaar kan komen. Zie punt 2) hierna.
-
f. Het verliezen van een onderdeel van het luchtvaartuig tijdens de vlucht.
2. Systemen
Voor alle systemen gelden de volgende algemene criteria.
-
a. Uitvallen, ernstige storing of defect van een systeem, subsysteem of apparatuur, wanneer
standaardbedieningsprocedures, routinehandelingen, enz. niet naar behoren konden worden
uitgevoerd.
-
b. Onmogelijkheid voor de bemanning om het systeem te bedienen: bijvoorbeeld
-
1°. onbevolen handelingen,
-
2°. incorrecte en/of onvolledige reacties, inclusief beperking van bewegingen of stijfheid,
-
3°. doorslaan,
-
4°. mechanische breuk of gebrek.
-
c. Gebrek of storing in de exclusieve functies van het systeem (in één systeem kunnen
verscheidene functies zijn geïntegreerd).
-
d. Interferentie binnen of tussen systemen.
-
e. Gebrek of storing van de beveiligingsinrichting die of het noodsysteem dat met het
systeem is verbonden.
-
f. Verlies van redundantie van het systeem.
-
g. Een voorval dat het gevolg is van onvoorzien gedrag van een systeem.
-
h. Voor typen luchtvaartuigen met enkelvoudige hoofdsystemen, subsystemen of apparatuur:
uitvallen, ernstige storing of defect van een hoofdsysteem, subsysteem of apparatuur.
-
i. Voor typen luchtvaartuigen met meervoudige onafhankelijke hoofdsystemen, subsystemen
of apparatuur:
uitvallen, ernstige storing of defect van meerdere hoofdsystemen, subsystemen of apparatuur.
-
j. Het in werking treden van een hoofdwaarschuwingssysteem dat met systemen of uitrusting
van het luchtvaartuig verbonden is, tenzij de bemanning met zekerheid kon vaststellen
dat de aanwijzing fout was, op voorwaarde dat de reactie van de bemanning op het loos
alarm niet tot moeilijkheden of gevaar leidde.
-
k. Lekkage van hydraulische vloeistof, brandstof, olie of andere vloeistoffen met als
gevolg brandgevaar of mogelijke gevaarlijke verontreiniging van de constructie, systemen
of apparatuur van het luchtvaartuig, of gevaar voor de inzittenden.
-
l. Storing of defect in een verklikkersysteem, met de mogelijkheid van misleidende aanwijzingen
voor de bemanning als gevolg.
-
m. Iedere storing, gebrek of defect, indien dit zich in een kritieke vluchtfase voordoet
en van belang is voor de werking van dat systeem.
-
n. Voorvallen van aanzienlijke tekortkomingen in de feitelijke prestaties in vergelijking
met de goedgekeurde prestaties, die tot een gevaarlijke situatie hebben geleid (rekening
houdend met de nauwkeurigheid van de prestatieberekeningsmethode), inclusief remkracht,
brandstofverbruik, enz.
-
o. Asymmetrie van besturingsorganen, bv. kleppen en neusvleugels, spoilers, enz. Het
aanhangsel bij deze bijlage bevat een lijst van voorbeelden van te melden voorvallen
die voortvloeien uit de toepassing van deze algemene criteria op specifieke systemen.
3. Voortstuwing (inclusief motoren, propellers, rotorsystemen) en hulpaggregaten (APU’s)
-
a. Het afslaan of afzetten van een motor, of een motorstoring.
-
b. Overtoerental of onmogelijkheid om het toerental te regelen van een met hoge snelheid
ronddraaiende component (bijvoorbeeld APU, turboventilator, lchtturbinemotor, propeller
of rotor).
-
c. Gebrek of storing in een deel van een motor of energiebron met een of meer van de
onderstaande gevolgen:
-
1°. niet insluiting van onderdelen/brokstukken;
-
2°. ongecontroleerde brand aan de binnen- of buitenzijde of ontsnapping van heet gas;
-
3°. stuwkracht in een andere dan de door de piloot gewenste richting;
-
4°. stuwomkeersysteem dat niet werkt of ongewild in werking treedt;
-
5°. onmogelijkheid om het vermogen, de stuwkracht of het toerental te regelen;
-
6°. gebrek in de constructie van de motorophanging;
-
7°. gedeeltelijk of volledig verlies van een belangrijk deel van de motor;
-
8°. voldoende dichte zichtbare rookontwikkeling of voldoende concentraties van toxische
producten om het personeel of de passagiers uit te schakelen;
-
9°. onmogelijkheid om met de normale procedures een motor af te zetten;
-
10°. onmogelijkheid om een vliegklare motor opnieuw te starten.
-
d. Een ongewenste vermindering, verandering of schommeling van stuwkracht/vermogen, die
geclassificeerd wordt als verlies van stuwkracht of van de mogelijkheid om het vermogen
te regelen (LOTC):
-
1°. voor een eenmotorig luchtvaartuig, of
-
2°. wanneer zulks buitensporig wordt geacht voor de uitrusting, of
-
3°. indien dit meer dan één motor kan treffen in een meermotorig luchtvaartuig, met name
in het geval van een tweemotorig luchtvaartuig,
-
4°. voor een meermotorig luchtvaartuig, indien hetzelfde of een soortgelijk motortype
wordt gebruikt in een uitrusting waarvoor het voorval als gevaarlijk of kritiek zou
worden beschouwd.
-
e. Elk defect in een onderdeel met gecontroleerde levensduur waardoor dat onderdeel moet
worden verwijderd of voordat de volledige levensduur ervan is voltooid.
-
f. Defecten met een gemeenschappelijke oorzaak die ertoe kunnen leiden dat tijdens de
vlucht een motor dermate vaak wordt afgezet dat het mogelijk wordt dat tijdens dezelfde
vlucht meer dan één motor wordt afgezet.
-
g. Een motorbegrenzer of regelinrichting die niet werkt wanneer deze moet werken of ongewild
in werking treedt.
-
h. Overschrijding van motorparameters.
-
i. FOD, met schade als gevolg.
Propellers en transmissies
Rotoren en transmissie
-
k. Schade of defecten aan de hoofdrotortandwielkast/-bevestiging die kunnen leiden tot
het losraken van de rotorconstructie tijdens de vlucht en/of storingen in de besturing
van de rotor.
-
l. Schade aan staartrotor, transmissie en vergelijkbare systemen.
APU’s
-
m. Uitvallen of storing wanneer de APU om operationele redenen beschikbaar moet zijn,
bv. ETOPS, MEL.
-
n. Onmogelijkheid om de APU af te zetten.
-
o. Overtoerental.
-
p. Onmogelijkheid om de APU te starten wanneer dat om operationele redenen nodig is.
4. Menselijke factoren
Elk incident waarbij een kenmerk van of onvolkomenheid in het ontwerp van het luchtvaartuig
tot een verkeerd gebruik zou kunnen hebben geleid dat tot een gevaarlijk of rampzalig
gevolg zou kunnen bijdragen.
5. Andere voorvallen
-
a. Elk incident waarbij een kenmerk van of onvolkomenheid in het ontwerp van het luchtvaartuig
tot een verkeerd gebruik zou kunnen hebben geleid dat tot een gevaarlijk of rampzalig
gevolg zou kunnen bijdragen.
-
b. Een voorval dat normaal niet behoeft te worden gemeld (bv. meubilair en cabine-uitrusting,
watersystemen), indien de omstandigheden gevaar opleverden voor het luchtvaartuig
of de inzittenden.
-
c. Brand, explosie, rook of toxische of schadelijke dampen.
-
d. Andere gebeurtenissen die voor het luchtvaartuig gevaar kunnen opleveren of van invloed
kunnen zijn op de veiligheid van de inzittenden van het luchtvaartuig of van personen
of eigendom in de nabijheid van het luchtvaartuig of op de grond.
-
e. Storingen of defecten in de omroepinstallatie ten behoeve van de passagiers die ertoe
leiden dat de omroepinstallatie onverstaanbaar of onbruikbaar wordt.
-
f. Falen van de instelling van de pilotenstoel tijdens de vlucht.
C. Onderhoud en reparatie van luchtvaartuigen
-
1. Verkeerde montage van onderdelen of componenten van het luchtvaartuig die geconstateerd
werd bij niet speciaal daarvoor bestemde inspectie- en testprocedures.
-
2. Lekkage van hete aftaplucht die leidt tot schade aan de constructie.
-
3. Een defect van een onderdeel met gecontroleerde levensduur waardoor dat onderdeel
moet worden verwijderd voordat de volledige, gecontroleerde levensduur ervan is voltooid.
-
4. Alle schade of slijtage (bijvoorbeeld breuken, scheuren, corrosie, delaminatie, loslaten
van lijmverbindingen enz.) door een willekeurige oorzaak (zoals flutter, verlies van
stijfheid of gebrek in de constructie) aan:
-
a. de primaire constructie of een belangrijk constructiedeel (als omschreven in het herstellingshandboek
van de fabrikant), indien de schade of slijtage de in het herstellingshandboek aangegeven
toelaatbare grenzen overschrijdt en indien herstelling of volledige dan wel gedeeltelijke
vervanging van het onderdeel vereist is;
-
b. de secondaire constructie, hetgeen vervolgens het luchtvaartuig in gevaar heeft of
kan hebben gebracht;
-
c. het motor-, propeller- of rotorsysteem.
-
5. Een gebrek, storing of defect in een systeem of apparatuur of schade of slijtage,
geconstateerd na de toepassing van een luchtwaardigheidsaanwijzing of een ander door
een regelgevende instantie uitgevaardigd bindend voorschrift, wanneer:
-
a. dit voor de eerste maal door de meldende organisatie die de voorschriften toepast,
wordt ontdekt;
-
b. bij iedere latere toepassing van de voorschriften, wanneer hierbij de in de voorschriften
vermelde toelaatbare grenzen worden overschreden en/of gepubliceerde herstellings/rectificatieprocedures
niet beschikbaar zijn.
-
6. De gebrekkige werking van een noodsysteem of nooduitrusting, inclusief alle uitgangen
en de verlichting, ook bij het gebruik voor onderhoudsdoeleinden of tests.
-
7. Afwijking van of grove fouten bij de toepassing van de voorgeschreven onderhoudsprocedures.
-
8. Producten, onderdelen, uitrusting en materiaal van onbekende of verdachte oorsprong.
-
9. Misleidende, onjuiste of onvoldoende onderhoudsgegevens of -procedures die tot fouten
in het onderhoud zouden kunnen leiden.
-
10. Gebrek, storing of defect van grondapparatuur die wordt gebruikt om systemen en apparatuur
van het luchtvaartuig te testen of te controleren indien de procedures voor routine-inspecties
en -tests geen duidelijk beeld van het probleem hebben opgeleverd en dit tot een gevaarlijke
situatie leidt.
D. Luchtvaartnavigatiediensten, faciliteiten en gronddiensten
1. Luchtvaartnavigatiediensten (ANS)
Zie bijlage II – lijst van te melden voorvallen in verband met luchtnavigatiediensten.
2. Vliegvelden en vliegveldfaciliteiten
-
a. Overvloedig morsen met brandstof tijdens het tanken.
-
b. Lading van de verkeerde hoeveelheden brandstof, hetgeen de vliegduur, de prestaties,
de zwaartepuntligging of de constructiesterkte van het luchtvaartuig waarschijnlijk
ingrijpend zal beïnvloeden.
3. Passagiersbehandeling, bagage en lading
-
a. Aanzienlijke verontreiniging van de constructie of de systemen en uitrusting van het
luchtvaartuig door het vervoeren van bagage of lading.
-
b. Verkeerde verdeling over het vliegtuig van passagiers, bagage of lading, die het gewicht
en de zwaartepuntligging van het luchtvaartuig waarschijnlijk ingrijpend zal beïnvloeden.
-
c. Verkeerde stuwage van bagage of lading (inclusief handbagage) die op enigerlei wijze
gevaar zal opleveren voor het luchtvaartuig, de apparatuur of inzittenden, dan wel
ontruiming in geval van nood belemmeren.
-
d. Ondeskundige opslag van ladingcontainers of grote vrachtstukken.
-
e. Vervoer of voorgenomen vervoer van gevaarlijke goederen in strijd met de geldende
voorschriften, met inbegrip van onjuiste etikettering en verpakking van gevaarlijke
goederen.
4. Afhandeling en onderhoud van luchtvaartuigen op de grond
-
a. Gebrek, storing of defect van grondapparatuur die wordt gebruikt voor het testen/controleren
van vliegtuigsystemen en -uitrusting, wanneer de voorgeschreven routine-inspectie
en testprocedures het probleem niet aan het licht brachten en dit tot een gevaarlijke
situatie leidt.
-
b. Afwijking van of grove fouten bij de toepassing van de voorgeschreven onderhoudsprocedures.
-
c. Lading van brandstof of andere voor het luchtvaartuig essentiële vloeistoffen (inclusief
zuurstof en drinkwater) die verontreinigd zijn of van de verkeerde soort zijn.
Aanhangsel bij Bijlage I
Dit aanhangsel bevat voorbeelden van te melden voorvallen die voortvloeien uit de
toepassing van de algemene criteria op specifieke systemen als vermeld in punt B),
onder 2), van bijlage I.
1. Airconditioning/ventilatie
2. Automatisch besturingssysteem
-
a. het ingeschakelde automatisch besturingssysteem verricht niet de gewenste taken,
-
b. door de bemanning gemelde aanzienlijke moeilijkheden bij het besturen van het luchtvaartuig
in verband met de werking van het automatisch besturingssysteem,
-
c. storing van een uitschakelinrichting van het automatisch besturingssysteem,
-
d. ongewenste wijziging in de modus van het automatisch besturingssysteem.
3. Communicatie
-
a. storingen of defecten in de omroepinstallatie ten behoeve van de passagiers die ertoe
leiden dat de omroepinstallatie onverstaanbaar of onbruikbaar wordt,
-
b. volledig uitvallen van de communicatie tijdens de vlucht.
4. Elektrisch systeem
-
a. uitvallen van één stroomverdelingssysteem (wisselstroom of gelijkstroom),
-
b. volledig uitvallen of uitvallen van meer dan één stroomopwekkingssysteem,
-
c. uitvallen van de reservegenerator (noodaggregaat).
5. Cockpit/kajuit/lading
-
a. falen van de instelling van de pilotenstoel tijdens de vlucht,
-
b. gebrekkige werking van een noodsysteem of nooduitrusting, inclusief signaleringssysteem
voor noodontruiming, alle uitgangen, noodverlichting, enz.,
-
c. onmogelijkheid om het ladingsysteem gesloten te houden.
6. Brandbeveiligingssysteem
-
a. brandalarm, tenzij het onmiddellijk loos is gebleken,
-
b. onopgemerkt gebrek of defect van het brand/rookmeldings-/beveiligingssysteem, waardoor
de brandmelding/-beveiliging geheel of gedeeltelijk kan uitvallen,
-
c. geen alarm bij een echte brand of rookontwikkeling.
7. Besturingsorganen
-
a. asymmetrie van kleppen en neusvleugels, spoilers, enz.,
-
b. beperking van bewegingen, stijfheid of slechte of trage reacties bij de bediening
van de hoofdbesturingssystemen of de bijbehorende hulp- en vergrendelingssystemen,
-
c. verlies van controle over de stuurvlakken,
-
d. door de bemanning gevoelde stuurvlaktrillingen,
-
e. mechanische breuk of storing in de besturingsorganen,
-
f. aanzienlijke hinder van de normale besturing van het luchtvaartuig of achteruitgang
van de vliegeigenschappen.
8. Brandstofsysteem
-
a. storing van de brandstofmeter waardoor geen of onjuiste informatie wordt gegeven over
de hoeveelheid brandstof aan boord,
-
b. brandstoflekkage met als gevolg verlies van veel brandstof, brandgevaar of aanzienlijke
verontreiniging,
-
c. storing of defecten in het brandstoflozingssysteem met als gevolg onopzettelijk verlies
van een aanzienlijke hoeveelheid brandstof, brandgevaar, gevaarlijke verontreiniging
van vliegtuigapparatuur of de onmogelijkheid om brandstof te lozen,
-
d. storingen of defecten in het brandstofsysteem die van grote invloed waren op de brandstoftoevoer
en/of -distributie,
-
e. onmogelijkheid om brandstof over te hevelen of de totale hoeveelheid bruikbare brandstof
te gebruiken.
9. Hydraulische systemen
-
a. uitvallen van één hydraulisch systeem (alleen ETOPS),
-
b. weigering van het isolatiesysteem,
-
c. uitvallen van meer dan één hydraulisch circuit,
-
d. uitvallen van het hydraulisch reservesysteem,
-
e. ongewild uitlaten van de stuwluchtturbine.
10. IJsmeldings-/beveiligingssysteem
-
a. onopgemerkt uitvallen of verminderde werking van het ijsbestrijdings-/ontdooiingssysteem,
-
b. uitvallen van meer dan één van de sondeverwarmingssystemen,
-
c. onmogelijkheid om de vleugels symmetrisch ijsvrij te maken,
-
d. abnormale ijsafzetting die tot aanzienlijke gevolgen voor de prestaties of bestuurbaarheid
leidt,
-
e. aanzienlijke belemmering van het gezichtsveld voor de bemanning.
11. Verklikker-/waarschuwings-/registratiesystemen
-
a. storing of defect in een verklikkersysteem, wanneer de mogelijkheid van zeer misleidende
aanwijzingen voor de bemanning kan resulteren in een ongepast ingrijpen van de bemanning
in een essentieel systeem,
-
b. uitvallen van een rode waarschuwingsfunctie in een systeem,
-
c. voor glazen cockpits: uitvallen of storing van meer dan één display-unit of computer
voor de aflees-/waarschuwingsfunctie.
12. Landingsgestel/remmen/banden
-
a. brand in het remsysteem,
-
b. aanzienlijk verlies van remkracht,
-
c. asymmetrische remwerking die leidt tot aanzienlijke baanafwijking,
-
d. storing in het systeem voor het uitlaten van het landingsgestel in vrije val (ook
bij geregelde tests),
-
e. ongewenst uitlaten/intrekken van het landingsgestel of de deuren daarvan,
-
f. meerdere klapbanden.
13. Navigatiesystemen (inclusief precisienaderingssysteem) en luchtgegevenssystemen
-
a. volledig uitvallen van navigatieapparatuur of storingen in verscheidene delen daarvan,
-
b. uitvallen van luchtgegevenssystemen of storingen in verscheidene delen daarvan,
-
c. zeer misleidende aanwijzing,
-
d. aanzienlijke navigatiefouten als gevolg van onjuiste gegevens of een coderingsfout
in de database,
-
e. onverwachte afwijkingen in de laterale of verticale vliegroute die niet door een handeling
van de piloot zijn veroorzaakt,
-
f. problemen met de navigatievoorzieningen op de grond die leiden tot aanzienlijke navigatiefouten
die niet in verband kunnen worden gebracht met de overgang van de traagheidsnavigatiemodus
naar de radionavigatiemodus.
14. Zuurstof
-
a. voor luchtvaartuigen met drukcabine: onderbreking van zuurstoftoevoer in de cockpit,
-
b. onderbreking van zuurstoftoevoer naar een aanzienlijk aantal passagiers (meer dan
10 %), ook wanneer dit wordt geconstateerd bij onderhoud, opleiding of tests.
15. Ontluchtingssysteem
-
a. lekkage van hete aftaplucht die leidt tot brandalarm of schade aan de constructie,
-
b. uitvallen van alle ontluchtingssystemen,
-
c. storing van het lekmeldsysteem voor aftaplucht.