Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (beëindiging bekostigingsrelatie [...] de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

[Regeling vervallen per 01-08-2016.]
Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-08-2007 t/m 31-07-2016

Wet van 6 december 2006, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de bekostiging door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van agrarische innovatie- en praktijkcentra te beëindigen en in verband hiermee wijzigingen door te voeren in de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel IV

[Regeling vervallen per 01-08-2016]

  • 1 Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kent vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan, in jaarlijkse termijnen gedurende maximaal vier jaar, een nader te bepalen financiële bijdrage toe.

  • 2 De in het eerste lid genoemde financiële bijdrage is opgebouwd uit:

    • a. een bijdrage in de personele kosten, en

    • b. een overgangsbudget.

  • 3 De bijdrage in de personele kosten wordt door de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan in ieder geval besteed aan:

    • a. uitkeringen als gevolg van werkloosheid;

    • b. uitkeringen als gevolg van arbeidsongeschiktheid;

    • c. outplacement, of

    • d. opleidingen.

  • 4 Het overgangsbudget wordt door de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan besteed aan door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen onderwijsactiviteiten, die in ieder geval kosteloos worden aangeboden aan:

    • a. agrarische opleidingscentra;

    • b. scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bestaande uit een agrarisch opleidingscentrum en een school voor middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs of bestaande uit een regionaal opleidingscentrum en een school voor voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs in de sector landbouw;

    • c. scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 19 van de Wet op het voortgezet onderwijs met een afdeling landbouw en natuurlijke omgeving;

    • d. scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs in de sector landbouw;

    • e. Hogere Agrarische Opleidingen;

    • f. Wageningen Universiteit;

    • g. de Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht, en

    • h. buitenlandse studenten.

  • 5 Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bepaalt de hoogte van het overgangsbudget aan de hand van het bedrag van de, tot het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, laatst vastgestelde rijksbijdrage voor de agrarische innovatie- en praktijkcentra, welke in maximaal 4 jaar wordt afgebouwd tot een bedrag van 0 euro.

  • 6 Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan aan het verstrekken van de financiële bijdrage nadere voorwaarden verbinden.

Artikel V

[Regeling vervallen per 01-08-2016]

  • 1 Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet legt het bestuur van de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat in de jaarrekening zichtbaar verantwoording af aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het financiële beheer van het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum voor zover het betreft de financiële bijdrage als bedoeld in artikel IV. Uit de jaarrekening blijkt dat sprake is van een rechtmatige aanwending van de financiële bijdrage. Van een rechtmatige besteding is slechts sprake wanneer is voldaan aan de in of op grond van artikel IV gestelde voorwaarden.

  • 2 Het bestuur van de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat dient de jaarrekening voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in.

  • 4 Indien de bijdrage in de personele kosten de daadwerkelijk te maken personele kosten overschrijdt dan wel indien het overgangsbudget de daadwerkelijk te maken kosten voor het verzorgen van de onderwijsactiviteiten overschrijdt, wordt door de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat het teveel aan uitgekeerde gelden niet later dan een jaar na indiening van de laatste jaarrekening, bedoeld in het vorige lid, terugbetaald aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel VI

[Regeling vervallen per 01-08-2016]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 6 december 2006

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

,

C. P. Veerman

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

,

B. J. Bruins

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2007

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin