Aanwijzing arbeidstijdenbesluit vervoer m.b.t. het vervoer over de weg

[Regeling vervallen per 31-05-2009.]
Geraadpleegd op 19-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-11-2005 en zichtdatum 01-10-2024.
Geldend van 01-06-2005 t/m 30-05-2009

Aanwijzing arbeidstijdenbesluit vervoer m.b.t. het vervoer over de weg

Achtergrond

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Door het van kracht worden van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet is met betrekking tot het wegvervoer met ingang van 1 juni 2005 (Stbl. 256) de bestuurlijke boete geïntroduceerd voor overtredingen van het ATB-v en de ATW. In de ATW is opgenomen welke feiten als bestuurlijk beboetbare feiten worden aangemerkt. (art. 10:1 ATW). Dit betreffen tevens bepaalde voorschriften krachtens art. 5:12, tweede lid, van de ATW. Het ATB-v vindt zijn grondslag in art. 5:12, tweede lid, van de ATW.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Deze aanwijzing heeft betrekking op de vervolging van verdachten die de strafrechtelijke bepalingen van de ATW gerelateerd aan het wegvervoer hebben overtreden.

Inleiding

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

De bestuurlijke handhaving van het ATB-v is – met uitzondering van het ‘eigen vervoer’ – in het bijzonder opgedragen aan de Inspectie Verkeer & Waterstaat. (IVW). De bestuurlijke boete wordt de facto opgelegd door het bureau Bestuurlijke Boete van de IVW; bij ‘eigen vervoer’ (bedrijfsmatig vervoer zonder vergunning) wordt de bestuurlijke boete door het bureau Bestuurlijke Boete van de Arbeidsinspectie opgelegd.

Een overzicht van de bestuurlijke boeten is opgenomen in de Staatscourant 2005, nr. 100, van 27 mei 2005. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt gefixeerd, blijkens het bepaalde in art. 10:7, derde lid, van de ATW. Per geconstateerd bestuurlijk beboetbaar feit wordt een bestuurlijke boete opgelegd. Dit heeft tot gevolg dat de bestuurlijke boete hoger wordt naarmate er meer feiten zijn geconstateerd.

Strafrechtelijke handhaving blijft onder specifieke omstandigheden mogelijk – kort gezegd –:

Blijkens art. 10:6, tweede lid, van de ATW wordt geen bestuurlijke boete opgelegd, indien een beboetbaar feit tevens een strafbaar feit oplevert.

Bestuurlijke recidive en de overgang naar het strafrecht

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Artikel 11:3, eerste lid, ATW luidt: Het niet naleven van een bepaling, genoemd in art. 10:1 van de ATW, wordt aangemerkt als een strafbaar feit, indien tweemaal binnen een daaraan voorafgaande periode van 48 maanden, met respectievelijke tussenliggende perioden van ten hoogste 24 maanden, voor een zelfde feit, een bestuurlijke boete is opgelegd die onherroepelijk is geworden, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

De in dit artikel genoemde algemene maatregel van bestuur (Stb. 2004, 487) betreft onder meer een wijziging van het ATB-v. Hierdoor is in art. 2.2:1, tweede lid van het ATB-v opgenomen dat art. 11:3, eerste lid, van de ATW niet van toepassing is op overtredingen die zijn geconstateerd na staandehoudingen langs de voor openbaar gebruik toegankelijke wegen van een vrachtauto, bus of taxi in lege of beladen toestand als bedoeld in art. 2.3:1 van het ATB-v.

Strafrechtelijke afdoening zal hierdoor na de genoemde bestuurlijke recidive – afgezien van de situatie waarbij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht – alleen mogelijk zijn voor feiten opgenomen in het ATB-v die bij een bedrijfsonderzoek worden geconstateerd.

In het kader van de handhaving van het ATB-v worden door de IVW bedrijfsonderzoeken gehouden onder meer bij vervoersondernemingen met betrekking tot welke eerder in het kader van wegcontroles is geconstateerd dat overtredingen van de onderhavige regelgeving zijn gepleegd. Bij die bedrijfscontroles wordt in beginsel een periode van vier weken aan de hand van tachograafschijven en andere documenten onderzocht. Voor het bepalen van de weekendrust wordt een periode van 13 weken onderzocht.

Na éénmaal bestuurlijke recidive bij bedrijfsonderzoeken wordt proces-verbaal opgemaakt van alle geconstateerde overtredingen van het ATB-v en/of de ATW gerelateerd aan het wegvervoer. Daarin moeten tevens bewijsmiddelen worden opgenomen die betrekking hebben op de in dit artikel 11:3, eerste lid, van de ATW genoemde termijnen van afdoening en onherroepelijkheid. Afschriften van de voorafgaande boetebeschikkingen dienen in het proces-verbaal te worden gevoegd zodat inzicht wordt verkregen in de eerdere overtredingen en de hoogte van de bestuurlijke boetes die zijn opgelegd.

Ernstig in gevaar brengen van de verkeersveiligheid

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Bij arbeid verricht door personen genoemd in art. 5:12 van de ATW, zijnde onder meer personen werkzaam in of op motorrijtuigen, terwijl op deze personen het ATB-v van toepassing is, wordt een beboetbaar feit aangemerkt als strafbaar feit, als daardoor de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht. Indien hieraan wordt voldaan, wordt proces-verbaal opgemaakt en zal in beginsel strafrechtelijke vervolging plaats vinden.

De verkeersveiligheid is ernstig in gevaar gebracht of dit kan redelijkerwijs worden aangenomen indien sprake is van overtreding van één van de bepalingen bij of krachtens art. 11:3, derde lid, van de ATW. Het gaat hierbij dan in het bijzonder om overtredingen de rij- en rusttijd betreffende terwijl tevens sprake is van een ongeval waarbij letsel bij personen (elke vorm van letsel) en/of schade aan goederen (elke vorm van schade) is ontstaan. Het niet voldoen aan een administratieve verplichting zal meestal niet leiden tot het ernstig in gevaar brengen van de verkeersveiligheid.

Er kan zich een situatie voordoen zonder een ongeval met schade en/of letsel maar waarbij de situatie zodanig is, dat het opleggen van een bestuurlijke boete geen recht zou doen aan de geconstateerde feiten en omstandigheden. Het gaat daarbij om een uitzonderlijke situatie waarbij sprake is van bijzondere omstandigheden met een zodanig concrete gevaarzetting, dat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht of zulks redelijkerwijs kan worden aangenomen. Indien van een dergelijke situatie sprake is, dient overleg plaats te vinden met een officier van justitie van het lokale parket, die aan de hand van de feiten en omstandigheden beoordeelt of een zaak zich, gelet op die bijzondere omstandigheden, inderdaad leent voor strafrechtelijke afdoening. Mocht vervolgens worden besloten tot het strafrechtelijke traject, dan moeten de relevante feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de keuze voor het strafrechtelijke traject, in het proces-verbaal worden opgenomen. Het proces-verbaal wordt ingezonden aan het (lokale) parket waarmee voormeld overleg is gevoerd.

Bij een strafrechtelijke vervolging van de werkgever in verband met een overtreding op grond van art. 11:3, derde lid van de ATW, .blijft daarnaast strafrechtelijke vervolging mogelijk van een bestuurder (chauffeur) voor bijvoorbeeld overtreding van de artikelen 5 en 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW94), ook als deze bestuurder (chauffeur) tevens werkgever is. In dit laatste geval worden de feiten in één proces-verbaal opgenomen.

Tussen bepalingen die administratieve verplichtingen bevatten en de in art. 11:3, derde lid, van de ATW genoemde verkeersveiligheid bestaat meestal geen causaal verband. Het strafrecht zal voor deze zaken – behalve na genoemde bestuurlijke recidive – slechts in uitzonderingssituaties kunnen worden toegepast.

Vervolging

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Voor overtredingen van bepalingen opgenomen in het ATB-vervoer is de werkgever in de meeste gevallen de normadressaat.

Relatieve bevoegdheid

[Regeling vervallen per 31-05-2009]

Een proces-verbaal wordt in beginsel ingezonden aan het parket in het arrondissement waarin:

  • een NV of B.V. de statutaire vestigingsplaats heeft;

  • het adres zoals is opgenomen in het uittreksel KVK Een VOF/CV of Stichting is gelegen;

  • de woonplaats van een eigenaar van een eenmanszaak of de bestuurder(chauffeur) is gelegen.

Bij een buitenlandse vervoerder wordt vervolging ingesteld in het arrondissement waar de pleegplaats is gelegen.

Bij een proces-verbaal op grond van art. 11:3, derde lid van de ATW kan worden gekozen voor vervolging in het arrondissement, waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Dit geldt in elk geval wanneer tegelijkertijd met het proces-verbaal in verband met een feit bij of krachtens artikel 11:3, derde lid, van de ATW een proces-verbaal wordt opgemaakt voor een andere overtreding zoals artikel 5 en 6 van de WVW94.