Er is sprake van de levering van een goed, als uit de voorwaarden van het leasecontract
blijkt dat de lessor de macht om als eigenaar over het goed te beschikken heeft overgedragen
aan de lessee. Dit is het geval als de lessee ten aanzien van het geleasde goed dezelfde
bevoegdheden heeft, als de eigenaar van het goed normaliter zou hebben. Aanwijzingen
hiervoor zijn dat het economisch belang van het goed bij de lessee berust en dat de
lessee de bevoegdheid heeft om het goed op elk door hem gewenst moment aan een derde
over te dragen. In de praktijk wordt deze vorm van leasing vaak aangeduid als ‘financial
leasing’.
Ik ben van mening dat leasing is te beschouwen als de levering van een goed als aan
de volgende vijf voorwaarden is voldaan:
-
1. het goed staat feitelijk aan de lessee ter beschikking. De lessor heeft op grond van
het leasecontract het gebruik van het goed door de lessee alleen beperkt om de zekerheidsfunctie
van het leaseobject veilig te stellen.
-
2. de lessee neemt de kosten van gebruik, onderhoud en verzekering van het goed voor
zijn rekening vanaf het moment dat het goed aan hem ter beschikking is gesteld. Ook
het risico van waardeveranderingen of het eventuele tenietgaan van het goed en het
risico van terugname komen vanaf dat moment voor rekening van de lessee.
-
3. de lessee heeft de optie om het goed aan het eind van de leaseperiode te kopen voor
een zodanig lage prijs, dat mag worden aangenomen dat hij deze optie zal uitoefenen.
De optieprijs is bij het aangaan van de leaseovereenkomst vastgesteld.
-
4. de lessee heeft het recht op elk door hem gewenst moment de juridische eigendom van
het goed te verkrijgen door de resterende leasetermijnen (exclusief het rentebestanddeel)
ineens af te lossen en de onder 3 bedoelde optieprijs te voldoen.
-
5. met uitzondering van de situatie beschreven bij punt 4, kan de leaseovereenkomst gedurende
de looptijd niet eenzijdig worden beëindigd.
Ad 1
De voorwaarde dat het goed feitelijk/blijvend aan de lessee ter beschikking staat,
houdt niet in dat de lessee het goed steeds onder zich houdt. Aan deze voorwaarde
wordt ook voldaan als de lessee het goed bijvoorbeeld op grond van een overeenkomst
van onderlease aan een derde ter beschikking stelt. De lessor mag het gebruik van
het goed door de lessee beperken voorzover dat noodzakelijk is om te waarborgen dat
hij zijn vordering uit de leaseovereenkomst op het goed kan verhalen als de lessee
in gebreke blijft. Hierbij valt te denken aan het verbod voor de lessee om het goed
zonder toestemming van de lessor te bezwaren of te verhuren, een verplichting om het
goed in stand te houden, te onderhouden en in geval van schade te herstellen, etc.
Ad 2
Deze voorwaarde geeft aan, dat partijen de bedoeling hebben om het goed in economische
zin aan de lessee over te dragen. De juridische eigendom van het goed vormt voor de
lessor alleen een zekerheid voor de voldoening van de leasetermijnen. Dat de kosten
van onderhoud en verzekering voor rekening van de lessee komen sluit niet uit dat
de lessor bepaalde kosten (bijvoorbeeld assurantiepremies) betaalt. De lessor moet
de kosten die hij heeft betaald wel afzonderlijk aan de lessee doorberekenen. Met
het ‘risico van terugname’ wordt gedoeld op het voor- of nadeel dat de lessor lijdt
als hij het goed vóór het verstrijken van de leaseperiode terugneemt omdat de lessee
niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Dat voor- of nadeel moet ten
bate of ten laste van de lessee komen. Dit is onder meer het geval als de verkoopopbrengst
van het goed aan de lessee wordt uitgekeerd.
Ad 3
Aan deze voorwaarde is voldaan, als de optieprijs zo laag is dat deze de lessee in
economisch opzicht als het ware dwingt om de optie uit te oefenen. Een optieprijs
is economisch ‘dwingend’ als deze prijs is vastgesteld op niet meer dan 10% van de
waarde van het goed in het economische verkeer aan het eind van de leaseperiode. De
optieprijs moet op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst zijn geschat.
Als na het aangaan van de leaseovereenkomst blijkt dat de restwaarde van het goed
aan het einde van de leaseperiode zodanig laag uitvalt dat de optieprijs niet langer
economisch dwingend is, heeft dit geen gevolgen voor de kwalificatie van de leaseprestatie
(als een levering of een dienst). Dit is alleen anders als de daling van de restwaarde
van het goed al bij het aangaan van leaseovereenkomst was te voorzien.
Ad 4
Om de mogelijkheid te hebben het goed op elk gewenst moment aan een ander over te
dragen, moet de lessee – evenals de huurkoper – het recht hebben om op elk gewenst
moment de juridische eigendom van het goed te verkrijgen op de bij voorwaarde 4 beschreven
wijze. Aan de uitoefening van het recht om de juridische eigendom van het goed te
verwerven mag een boeteclausule zijn verbonden of de voorwaarde dat kosten in rekening
worden gebracht. Het door de lessee te betalen boete- of kostenbedrag mag niet zo
hoog zijn, dat dit het verwerven van de juridische eigendom door de lessee verhindert.
Ad 5
Deze voorwaarde staat niet in de weg aan de mogelijkheid van de lessor om de overeenkomst
te ontbinden als de lessee niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.