Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Stimulering [...] Kleinbedrijf vanaf 1945 (Minister van Economische Zaken)

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-03-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Stimulering Midden- en Kleinbedrijf vanaf 1945 (Minister van Economische Zaken)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 6 december 2006, nr. arc-2006.03247/2);

Besluiten:

Artikel 2

Hoofdstuk VI, Handel, Ambacht en Diensten, nr 1 van de ‘Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, welke behoren tot het archief van het Ministerie van Economische Zaken en de daaronder ressorterende diensten, zoals vastgesteld in juni/september 1965 (bij beschikking nr. 465/878 M&H 14 juni 1965 en nr. 117173 O.K.N. 7 sept. 1965), laatstelijk gewijzigd in 1987 (bij beschikking nr. M.M.A./Ar-u-2423 II, d.d. 15-9-1987, IZ/AS 487/I/109) wordt ingetrokken uitsluitend voor de periode vanaf 1 januari 1945.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 25 januari 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Economische Zaken,
namens deze:
de

projectdirecteur PWAA

,

A. van der Kooij

Basis selectiedocument

Instrument voor de selectie – ter vernietiging danwel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdrager

de Minister van Economische Zaken

op het beleidsterrein

Stimulering Midden- en Kleinbedrijf 1945 –

Auteur: Peter Brand (Digital display BV)

Eindredactie: Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA)

Vastgestelde versie februari 2007

1. Lijst van afkortingen

AmvB: Algemene Maatregel van Bestuur

Awb: Algemene Wet Bestuursrecht

BSD: Basisselectiedocument

BV: Besloten vennootschap

BZK: (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden

CBB: College van Beroep voor het bedrijfsleven

CDK: (Stichting) Coördinatie Dienstverleningcentra Kleinbedrijf

CIMK: Centraal/Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

C.v.: Commanditaire vennootschap

DGI: Directoraat-Generaal Innovatie

DGO: Directoraat-Generaal Ondernemingsklimaat

EC: Europese Commissie

EDI: Electronic Data Interchange

EET: Programma Economie, Ecologie en Technologie

EG: Europese Gemeenschap

EIF: Europees Investeringsfonds

EIM: Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

ESF: Europees Sociaal Fonds

EU: Europese Unie

EVD: Economische Voorlichtingsdienst

EZ: (Ministerie van) Economische Zaken

FMO: (Nederlandse) FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden NV

Ica: (Regionale) Innovatiecentra

ICT: Informatie & Communicatietechnologie

IMK: Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

IRC: Innovatie Relay Centre

KB: Koninklijk Besluit

KNOV: Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond

KvK: Kamer van Koophandel en Fabrieken

LNV: (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

MAP: Milieu Actie Plan

MDW: Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit

Mkb: midden- en kleinbedrijf

NCM: Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij

NCOV: Nederlands Christelijk Ondernemersverbond

NEHEM: Nederlandse Herstructureringsmaatschappij

NIB: Nationale Investeringsbank

NIVRA: (Koninklijk) Nederlands Instituut van Registeraccountants

Novem: Nederlandse onderneming voor energie en milieu BV

NV: Naamloze vennootschap

NWO: Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OC&W: (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

O&O: Onderzoek en Ontwikkeling

O&S: (Stichting) Ontwikkeling en Sanering voor het MKB

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn (van archieven).

R&D: Research and Development

RDK: Regionale Stichtingen Dienstverlening Kleinbedrijf

RDM: Regionaal Dienstencentrum voor het Midden- en Kleinbedrijf

(R)IMK: (Regionaal) Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RMK: Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf

RND: Rijksnijverheidsdienst

R&O: Research en Ontwikkelingsopdrachten

RZO: Raad voor het Zelfstandig Ondernemerschap

SCDK: Stichting Coördinatie Dienstverlening Kleinbedrijf

S&O: Speur en Ontwikkelingswerk

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

STW: Stichting voor de Technische Wetenschappen

SUC: Stichting uitvoeringsorgaan compensatieregeling tegemoetkoming ziektekosten zelfstandigen

SZW: (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TNO: (Nederlandse Organisatie voor) Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

VNO-NCW: Vereniging van Nederlandse Ondernemers-Nederlands Christelijk Werkgeversverbond

V.o.f.: Vennootschap onder firma

VROM: (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

V&W: (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat

2. Verantwoording

Doel en werking van het BSD

Een basis-selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van een enkele organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voorzover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Dit BSD is opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) Stimulering midden- en kleinbedrijf is het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaarde dan wel vernietigd moet worden.

Het niveau waarop geselecteerd wordt is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voor zien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, enz.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad voor Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OC&W) en de betrokken zorgdrager(s).

Definitie van het beleidsterrein en de doelstellingen van de overheid

Stimulering van het midden- en kleinbedrijf richt zich op het aanmoedigen of bevorderen van het ondernemerschap, het wegnemen van belemmeringen en het creëren van kansen, dit om ontstaan, groei en doorgroei van kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren en te vergroten. Tot het midden en kleinbedrijf kunnen alle particuliere ondernemingen worden gerekend uitgezonderd de landbouw. In de praktijk betekent het mkb-stimuleringsbeleid het beantwoorden van een tweetal vragen. Ten eerste waar moet de mkb-ondernemer aan voldoen om het ondernemen tot een succes te maken. Hier komen persoonlijke eigenschappen en vaardigheden om de hoek kijken en speelt de kwaliteit van het management een rol. Als tweede geldt de vraag waar de markt en andere omgevingsfactoren aan dienen te voldoen om het ondernemerschap te doen slagen (verbeteren van het ondernemingsklimaat). Dit zijn zaken die voorwaardenscheppend zijn voor (goed) ondernemerschap. Met behulp van verschillende stimuleringsinstrumenten wordt door de overheid getracht de belemmeringen op financieel, fiscaal en juridisch gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen weg te nemen.

Afbakening van het beleidsterrein

Het mkb-stimuleringsbeleid gaat niét over de kwaliteitszorg voor het mkb, zoals het waarborgen van de betrouwbaarheid van de beroepsuitoefening ter bescherming van de consument, of het scheppen van voorwaarden voor een grotere bedrijfszekerheid. Hiervoor kan worden verwezen naar het rapport Beroepenkwaliteit.

Het beleidsterrein Stimulering van het midden- en kleinbedrijf heeft ook raakvlakken met het beleidsterrein Industrie- en Technologiebeleid. Waar het beleid gericht is op de (groot)industrie en grote technologiebedrijven, wordt dit niet tot het beleidsterrein Stimulering van het midden- en kleinbedrijf gerekend. Het beleid uitsluitend gericht op het industriële midden- en kleinbedrijf wordt hier weer wel toe gerekend.

Het stimuleringsbeleid dat betrekking heeft op regionaal beleid is buiten beschouwing gelaten. Het regionaal economisch beleid heeft raakpunten met de zorg voor het midden- en kleinbedrijf, omdat regionale organen (zoals de Kamers van Koophandel) met name facilitaire taken krijgen toegewezen ter bevordering van de kwaliteit van het mkb (beroepenkwaliteit) of om diensten daarvoor te verrichten. De bemoeienis van het Ministerie met regionale en ruimtelijke economische beleidsaangelegenheden wordt echter beschreven in het rapport Regionaal economisch beleid.

De KvK hebben ook de vrijheid om zelf beleid te ontwikkelen. Dit aspect wordt eveneens apart behandeld in een afzonderlijk onderzoek voor de Kamers van Koophandel.Dit onderzoek is in 2002 verricht door Doxis in opdracht van de Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken in Nederland.

Het beleidsterrein Stimulering midden- en kleinbedrijf heeft tevens raakvlakken met het beleidsterrein Exportbevordering. De overheid richt zich hierbij op het aanmoedigen van het Nederlands bedrijfsleven om tot uitvoer van producten, diensten en kennis naar of investeringen in buitenlandse markten over te gaan. Zie hiervoor het rapport Exportbevordering. Omdat het institutioneel onderzoek Exportbevordering zich uitstrekt tot het gehele bedrijfsleven, dus inclusief het midden- en kleinbedrijf, is dit facet van het stimuleringsbeleid van de overheid (t.a.v. het mkb) niet meegenomen in het institutioneel onderzoek Stimulering midden- en kleinbedrijf.

Het herverzekeren van export- en importkredieten is ook te beschouwen als een instrument ten behoeve van de exportbevordering. Dit deel van het beleidsterrein is behandeld in het rapport Herverzekerd: Een institutioneel onderzoek naar het overheidshandelen op het beleidsterrein herverzekering van export- en importkredieten en investeringsgaranties, 1940–1996 (PIVOT-rapport nummer 78, Den Haag 1999).

Bij de uitvoering van een aantal subsidieregelingen zijn het TNO en NWO betrokken. De handelingen van deze instanties staan in het rapport Wetenschapsbeleid: Een institutioneel onderzoek naar het wetenschapsbeleid van de rijksoverheid in de periode 1945–1999(PIVOT-rapport nr. 96). Dit rapport heeft betrekking op het beleidsterrein wetenschappelijk onderzoek en wetenschapsbeleid. Om deze reden zullen de handelingen van TNO en NWO hier buiten beschouwing worden gelaten.

Voor handelingen op het gebied van staatsdeelnemingen en (directe) financiering van het bedrijfsleven d.m.v. staatsgaranties, borgstellingen, kredieten en leningen wordt verwezen naar het rapport Staatsdeelnemingen en financiering van het bedrijfsleven (PIVOT-rapport nr. 57).

Er wordt bij financieringen een onderscheid gemaakt tussen financieringen met staatsgarantie (zoals deelnemingen, leningen en kredieten met staatsgarantie) en directe overheidsfinanciering (deelnemingen, garanties, kredieten en leningen). De financieringsinstrumenten die in rapport Staatsdeelnemingen en financiering van het bedrijfsleven behandeld worden zijn: de Bijzondere Financiering-regeling 1971, A(A)-kredieten, de Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981, de Regeling Steun Individuele Bedrijven en het Industrieel Garantiefonds. Andere financieringsinstrumenten en subsidies (in enge zin) komen in het rapport Stimulering midden- en kleinbedrijf ter sprake.

Ook buiten het Ministerie van Economische Zaken is beleid t.a.v. het midden- en kleinbedrijf te vinden.

Zo zijn er de fiscale maatregelen waar (beginnende) ondernemers gebruik van kunnen maken.

Zie hiervoor het rapport Belastingen: De geheiligde schuld. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van actoren op het beleidsterrein van de heffing van Rijksbelastingen op grond van wet- en regelgeving betreffende de zgn. heffingswetten, per belastingsoort, m.u.v. de invoerrechten en accijnzen, 1940–1993 (PIVOT-rapport nr. 65). Hierin is ook opgenomen de WBSO, de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor volksverzekeringen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de overheid een breed spectrum aan stimuleringsmaatregelen hanteert t.a.v. het mkb. Daarbij horen ook wetgevende instrumenten. Een aantal van deze maatregelen heeft betrekking op het sociale zekerheidsrecht en arbeid.

Zij worden behandeld in de volgende rapporten:

Rapport Sociale voorzieningen: Een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein sociale zekerheid t.a.v. de sociale voorzieningen, 1940–1996 (PIVOT-rapport nr. 89)

In dit RIO wordt o.a. de IOAZ en Bbz behandeld.

Rapport Werkende Arbeidsverhoudingen: Een institutioneel onderzoek op het terrein van Rijksoverheid en arbeidsverhoudingen (1940) 1945–1994 PIVOT-rapport nr. 114). In dit RIO wordt de medezeggenschap (waaronder de Wet op de Ondernemingsraden) en het aangaan dan wel beëindigen van arbeidsverhoudingen geregeld.

Ook kan nog gewezen worden op het rapport Wetgeving. Handelingen met betrekking tot de totstandkoming van wetten vallen n.l. onder het beleidsterrein Wetgeving, beschreven in PIVOT-rapport 12, ‘So many laws argue so many sins’.

Totstandkoming BSD

In het RIO Stimulering Midden- en Kleinbedrijf is een handeling opgenomen voor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze handelingen worden niet in dit BSD opgenomen, omdat andere Basis selectiedocumenten reeds in deze handelingen voorzien. Zie hiervoor het BSD Milieubeheer, handeling 937 en het BSD Arbeidsvoorzieningenbeleid, handeling 49.

Ook een viertal organisaties welke belast zijn geweest met wettelijke overheidstaken op dit beleidsterrein, hebben te kennen gegeven niet met de vaststellingsprocedure van dit BSD mee te willen doen. Er zijn daarom geen handelingen opgenomen voor Syntens, de Stichting Technische Wetenschappen (STW), de Nationale Investeringsbank (NIB) en het Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (IMK).

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) wordt in het RIO genoemd als actor op het beleidsterrein stimulering midden- en kleinbedrijf. Voor het CBB wordt echter geen handeling in dit BSD opgenomen, omdat voor de handelingen van dit landelijke rechtscollege een afzonderlijk BSD zal worden opgesteld.

In het onderliggende BSD zijn ten slotte enkele handelingen opgenomen die voor meerdere actoren dienen te worden vastgesteld en daarom meerdere keren zijn opgenomen. Het gaat om de handelingen 17, 20, 23, 27 en 28. Aangezien de periode waarin deze handeling wordt uitgevoerd per organisatie verschilt, is telkens 1945 als startpunt voor de handelingen genomen.

De handelingen 8 en 9 uit het RIO, die betrekking hebben op onderzoek, zijn niet in dit BSD opgenomen. In plaats daarvan zijn de handelingen 29, 30, 31 en 32 toegevoegd.

De actor adviescolleges, waarvoor handeling 12 in het RIO was opgenomen, is in het BSD niet gehandhaafd. In het BSD is voor ieder adviescollege dat in het RIO wordt benoemd een aparte handeling opgenomen. Dit zijn de handelingen 34, 35, 36 en 37.

Naar aanleiding van de Historisch Maatschappelijke Analyse (HMA) is handeling 33 opgenomen. Hiermee wordt de neerslag bewaard die voortkomt uit het overleg van het Ministerie van EZ met organisaties die actief zijn op het beleidsterrein stimulering midden- en kleinbedrijf.

De actoren op het beleidsterrein; voor zover in deze lijst opgenomen

de Minister van Economische Zaken (1945–)

Novem

Senter

Innovation Relay Centre

Adviescommissie CO2-reductieplan

Adviescommissie milieugerichte productontwikkeling

Adviescommissie referentieprojecten milieutechnologie

Stuurgroep bevordering videotexdiensten in het midden- en kleinbedrijf

Rijksnijverheidsdienst

Regionale InnovatieCentra

Projectbureau CO2-reductieplan

Centrale beoordelingscommissie

Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

3. Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.S/EHS

4. Selectiecriteria

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap.

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

De gegevensbestanden van de handelingen die voldoen aan de selectiecriteria dienen uiteindelijk te worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief en zijn gewaardeerd met B(ewaren) onder verwijzing naar het nummer van het aangehaalde criterium.

De neerslag van de handelingen die niet aan de criteria voldoen wordt gewaardeerd met V(ernietigen). ‘Vernietigen’ betekent: de door de administratie gevormde neerslag van de handelingen zal uiteindelijk niet worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief: de documentaire neerslag die uit deze handeling voortvloeit is niet noodzakelijk voor de reconstructie van het (overheids)beleid op hoofdlijnen en er worden met vernietiging geen langdurige of blijvende rechtszekerheden aangetast waarvoor althans het bureau de verantwoording draagt. Ingeval van ‘vernietigen’ blijft het orgaan dus verantwoordelijk voor de bestemming en de zorg voor de betreffende documentaire neerslag en de rechtsgevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. Ter wille van de rechtszekerheid heeft de wetgever daarom bepaald dat in de selectielijst bewaartermijnen moeten worden vastgesteld voor stukken die uiteindelijk niet voor permanente bewaring in aanmerking komen. Mede om die reden worden selectielijsten, alvorens zij worden vastgesteld, ter inzage gelegd voor het publiek.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in overleg met het Nationaal Archief, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).

5. Verslag vaststellingsprocedure

Vaststelling BSD

Op 20 februari 2006 is het ontwerp-BSD door project directeur PWAA aan de Minister van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 oktober 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van het Ministerie van EZ, het Ministerie van OCW en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 6 december 2006 bracht de RvC advies uit [arc-2006.03247/2], hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 25 januari 2006 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de projectdirecteir PWAA namens de Minister van Economische Zaken vastgesteld [C/S&A/07/23].

6. Leeswijzer van de handelingen

In dit BasisSelectiedocument (BSD) worden de handelingen op het beleidsterrein Stimulering midden- en kleinbedrijf beschreven. Iedere handeling is vastgelegd in een gegevensblok met zes of zeven velden. Op deze wijze:

(..)

Actor ....

Handeling ....

Periode

Bron ....

....

Product ....

Toelichting ....

Waardering ….

Iedere handeling is voorzien van een uniek volgnummer.

Een actor is een orgaan dat een rol speelt op een beleidsterrein en de bevoegdheid heeft tot het zelfstandig verrichten van handelingen op grond van attributie of delegatie. De naam die voor een actor wordt gebruikt komt overeen met de naam uit de actorenbeschrijving in het hoofdstuk Actoren. Een orgaan is niet altijd hetzelfde als een organisatie. Waar bijvoorbeeld ‘de Minister’ als actor wordt vermeld, is meestal het Ministerie van Economische Zaken de uitvoerende organisatie.

Een handeling is een complex van activiteiten gericht op het totstandbrengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. Een actor kan handelingen via mandatering door organisatieonderdelen of -leden laten verrichten. De handelingen zijn in principe positief geformuleerd. Dat wil zeggen dat bij een handeling als ‘het vaststellen van een regeling’ ook ‘het intrekken van een regeling’ inbegrepen wordt geacht.

De periode geeft aan wanneer een handeling is uitgevoerd. Hoewel het institutioneel onderzoek zich beperkt tot de periode 1945–2002 zijn handelingen waarvan de grondslag een vroegere startdatum doet vermoeden niet voorzien van een eerder gelegen jaartal. Als een handeling nog niet is beëindigd, is achter het eerste jaartal alleen een streepje gezet (bijvoorbeeld: 1950–). Deze handelingen waren bij het afsluiten van het onderzoek nog niet beëindigd. Onderhoud aan de selectielijst zal eventuele eindjaren moeten achterhalen.

De bron of grondslag geeft de wet of de regeling krachtens de wet waarop een handeling is gebaseerd. Een groot aantal aangetroffen gelijksoortige grondslagen is soms samengevat of tot een keuze beperkt. Niet alle handelingen zijn gebaseerd op een grondslag. Dan is de beschrijving van de handeling ontleend aan de literatuur of bronnen. Voor enkele (algemene) handelingen is geen grondslag of bron aangetroffen.

Het product is het resultaat van de handeling. De gegeven opsommingen van producten is niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Soms was het noodzakelijk bepaalde velden in de gegevensblokken te verduidelijken met een toelichting.

De waardering geeft aan welke selectiebeslissing genomen moet worden ten aanzien van de neerslag van de handeling. Zie hiervoor hoofdstuk 4.

7. Actorenoverzicht

A. De primaire zorgdrager

De Minister van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken is de primaire actor op dit beleidsterrein.

Op 3 juli 1946 werd het departement van Economische Zaken ingesteld. Het directoraat-generaal (DG) dat binnen het Ministerie vanaf 1946 verantwoordelijk is voor het stimuleringsbeleid voor het midden- en kleinbedrijf, kent nogal wat naamswijzigingen en reorganisaties. Achtereenvolgens hebben de volgende DG’s zich bemoeid met het stimuleringsbeleid:

  • DG Handel en Nijverheid (DG H en N), vanaf 1948 tot 1952

  • DG voor de Middenstand, vanaf 1952 tot okt. 1954

  • DG Middenstand en Toerisme, vanaf 1954 tot okt. 1964

  • DG voor het Midden- en Kleinbedrijf en Toerisme (DG MKB en T), vanaf 1964 tot sept. 1973

  • DG voor Handel, Ambacht en Diensten (DG HAD), vanaf 1973 tot jan. 1986

  • DG voor Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening (DG DMO), vanaf 1986 tot 1993

  • DG voor Economische Structuur (DG ES), (Staf)afdeling Ondernemerschap en MKB, vanaf 1993 tot 2001

Eind 2000 kwam het SG/DG-beraadTegenwoordig spreekt men van de Bestuursraad. Hierin zijn vertegenwoordigd de secretaris-generaal, de plv. secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de directeur Algemeen Economische Politiek. tot de conclusie dat de aansturing, inrichting en werkwijze van EZ versterkt moest worden om zodoende haar slagkracht te vergroten en om sneller te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de externe omgeving. Als gevolg hiervan werd de organisatie van het Ministerie opnieuw ingericht waarbij ook de namen en de werkterreinen van de DG’s werden gewijzigd. Per 1 april 2001 zijn er een viertal nieuwe directoraten-generaal: DG Ondernemingsklimaat, DG Innovatie, DG Marktordening en Energie en DG Buitenlandse Economische Betrekkingen.

In de nieuwe organisatie zullen de ambtenaren vaker voor verschillende projecten en taken werken.

Deze projecten en taken kunnen ook de grenzen van directoraten-generaal overschrijden.

De taken van de vroegere afdeling Ondernemerschap en MKB zijn per 1 april 2001 overgenomen door het DG Ondernemingsklimaat (DGO) en het DG Innovatie (DGI).

DGO houdt zich daarbij bezig met het generieke gedeelte van ondernemerschap (gericht op wet- en regelgeving). DGO wil optimale condities scheppen die leiden tot bedrijvigheid en ondernemerschap. Dit beleid richt zich niet op het mkb alleen maar moet in breder perspectief worden bezien. De Directie Ondernemerschap en Financieel Ondernemingsklimaat (OFO)In 2003 is de naam veranderd in Directie Ondernemerschap. heeft binnen DGO de taak het ondernemerschap aan te moedigen of te stimuleren, de fiscale en juridische infrastructuur te verbeteren (o.a. door vermindering regeldruk of deregulering) en het financieel ondernemingsklimaat te verbeteren (verbeteren van de toegang tot de kapitaalmarkt). Momenteel liggen de uitdagingen vooral op het terrein van het ondernemingsrecht (flexibilisering, wegnemen van tegenstrijdige wet- en regelgeving, verbeteren voorlichting rond bedrijfsoverdracht, etc.).

De Directie OFO vormt een eerste aanspreekpunt voor MKB-Nederland. Daarmee is OFO een relevante speler ten aanzien van de informatie voor de hogere echelons binnen Economische Zaken met betrekking tot de visie en beeldvorming van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf.

Het DG Innovatie is belast met het specifieke gedeelte van ondernemerschap (gericht op innovatie).

Innovatie is essentieel voor een duurzame groei. Het Ministerie van EZ heeft alle innovatiegerichte activiteiten samengebracht in het Directoraat-Generaal voor Innovatie (DGI). DGI zet zich in voor het versterken van het vernieuwingsvermogen van de Nederlandse economie op de gebieden kennis, technologie, arbeid en innovatief ondernemerschap.

Innovatief ondernemerschap (in de vorm van innovatieve technostarters en snelle groeiers) zorgt voor een vergroting van het vernieuwingsvermogen en de dynamiek van de economie. Het EZ-beleid richt zich op wegnemen van specifieke belemmeringen voor technostarters en snelgroeiende ondernemingen, het stimuleren van ondernemerschap (houding, vaardigheden) vanuit het onderwijs en het bijdragen aan een ondernemende cultuur. Doelgroepen daarbij zijn bedrijven, de kennisinfrastructuur en intermediaire organisaties.

De Directie Markt en Innovatie (M&I) voert binnen DGI o.a. het beheer over de subsidieregelingen welke betrekking hebben op kennisoverdracht (zoals SKO, SKB, KIM, PionierDe subsidieregelingen KIM en Pionier zijn inmiddels ingetrokken.) en speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). De uitvoering van de regelingen SKO, SKB, Pionier en S&O ligt bij Senter.

De Directie Infrastructuur en Innovatie (I&I) draagt zorg voor het beleid inzake technostarters en innovatief ondernemerschap (met o.a. de projecten Dreamstart, New Venture, Livewire).

Tot slot is de Directie ICT en Innovatie (ICT) verantwoordelijk voor de coördinatie van stimulerende acties om de toepassing van internet en e-commerces door het mkb te bevorderen (met b.v. Sp.oed-advies, ‘Nederland gaat digitaalS/EHS, voorlichtingsloket INFORME, etc.)

Toen ondernemerschap werd benoemd als één van de bakens van het EZ-beleid werd het noodzakelijk geacht om de door de reorganisatie ontstane scheiding tussen ‘gewoon ondernemerschap’ en ‘innovatief ondernemerschap’ te overbruggen. Hiertoe werd het Programma Ondernemerschap in het leven geroepen, een samenwerkingsprogramma tussen DGI en DGO. In het programma werd de noodzaak erkend om de verschillende beleidsactiviteiten m.b.t. ondernemerschap, intern binnen EZ goed af te stemmen.

De beide directoraten-generaal behouden in het samenwerkingsprogramma hun beleidsvrijheid (b.v. m.b.t. subsidieverlening). Alleen in bepaalde situaties (b.v. bij de vaststelling van begrotingen) worden omwille van de onderlinge coördinatie besluiten genomen via het Programma Ondernemerschap. Het programma wordt aangestuurd vanuit DGO. In dit kader wordt gesproken van een lichte coördinatie.

B. Actoren onder de zorg van de primaire zorgdrager

Nederlandse onderneming voor energie en milieu BV (Novem)

Novem, de Nederlandse organisatie voor energie en milieu, is een buitendienst en sinds 1 juli 2002 een tijdelijk agentschap van het Ministerie van Economische ZakenVoor 1 juli 2002 waren de activiteiten van Novem ondergebracht in een BV (met EZ als 100% aandeelhouder).. Buitendiensten zijn de uitvoerende organen van het EZ-Beleid waarvoor de Minister volledig Ministerieel verantwoordelijk is. De directeur van Novem heeft een groot aantal bevoegdheden in mandaat gekregen. De missie van Novem is het bevorderen van duurzaamheid in bredere zin: energie, milieu, maar ook op terreinen als ruimtelijke ordening, infrastructuur en veiligheid voorzover deze gerelateerd zijn aan energie en milieu. EZ stelt jaarlijks financiële middelen beschikbaar voor de uitvoering van een aantal energieprogramma’s, gericht op technologieontwikkeling en om te bevorderen dat geschikte energie-efficiënte technologieën zo breed mogelijk worden toegepast. Novem voert het management van deze programma’s. Novem kan financiële bijdragen geven aan de uitvoering van projecten in het kader van de verschillende programma’s en subsidieregelingen. Naast het uitvoeren van EZ-beleid voert Novem ook beleid uit voor verschillende andere departementen (VROM, V&W, LNV).

Senter

Ook Senter is een buitendienst (en agentschap) van het het Ministerie van Economische Zaken. De Minister is volledig Ministerieel verantwoordelijk voor Senter, waarbij de directeur van Senter een groot aantal bevoegdheden in mandaat heeft gekregen. Dit agentschap is verantwoordelijkheid voor de uitvoering van subsidie-, krediet- en fiscale regelingen en programma’s op het gebied van energie, technologie, milieu, export en internationale samenwerking. Ondernemers kunnen er terecht voor financiële ondersteuning op deze gebieden. Doelstelling is het duurzaam versterken van de positie van het bedrijfsleven en kennisinstellingen in Nederland. Senter voert opdrachten en programma’s uit van verschillende Ministeries en andere overheden. Programma’s die tot vernieuwing aanzetten om zo de concurrentiekracht van het bedrijfsleven te vergroten en duurzame ontwikkelingen te bevorderen. Daarnaast biedt Senter, vanuit de programma’s die zij uitvoert, informatie en kennis over ontwikkelingen op het terrein van technologie, energie en milieu. Ook kan Senter ondersteuning verlenen bij het zoeken naar een partner voor technologische samenwerking.

In 1997 is het agentschap Senter geïntegreerd met de stichting EG-Liason. Deze integratie leidt tot één loket voor internationale technologische samenwerking voor bedrijven en kennisinstellingen. Senter/EG-Liaison is het Nederlandse informatiecentrum (National Contact Point) voor Europese subsidies voor onderzoek en technologische ontwikkeling. EG-Liaison heeft tot doel de deelname van Nederlandse bedrijven en instellingen aan Europese R&D-programma's te versterken en innovatieve samenwerking binnen Europa te stimuleren. EG-Liaison geeft voorlichting en onafhankelijk advies over de mogelijkheden van Europese R&D-programma's (bv. Zesde Kaderprogramma), verzorgt trainingen en cursussen en helpt ondernemers bij het opbouwen van uw consortium en het vinden van nieuwe partners.

Innovation Relay Centre Nederland (IRC Nederland)

IRC Nederland is een samenwerkingsverband tussen Senter en Syntens. IRC Nederland maakt deel uit van een professioneel netwerk van 68 IRC's in de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, Israël en Midden- en Oost-Europa. Het IRC netwerk is opgezet met steun van het Innovation Programma van de Europese Commissie. Opdrachtgevers zijn o.a. de Europese Commissie en het min. EZ.

IRC Nederland faciliteert en ondersteunt Nederlandse bedrijven en instellingen bij het vinden van Europese partners. Kennisoverdracht omtrent de benodigde innovatieve technologie in deze partnerships speelt hierbij een belangrijke rol. Tevens geeft het IRC eerste lijns informatie over financiering van innovatie en intellectueel eigendomszaken bij transnationale technologieoverdracht.

Adviescolleges

Adviescommissie CO2-reductieplan

De Adviescommissie CO2-reductieplan is ingesteld in 1998 (Stb. 1998, 397). De adviescommissie heeft tot taak de Minister van Economische Zaken op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van het Besluit subsidies CO2-reductieplan (BSC). De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en vier tot twaalf andere leden. De leden zijn niet als ambtenaar werkzaam bij het Ministerie van Economische zaken.

Adviescommissie milieugerichte productontwikkeling

De adviescommissie is in 1996 ingesteld. De adviescommissie milieugerichte productontwikkeling adviseert de Minister van Economische Zaken over kredietaanvragen voor milieu-ontwikkelingsprojecten op grond van de Kredietregeling milieugerichte productontwikkeling (MPO), art. 5 lid 1 (Stcrt. 1996, 117). Per 1-1-2001 is de kredietregeling ingetrokken.

Adviescommissie referentieprojecten milieutechnologie

Deze adviescommissie is in 1996 ingesteld. De adviescommissie heeft tot taak de Minister van Economische Zaken op zijn verzoek te adviseren over aanvragen om subsidie op grond van de Subsidieregeling referentieprojecten milieutechnologie (SRM), art. 5 lid 1 (Stcrt. 1996, 149). De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste vier en ten hoogste zes andere leden. Met ingang van 1 januari 2003 is de SRM-regeling komen te vervallen.

Stuurgroep bevordering videotexdiensten in het midden- en kleinbedrijf

De Stuurgroep bevordering videotexdiensten (mkb) is op 19-7-1989 bij beschikking ingesteld door de Minister van Economische Zaken (Stcrt. 1989, 142). De Minister acht het van groot belang dat het Nederlandse mkb meer ervaring opdoet met elektronische dienstverlening, gelet ook op de ontwikkelingen in de ons omringende landen. De Stuurgroep is een adviesorgaan dat tot taak heeft de Minister van Economische Zaken te adviseren over de beleidsontwikkeling ten aanzien van videotexdiensten in het midden- en kleinbedrijf. De stuurgroep is in 1991 opgeheven.

Rijksnijverheidsdienst (RND)

De Rijksnijverheidsdienst, welke is opgericht in 1910, was een centrale voorlichtingsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken op het gebied van de technologie. Ook hield zij zich bezig met de uitvoering van een aantal subsidieregelingen op technologiegebied. Zij is begin jaren negentig vervangen door de (decentrale) InnovatieCentra (ICa).

Regionale InnovatieCentra (ICa)

De InnovatieCentra (opgericht in 1987/Stcrt. 1987, 177) zijn van 1988 tot 1993 Ministeriele organen. In 1993 werden zij verzelfstandigd met een subsidieregeling. In totaal zijn er achttien InnovatieCentra, die gecoördineerd worden door een landelijk innovatiecentrum. Een van de doelstellingen, het bereiken van een technologievolgend mkb, wordt vooral uitgevoerd door de regionale ICa. De innovatiecentra helpen kleine en middelgrote ondernemingen met technologische vernieuwing. ICa slaan hierbij een brug tussen ondernemers en kennisinstellingen (zoals TNO, onderzoeks- en ontwikkelingsafdelingen van grote bedrijven en onderwijs). Bedrijven met technologische vragen kunnen terecht bij een van de 18 regionale InnovatieCentra. Ook organiseren ICa technologische voorlichtingsprojecten. Het personeel van de ICa bestond van 1988 tot 1993 uit gedetacheerde medewerkers van de Rijksnijverheidsdienst. Na 1993 verzelfstandigden de ICa maar kregen nog wel startsubsidies. Per 1 januari 1998 zijn de InnovatieCentra opgeheven omdat op dat moment de Stichting Syntens van start is gegaan waarin de ICa met de 12 regionale IMK’s zijn samengebundeld.

Projectbureau CO2-reductieplan

Voor de uitvoering van het CO2-reductieplan hebben Novem en Senter het Projectbureau CO2-reductieplan opgericht. Dit samenwerkingsverband richt zich op de stimulering van grote, klimaatvriendelijke investeringsprojecten. Het stimuleert onder meer CO2-besparende investeringen die nog onvoldoende rendabel zijn voor zelfstandige marktintroductie. Ook stelt het de kennis uit de ondersteunde projecten beschikbaar. Bijvoorbeeld aan bedrijven en kennisinstellingen. Daarnaast ondersteunt het Projectbureau de overheid bij de voorbereiding van subsidieregelingen en zorgt het voor de uitvoering ervan. Binnen de verschillende subsidieregelingen schrijft het Projectbureau tenders uit. In deze tenders kunnen uitvoerders van projecten subsidie aanvragen. De tenders variëren naar onderwerp, hebben elk een eigen budget en kennen soms eigen criteria.

Centrale beoordelingscommissie

De Centrale beoordelingscommissie is voor het Ministerie van Economische Zaken uitvoerder van de Kredietregeling voor het Midden- en Kleinbedrijf 1985 (art. 9 lid b.1 t/m b.4).

De Minister van Economische Zaken benoemt de leden van de Centrale beoordelingscommissie voor een periode van vijf jaar (art. 2 lid 2.3 en 2.4). De voorzitter wordt door de Minister aangewezen (art. 2 lid 2.5).

Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK)

Het CIMK is opgericht in 1967. Zij is werkzaam geweest in de periode 1967–1986. Het CIMK is opgericht door de Centrale ondernemersorganisaties van het mkb, vakorganisaties, hoofdbedrijfsschappen van het mkb, vertegenwoordigers en functionarissen van het Ministerie. Het Centraal instituut verstrekt individueel en collectief voorlichting aan het mkb. Het CIMK is een permanent bijstandsorgaan van het mkb en houdt zich door middel van voorlichting en het geven van cursussen bezig met het stimuleringsbeleid van het mkb. De instelling wordt door de Minister gesubsidieerd. Het CIMK treedt op als adviseur van het Ministerie van Economische Zaken, ter beoordeling van kredietaanvragen van mkb-ondernemingen en het uitoefenen van toezicht daarop.

Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (CIMK)

Het Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (eveneens afgekort CIMK) is een samenvoeging van de ‘oude’ CIMK, de Stichting Ontwikkeling en Samenwerking (O&S) en de Stichting Coördinatie Dienstverlening Kleinbedrijf (SCDK). Aanzet voor deze verandering is de subsidieregeling managementondersteuning SMO (Stcrt. 1986, 188) waarvan de uitvoering opgedragen wordt aan het CIMK. In een statutenherziening wordt de uitvoering van het voorlichtings- en advieswerk opgedragen aan de nieuw ingestelde regionale instituten voor het Midden- en Kleinbedrijf (RIMK’s). Ook wordt hierbij de benoeming van consulenten van EZ in regionale dienstencentra (RMK’s) geregeld. Het CIMK draagt zorg voor de subsidiering en het samengaan van regionale instituten voor het Midden- en Kleinbedrijf (RIMK’s).

Het landelijke CIMK heeft de bevoegdheid om regelingen (m.n. subsidieregelingen) van het Ministerie van EZ uit te voeren. Daarnaast heeft zij een particuliere adviestaak. De voorzitter wordt door de Minister benoemd (in Stcrt. 1988, 58 is de eerste voorzitter benoemd). De Minister kan consulenten benoemen in RIMK’s. Deze RIMK’s zijn onderdeel van het CIMK. Het CIMK heeft van de Minister de bevoegdheid om subsidie te verstrekken volgens door hem vastgestelde regels. Het CIMK adviseert ook rijksinstellingen over de kredietwaardigheid of de bedrijfsvoering van ondernemers. Het CIMK is werkzaam geweest in de periode 1987–1989.

8. Selectielijsten

. A. De primaire zorgdrager

Actor: De Minister van Economische Zaken

Algemeen

1

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, evalueren en coördineren van het stimuleringsbeleid voor het midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: Beleidsnotities, beleidsnota’s, rapporten, evaluaties.

Bijv. de beleidsnota’s: Werk door ondernemen: Stimulering van het midden- en kleinbedrijf (1995), De ondernemende samenleving: meer kansen, minder belemmeringen voor ondernemerschap (1999)

Waardering: B 1

2

Handeling: Het instellen van adviescolleges en het benoemen van voorzitters en leden van deze adviescolleges

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet adviescolleges, art. 4, art. 11 (Stb. 1996, 378)

Product: benoemingsbeschikkingen

Waardering: B 4

3

Handeling: Het informeren van de Staten-Generaal over het stimuleringsbeleid voor het midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Grondslag: Grondwet, art. 97 (voor 1953)

Grondwet, art. 104 (1953–1982)

Grondwet, art. 68 (1983–heden)

Toelichting: Het beantwoorden van Kamervragen, anderszins informeren van Kamercommissies en Kamerleden

Waardering: B 3

4

Handeling: Het beantwoorden van brieven van burgers, bedrijven en instellingen over het stimuleringsbeleid midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: brieven, nota’s, notities

Toelichting: Het behandelen van klachten of verzoeken maakt deel uit van deze handeling

Waardering: V, 5 jaar

5

Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen (subsidiebesluiten) voor het stimuleringsbeleid midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Grondslag: Algemene wet bestuursrecht, art. 7:1, art. 6:4 (sinds 1994)

Product: beschikkingen (op bezwaar)

Toelichting: Deze taak wordt (heden) uitgeoefend door de directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ), de centrale juridische stafdirectie van EZ

Waardering: V, 7 jaar

6

Handeling: Het behandelen van beroepszaken over het mkb-stimuleringsbeleid die bij bestuursrechtelijke colleges aanhangig zijn gemaakt

Periode: 1945–

Bron: Dossier Nieuwe Bewindspersonen EZ (2002, pag. 55)

Product: verweerschriften, brieven

Toelichting: Deze taak wordt (heden) uitgeoefend door de directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ), de centrale juridische stafdirectie van EZ

Waardering: V, 7 jaar

29

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van een (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: offertes, brieven, rapporten

Waardering: B 1, 2

30

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: notities, notulen, brieven

Waardering: V, 10 jaar

31

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: notities, brieven

Waardering: V, 10 jaar

32

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945 –

Product: rekeningen, declaraties

Waardering: V, 7 jaar

10

Handeling: Het delegeren en mandateren van de uitvoering van het mkb-stimuleringsbeleid aan andere bestuursorganen (intermediairs) en buitendiensten van het Ministerie van Economische Zaken

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet EZ-subsidies, art. 3 lid 5 (Stb. 1996, 180)

Mandaatregeling Ministerie van Economische Zaken 1988

Besluit mandaat, volmacht en machtiging directie Financiering en Deelnemingen EZ (Stcrt. 1999, 6)

Besluit mandaat, volmacht en machtiging directoraat-generaal Economische Structuur Ministerie van Economische Zaken (Stcrt. 1999, 40)

Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal voor Innovatie van het Ministerie van Economische Zaken (Stcrt. 2001, 73)

Besluit mandaat, volmacht en machtiging directoraat-generaal voor Ondernemingsklimaat Ministerie van Economische Zaken (Stcrt. 2001, 76)

Product: beschikkingen

Waardering: V, 10 jaar (na vervallen)

33

Handeling: Het overleggen met belangenorganisaties die actief zijn op het beleidsterrein stimulering midden- en kleinbedrijf

Periode: 1945–

Product: notulen, brieven

Waardering: B 1

Stimuleringsmaatregelen (wetgeving)

13

Handeling: Het maken, wijzigen en intrekken van wet- en regelgeving voor subsidieverlening

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ, art. 2 (Stb. 1993, 650/vervallen in 1996, Stb. 180)

Kaderwet EZ-subsidies, art. 3 (Stb. 1996, 180)

Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen, art. 8 (Stb. 1986, 123)

Product: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Toelichting: De subsidieregelingen bevatten o.a. bepalingen betreffende:

– criteria voor de verstrekking van de financiële middelen (subsidies)

– aanvraag en besluitvorming

– verplichtingen voor de aanvrager/ontvanger

– hoogte van de subsidie

– verstrekking van gegevens door aanvrager

– intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling

Waardering: B 1

14

Handeling: Het maken, wijzigen en intrekken van wet- en regelgeving voor het verlenen van kredieten, kredietgaranties, leningen en borgstellingen door de overheid

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ, art. 2 (Stb. 1993, 650/vervallen in 1996, Stb. 180)

Kaderwet EZ-subsidies, art. 3 (Stb. 1996, 180)

Product: zie overzicht Kredietregelingen in het RIO

Toelichting: De kredietregelingen bevatten o.a. bepalingen betreffende:

– criteria voor de verstrekking van de financiële middelen (kredieten)

– aanvraag en besluitvorming

– verplichtingen voor de aanvrager/ontvanger

– hoogte van de subsidie (krediet)

– verstrekking van gegevens door aanvrager

– intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling

Waardering: B 1

15

Handeling: Het (jaarlijks) vaststellen van (subsidie)plafonds voor subsidie- en kredietregelingen voor het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1996–

Grondslag: Kaderwet EZ-subsidies, art. 3 lid 3 (Stb. 1996, 180)

Awb, art. 4:22

Product: vaststelling(sregeling) subsidieplafond (bij AMvB’s of Ministeriële regeling)

Waardering: B 5

Uitvoering

16

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Product: beschikkingen

Toelichting: Adviesverlening van derden terzake van de subsidieverlening wordt geacht deel uit te maken van deze handeling

Waardering: V, 10 jaar

18

Handeling: Het toekennen en uitkeren van kredieten aan mkb-ondernemers, het geven van kredietgarantie en het afsluiten van borgstellingsovereenkomsten met banken in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Kredietregelingen in het RIO

Product: beschikkingen, overeenkomsten

Toelichting: De Minister kan een voorschot verstrekken op een vastgesteld krediet

Waardering: V, 10 jaar (na beëindiging overeenkomst)

22

Handeling: Het verlenen van ontheffingen van bepalingen uit subsidiebesluiten

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen/overzicht Kredietregelingen in het RIO

Product: ontheffingsbeschikking

Toelichting: ook van toepassing m.b.t. kredietregelingen

Waardering: V, 10 jaar

23

Handeling: Het al dan niet samen met derden uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: voorlichtingsmateriaal, brieven, rapporten

Toelichting: Dit kan o.a. in praktijk worden gebracht door het opzetten van speciale advies- en informatieplatforms waar de ondernemer terecht kan voor informatie en gerichte adviezen of het anderszins adviseren of geven van voorlichting aan ondernemers

Waardering: V, 10 jaar (1 exemplaar van het eindproduct bewaren)

24

Handeling: Het financieren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten van derden in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: brieven, rekeningen, administratieve correspondentie

Toelichting: Het betreft voorlichting en advisering aan ondernemers

Waardering: V, 7 jaar

28

Handeling: Het aangaan van een samenwerkingsverband met derden voor het uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: overeenkomsten, correspondentie

Waardering: B 5

Evaluatie en verantwoording

25

Handeling: Het periodiek evalueren van de diverse subsidie- en kredietregelingen

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet EZ-subsidies, art. 5 (Stb. 1996, 180)

Awb, art. 4:24

Product: evaluatieverslagen

Toelichting: De Minister moet op grond van de Kaderwet EZ-subsidies ten minste eenmaal in de 5 jaar een verslag publiceren over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk

Waardering: B 3

26

Handeling: Het instellen en instandhouden van een openbaar register waarin gegevens worden vermeld omtrent genomen subsidie- en kredietbeschikkingen

Periode: 1992–1997

Grondslag: Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ, art. 11(Stb. 1993, 650/vervallen in 1996, Stb. 180)

Toelichting: Het openbaar register bevat de volgende gegevens:

– de AMvB of Ministeriele regeling op grond waarvan de beschikking is genomen

– naam van de ondernemer

– het verstrekte bedrag

– datum waarop de beschikking is genomen

De gegevens blijven tenminste 1 jaar bewaard in het register. Geen gegevens worden in het register opgenomen m.b.t. beschikkingen waarbij het te verstrekken bedrag minder dan FL 10.000,– bedraagt

Waardering: V, 30 jaar

B. Actoren onder de zorg van de primaire zorgdrager

Actor: Nederlandse onderneming voor energie en milieu BV (Novem)

Uitvoering

20

Handeling: het toekennen en uitkeren van kredieten aan mkb-ondernemers in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Kredietregelingen in het RIO

Product: beschikkingen, overeenkomsten

Waardering: V, 10 jaar (na beëindiging overeenkomst)

Actor: Senter

Uitvoering

17

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Product: beschikkingen

Waardering: V, 10 jaar

20

Handeling: het toekennen en uitkeren van kredieten aan mkb-ondernemers in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Kredietregelingen in het RIO

Product: beschikkingen, overeenkomsten

Waardering: V, 10 jaar (na beëindiging overeenkomst)

28

Handeling: Het aangaan van een samenwerkingsverband met derden voor het uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: overeenkomsten, correspondentie

Waardering: B 5

23

Handeling: Het al dan niet samen met derden uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: voorlichtingsmateriaal, brieven, rapporten

Toelichting: Dit kan o.a. in praktijk worden gebracht door het opzetten van speciale advies- en informatieplatforms waar de ondernemer terecht kan voor informatie en gerichte adviezen of het anderszins adviseren of geven van voorlichting aan ondernemers

Waardering: V, 10 jaar (1 exemplaar van het eindproduct bewaren)

Actor: Innovation Relay Centre Nederland (IRC)

Uitvoering

28

Handeling: Het aangaan van een samenwerkingsverband met derden voor het uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: overeenkomsten, correspondentie

Waardering: B 5

23

Handeling: Het al dan niet samen met derden uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: voorlichtingsmateriaal, brieven, rapporten

Toelichting: Dit kan o.a. in praktijk worden gebracht door het opzetten van speciale advies- en informatieplatforms waar de ondernemer terecht kan voor informatie en gerichte adviezen of het anderszins adviseren of geven van voorlichting aan ondernemers

Waardering: V, 10 jaar (1 exemplaar van het eindproduct bewaren)

Adviescolleges

Actor: Adviescommissie CO2-reductieplan

Algemeen

34

Handeling: Het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1998–

Grondslag: Besluit subsidies CO2-reductieplan (Stb. 1998, 397)

Product: brieven, rapporten

Waardering: V, 10 jaar

Evaluatie en verantwoording

27

Handeling: Het opstellen van periodieke rapportages en het al dan niet op verzoek van de Minister van Economische Zaken opstellen van evaluatieverslagen waarin aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de eigen taakvervulling

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet adviescolleges, art. 28 lid 1, lid 2 (Stb. 1996, 378)

Product: jaarverslagen, evaluatieverslagen

Waardering: B 3

Actor: Adviescommissie milieugerichte productontwikkeling

Algemeen

35

Handeling: Het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1996–2001

Grondslag: Kredietregeling milieugerichte productontwikkeling, art. 5 lid 1 (Stcrt. 1996, 117) Product: brieven, rapporten

Waardering: V, 10 jaar

Evaluatie en verantwoording

27

Handeling: Het opstellen van periodieke rapportages en het al dan niet op verzoek van de Minister van Economische Zaken opstellen van evaluatieverslagen waarin aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de eigen taakvervulling

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet adviescolleges, art. 28 lid 1, lid 2 (Stb. 1996, 378)

Product: jaarverslagen, evaluatieverslagen

Waardering: B 3

Actor: Adviescommissie referentieprojecten milieutechnologie

Algemeen

36

Handeling: Het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1996–

Grondslag: Subsidieregeling referentieprojecten milieutechnologie, art. 5 lid 1 (Stcrt. 1996, 149)

Product: brieven, rapporten

Waardering: V, 10 jaar

Evaluatie en verantwoording

27

Handeling: Het opstellen van periodieke rapportages en het al dan niet op verzoek van de Minister van Economische Zaken opstellen van evaluatieverslagen waarin aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de eigen taakvervulling

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet adviescolleges, art. 28 lid 1, lid 2 (Stb. 1996, 378)

Product: jaarverslagen, evaluatieverslagen

Waardering: B 3

Actor: Stuurgroep bevordering videotexdiensten in het midden- en kleinbedrijf

Algemeen

37

Handeling: Het gevraagd en ongevraagd geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1989–1991

Grondslag: Beschikking (Stcrt. 1989, 142)

Product: brieven, rapporten

Waardering: V, 10 jaar

Evaluatie en verantwoording

27

Handeling: Het opstellen van periodieke rapportages en het al dan niet op verzoek van de Minister van Economische Zaken opstellen van evaluatieverslagen waarin aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de eigen taakvervulling

Periode: 1945–

Grondslag: Kaderwet adviescolleges, art. 28 lid 1, lid 2 (Stb. 1996, 378)

Product: jaarverslagen, evaluatieverslagen

Waardering: B 3

Actor: Rijksnijverheidsdienst (RND) (1945–1993)

Actor: Regionale InnovatieCentra (ICa) (1993–1999)

Uitvoering

17

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Product: beschikkingen

Waardering: V, 10 jaar

28

Handeling: Het aangaan van een samenwerkingsverband met derden voor het uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: overeenkomsten, correspondentie

Waardering: B 5

23

Handeling: Het al dan niet samen met derden uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: voorlichtingsmateriaal, brieven, rapporten

Toelichting: Dit kan o.a. in praktijk worden gebracht door het opzetten van speciale advies- en informatieplatforms waar de ondernemer terecht kan voor informatie en gerichte adviezen of het anderszins adviseren of geven van voorlichting aan ondernemers

Waardering: V, 10 jaar (1 exemplaar van het eindproduct bewaren)

Actor: Projectbureau CO2-reductieplan

Uitvoering

17

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Product: beschikkingen

Waardering: V, 10 jaar

Actor: Centrale Beoordelingscommissie

Uitvoering

20

Handeling: het toekennen en uitkeren van kredieten aan mkb-ondernemers in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Kredietregelingen in het RIO

Product: beschikkingen, overeenkomsten

Waardering: V, 10 jaar (na beëindiging overeenkomst)

Actor: Centraal (Coördinerend) Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

Uitvoering

17

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Subsidieregelingen in het RIO

Product: beschikkingen

Waardering: V, 10 jaar

19

Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken bij de beoordeling van kredietaanvragen en het uitoefenen van toezicht hierop

Periode: 1967–1989

Product: adviesrapporten, brieven

Waardering: V, 5 jaar

28

Handeling: Het aangaan van een samenwerkingsverband met derden voor het uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: overeenkomsten, correspondentie

Waardering: B 5

23

Handeling: Het al dan niet samen met derden uitvoeren van voorlichtings- en adviseringsactiviteiten in het kader van het mkb-stimuleringsbeleid

Periode: 1945–

Grondslag: zie overzicht Advies- en voorlichtingsactiviteiten in het RIO

Product: voorlichtingsmateriaal, brieven, rapporten

Toelichting: Dit kan o.a. in praktijk worden gebracht door het opzetten van speciale advies- en informatieplatforms waar de ondernemer terecht kan voor informatie en gerichte adviezen of het anderszins adviseren of geven van voorlichting aan ondernemers

Waardering: V, 10 jaar (1 exemplaar van het eindproduct bewaren)