Besluit nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs (4)

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-12-1998.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2003.
Geldend van 22-05-1991 t/m heden

Besluit van 15 april 1991, houdende een nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personen-chauffeurs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 13 maart 1991, Personeelsafdeling Centrale Diensten/U-90511 gedaan mede namens Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 15 maart 1991, nr. 91M002045 en Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 21-3-1991, nr. AB91/28/U1;

Overwegende, dat het wenselijk is om de arbeidsduur van personenchauffeurs die structureel overwerk verrichten te verlengen, onder de toekenning van een toelage, en een aparte regeling te treffen voor het overwerk;

Gelet op artikel 21, zevende lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 23, twaalfde lid, artikel 19 en artikel 25, tweede lid, Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 21, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt de maximale arbeidsduur van door Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur aangewezen ambtenaren die de functie van personenchauffeur uitoefenen met 30 uur per maand verlengd.

Artikel 2

De krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar ontvangt een maandelijkse toelage die 30 maal het voor hem geldende salaris per uur bedraagt.

Artikel 3

Buiten de voor hem geldende arbeidsduur kan aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar overwerk worden opgedragen over de periode van een kalenderjaar tot een maximum van gemiddeld 45 uren per maand.

Artikel 4

  • 1 De vergoeding voor overwerk, verricht door de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar, bestaat uit verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van het krachtens artikel 1 vastgestelde aantal arbeidsuren en een bedrag in geld, dat voor elk uur van de overschrijding 50% van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur bedraagt.

  • 2 Indien het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, wordt in plaats van verlof voor ieder uur overwerk een bedrag in geld toegekend gelijk aan het voor de ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 3 De geldende vergoeding voor overwerk kan maandelijks aan de ambtenaar worden vergoed op basis van het in de voorafgaande twaalf maanden gemiddeld per maand verrichte aantal uren overwerk. Het voortschrijdend gemiddelde wordt slechts één keer per kwartaal berekend.

  • 4 Ten aanzien van nieuw indiensttredend personeel wordt de eerste drie maanden het overwerk op declaratie basis vergoed en vervolgens op basis van de voorafgaande periode tot er een gemiddelde over twaalf maanden kan worden berekend.

  • 5 De overwerkuren die volgens het eerste lid zijn vergoed met verlof en een toeslag van 50% tellen niet mee voor de berekening van het in artikel 3 bedoelde maximum van 45 uur.

  • 6 Bij het uit dienst treden van een krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar vindt geen nacalculatie plaats van het gemiddelde aantal overuren over de voorafgaande twaalf maanden.

Artikel 5

De dagelijkse werktijd wordt als volgt vastgesteld:

  • a. Per werkdag geldt een vaste werktijd van 8 uur, waarbij de normale begin- en eindtijd liggen tussen 7.00 uur en 19.00 uur, met een lunchpauze van 0,5 uur.

  • b. De overige 1,5 uur gelden als flexibele werktijd welke (met een totaal van 30 uur per maand) wordt ingezet wanneer de dienst dat vereist.

  • c. Voor zover de diensttijd aanvangt en eindigt op het moment dat de chauffeur zijn huis verlaat, respectievelijk daar terugkeert, wordt op de dagelijkse werktijd de voor hem normale begeeftijd in mindering gebracht.

Artikel 6

Wanneer binnen de in artikel 5, sub b bedoelde flexibele werktijd gewerkt moet worden op uren genoemd in artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 wordt over deze uren de gebruikelijke vergoeding voor onregelmatige dienst toegekend.

Artikel 7

Aan de chauffeur, bij wie het gemiddeld aantal overuren (à 150%) per maand, berekend over de 24 maanden voorafgaand aan het moment van invoering, hoger is dan 45 uur, wordt gedurende een periode van 2 jaar op maandbasis een afnemend toeslagpercentage toegekend over het verschil tussen het 24 maands gemiddelde en voornoemde 45 uur. Het toeslag percentage vertoont het volgende beeld:

  • 1°. halfjaar: 80%

  • 2°. halfjaar: 60%

  • 3°. halfjaar: 40%

  • 4°. halfjaar: 20%.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt voor wat betreft de werktijdverlenging als bedoeld in artikel 1 terug tot en met 1 januari 1986.

Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 15 april 1991

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d'Ancona

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de eenentwintigste mei 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin