Besluit van 21 december 1990, houdende een nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding
voor de personenchauffeurs werkzaam bij het Ministerie van Algemene Zaken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 30
november 1990, centrale afdeling Personeel & Organisatie, nr. CPO 90-1.914, mede gedaan
door Onze Minister van Binnenlandse Zaken op 18 december 1990, DGMP/AV/R, nr. AB90/317/1;
Overwegende dat het gewenst is voor personenchauffeurs werkzaam bij het Ministerie
van Algemene Zaken een van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248) en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (Stb. 1983, 571) afwijkende regeling te treffen;
Overwegende dat het wenselijk is de gemiddelde werktijd van personenchauffeurs die
structureel overwerk verrichten te verlengen, een voorziening te treffen met betrekking
tot de bezoldiging van ambtenaren voor wie in verband met hun werkzaamheden als personenchauffeur
een verlengde arbeidstijd geldt, alsmede een nadere regeling te treffen ter zake van
door hen te verrichten overwerk;
Gelet op artikel 21, zevende en achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en artikel 19, artikel 23, twaalfde lid en artikel 25, eerste en tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984 (BBRA 1984);
Hebben goedgevonden en verstaan: