Toelichting op het schema
[Regeling vervallen per 01-02-2008]
Ad 1) Om te kunnen beoordelen of de Wjsg van toepassing is op de voorgenomen verstrekking, moeten de te verstrekken gegevens
voldoen aan de definitie van strafvorderlijke gegevens (zie ook hoofdstuk I). Is dat niet het geval, dan zal op basis van de Wbp moeten worden bezien of er sprake is van persoonsgegevens. Zo ja, dan is de Wbp van toepassing mits aan de in die wet uiteengezette voorwaarden is voldaan. Is dat niet het geval, dan zal op basis van
art. 13 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) moeten worden beoordeeld of de geheimhoudingsverplichting van de leden van
het Openbaar Ministerie kan worden doorbroken.
Ad 2) Indien een wettelijke verplichting bestaat om informatie te verstrekken, vindt
verder geen beoordeling op basis van de Wjsg plaats. Van de verzoeker kan in beginsel worden verlangd de wettelijke verplichting
op basis waarvan het Openbaar Ministerie zou moeten verstrekken, aan te geven. De
wijze waarop aan de verplichting invulling wordt gegeven (welke gegevens, termijnen
enz.) dient te worden beoordeeld aan de hand van de wet die de verplichting schept.
Zie over dit onderwerp tevens hoofdstuk VIII.
Ad 3) Indien geen wettelijk verplichting bestaat om te verstrekken, dient sprake te
zijn van noodzakelijkheid voor een goede taakvervulling van het Openbaar Ministerie.
De taak van het Openbaar Ministerie waarnaar wordt verwezen in de Wjsg is vastgelegd in art. 124 Wet RO. Een nadere uitwerking van die taak door het Openbaar Ministerie met betrekking tot
de verstrekking van strafvorderlijke gegevens is te vinden in deze aanwijzing. Met
name hoofdstuk IV § 4 vormt een invulling van die taak. Het behoort in beginsel tot de taak van het Openbaar
Ministerie aan de aldaar genoemde instanties te verstrekken onder de overige voorwaarden
die de Wjsg en deze aanwijzing stellen.
Ad 4) De vraag of met verstrekking een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend,
heeft ten doel een afweging te bewerkstelligen tussen de privacybelangen die worden
geschaad bij verstrekking van informatie en het doel waarvoor die privacyinbreuk plaatsvindt.
Gelet op artikel 8, tweede lid, van het EVRM dient onder het begrip ‘zwaarwegend algemeen
belang’ te worden verstaan het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid
of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare
feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de
rechten en vrijheden van anderen. Vanwege het zwaarwegend algemeen belang «bescherming
van de rechten van anderen» kunnen strafvorderlijke gegevens voor derden van belang
zijn voor doelen die los staan van de strafrechtspleging (zie TK 28886, nr 3).
Ad 5) Op verstrekkingen op basis van art. 39g Wjsg (wettelijke restcategorie) na, dient er bij iedere verstrekking aan derden voor buiten
de strafrechtspleging gelegen doeleinden die niet plaatsvindt op basis van een wettelijke
verplichting, een doel te worden nagestreefd dat is genoemd in art. 39f lid 1 sub a t/m f Wjsg. Indien het doel niet is genoemd, is verstrekking op basis van art. 39f Wjsg niet mogelijk. Op het verstrekken van informatie op basis van art. 39g Wjsg zal in hoofdstuk V nader worden ingegaan.
Ad 6) Indien de potentiële ontvanger niet is genoemd in hoofdstuk IV § 4 van deze aanwijzing, bestaat er in beginsel geen grond om te verstrekken. In incidentele
gevallen kan er gebruik worden gemaakt van de categorie ‘overige ontvangers’. Zie
voor verstrekkingen op die basis hoofdstuk IV § 5.
Ad 7) Onder de verdediging van een recht in rechte moet worden verstaan de situatie
dat de ontvanger reeds in rechte is betrokken of een ander in rechte heeft betrokken.
Ook de situatie dat iemand informatie nodig heeft om een ander in rechte te betrekken
(bijvoorbeeld ten behoeve van het opstellen van een civiele dagvaarding) dient hieronder
te worden verstaan. Als verzoeker slechts wil beoordelen of iemand in rechte zal worden
betrokken, biedt art. 39f lid 2 sub a Wjsg geen grondslag om te ontvangen.
Ad 8) Zie 4)
Ad 9) De vraag of sprake is van een ‘standaardverstrekking’ is van belang om te weten
of een voorgenomen verstrekking al dan niet aan de privacy-helpdesk PaG (zie hoofdstuk III en hoofdstuk IV § 6) moet worden voorgelegd. In hoofdstuk IV § 7 is uiteen gezet welke verstrekkingen
aan welke ontvangers standaard zijn.
Ad 10) Een contra-indicatie maakt een verstrekking altijd niet standaard (zie hoofdstuk IV § 2).