2.2.3. Kraamzorg
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet zijn bepaalde vormen van zorg vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting, ongeacht
of daarmee winst wordt beoogd. Kraamzorg valt alleen onder de vrijstellingsbepaling
als geen winst wordt beoogd (zie artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de wet juncto artikel 7 en bijlage B, onderdeel b, post 9, van het uitvoeringsbesluit). Dat leidt er toe dat kraamzorg, als daarmee winst wordt beoogd, niet is vrijgesteld.
Gezien de reikwijdte van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet en gelet op jurisprudentie van het Hof van Justitie, vind ik deze beperking van de
vrijstelling voor kraamzorg niet wenselijk.
Goedkeuring
Ik keur daarom goed, vooruitlopend op aanpassing van de regelgeving, dat op het verlenen
van kraamzorg waarmee winst wordt beoogd, de in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 2°, van de wet opgenomen vrijstelling wordt toegepast. De vrijstelling is alleen van toepassing
voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg. Dit betekent dat een ondernemer die,
al dan niet op eigen naam, bemiddelt bij het verlenen van kraamzorg, de vrijstelling
niet kan toepassen op zijn bemiddelingsdienst. Als de betaling door de cliënt voor
de daadwerkelijke kraamzorg via de bemiddelaar loopt, hoeft de bemiddelaar geen omzetbelasting
te voldoen over de voor het verlenen van daadwerkelijke kraamzorg doorbetaalde gelden.