Regeling provinciale risicokaart

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Regeling provinciale risicokaart

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6a, derde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Op de risicokaart worden met inachtneming van de artikelen 3 en 4 de in de provincie aanwezige plaatsgebonden en geografisch te onderscheiden risico’s vermeld met betrekking tot de volgende categorieën rampen:

    • a. ongevallen met brandbare of explosieve stoffen in inrichtingen of tijdens het transport;

    • b. ongevallen met giftige stoffen in inrichtingen of tijdens het transport;

    • c. kernongevallen;

    • d. luchtvaartongevallen;

    • e. ongevallen op water;

    • f. verkeersongevallen op land;

    • g. ongevallen in een tunnel;

    • h. brand in een groot gebouw;

    • i. instorting van een groot gebouw;

    • j. paniek in een menigte;

    • k. verstoring van de openbare orde;

    • l. overstroming;

    • m. natuurbrand.

  • 2 Op de risicokaart worden tevens de in het eerste lid genoemde risico’s in de aangrenzende provincie vermeld binnen een afstand van ten minste15 kilometer van de provinciegrens.

Artikel 3

Artikel 4

  • 1 Op de risicokaart worden de in bijlage III genoemde gebouwen en objecten vermeld die voldoen aan de daarbij vermelde voorwaarden.

Artikel 5

De colleges van burgemeester en wethouders maken voor levering van de gegevens aan gedeputeerde staten gebruik van het systeem van elektronische invoer dat ook wordt gebruikt voor de levering van de gegevens aan het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu ten behoeve van het openbare register, bedoeld in artikel 12.12 van de Wet milieubeheer.

Artikel 6

Gedeputeerde staten vermelden de door het college van burgemeester en wethouders, het bestuur van een waterschap of de Minister van Verkeer en Waterstaat geleverde gegevens op de risicokaart, nadat het college, het bestuur respectievelijk de minister heeft bevestigd dat de geleverde gegevens op de juiste wijze zijn verwerkt.

Artikel 7

  • 1 Indien op de risicokaart vermelde gegevens die afkomstig zijn van de gemeente niet langer juist zijn, levert het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken na het tijdstip waarop de gegevens zijn gewijzigd, de nieuwe gegevens aan gedeputeerde staten.

  • 2 Indien in het overleg, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet, blijkt dat de inventarisatie van risico’s die ten grondslag ligt aan het risicoprofiel van de veiligheidsregio afwijkt van de door de colleges van burgemeester en wethouders geleverde gegevens die op de risicokaart worden weergegeven, levert het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van wie de gegevens afkomstig zijn, gedeputeerde staten binnen vier weken aangepaste gegevens.

Artikel 8

  • 1 Gedeputeerde staten produceren de risicokaart overeenkomstig het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde functioneel ontwerp, waarin de uitgangspunten en de specificaties voor het informatiesysteem voor het landelijk model van de risicokaart zijn beschreven.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen van het functioneel ontwerp afwijken indien de afwijking op de risicokaarten van alle provincies wordt toegepast.

  • 3 Gedeputeerde staten dragen er zorg voor dat op de risicokaart niet de afstanden worden getoond, waarbinnen doden en/of gewonden kunnen vallen, in het geval zich een ongeval voordoet met de in artikel 3, eerste lid, bedoelde stoffen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Bijlage I. , bedoeld in artikel 3, eerste lid

Categorie

Categorie-omschrijving

Risicokaart-relevante drempelwaarde

Opslag verpakte gevaarlijke stoffen

Inrichtingen waarin verpakte bestrijdingsmiddelen in emballage worden opgeslagen.

Hoeveelheid welke ≥ 2.500 kg is per opslagplaats.

Ammoniakkoel- of vriesinstallatie

Inrichtingen waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is.

Hoeveelheid welke ≥ 200 kg ammoniak is per installatie.

Vervoersbedrijf

Inrichtingen bestemd voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen (al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten). Het betreft verzamelplaatsen waar te vervoeren gevaarlijke stoffen geparkeerd mogen worden.

Hoeveelheid welke ≥ 10.000 kg gevaarlijke stoffen is.

Propaan en

(vloeibaar) brandbaar gas

Inrichtingen waar propaan of een vloeibaar gemaakt brandbaar gas wordt opgeslagen in een reservoir.

Hoeveelheid welke ≥ 3.000 liter is.

     
 

Gassen

 

Oxiderende gassen

Inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aanwezig is met oxiderende (vloeibaar gemaakte) gassen.

Hoeveelheid welke ≥ 20.000 liter is (per tank of procesinstallatie).

Gasdrukregel- en meetstations

Inrichtingen waar een gasdrukregel- en meetstation aanwezig is.

 

Vulstations voor propaan en butaan

Inrichtingen waar gasflessen met propaan en/of butaan door middel van een vulstation worden gevuld, indien bij deze inrichting een tank met propaan en/of butaan aanwezig is.

Hoeveelheid welke ≥ 3.000 liter is (volume van alleen de voorraadtank).

Gasflessendepot

Inrichtingen waar gasflessen worden opgeslagen (gasflessendepot).

Hoeveelheid (som van alle flessen) welke ≥ 10.000 liter is.

Zeer giftige gassen

Inrichtingen waar een gasfles, tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een zeer giftig (vloeibaar gemaakt) gas.

Hoeveelheid welke ≥ 15 liter is (per gasfles, tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Giftige gassen

Inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een giftig (vloeibaar gemaakt) gas.

Hoeveelheid welke ≥ 150 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Overige gevaarlijke gassen

Inrichtingen waar een tank, tankwagen boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een gasvormige gevaarlijke stof.

Hoeveelheid welke ≥ 20.000 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

     
 

Vloeistoffen

 

Licht ontvlambare vloeistoffen

Inrichtingen waar een bovengrondse tank, tankwagen , boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een (licht) ontvlambare vloeistof.

Hoeveelheid welke ≥ 20.000 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Brandbare vloeistoffen

Inrichtingen waar een bovengrondse tank of procesinstallatie aanwezig is met een vloeistof met een vlampunt hoger dan 55 graden Celsius.

Hoeveelheid welke ≥ 150.000 liter is (per tank of procesinstallatie).

Zeer giftige vloeistoffen

Inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een zeer giftige vloeistof.

Hoeveelheid welke ≥ 200 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Giftige vloeistoffen

Inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een giftige vloeistof.

Hoeveelheid welke ≥ 2.000 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Vloeistoffen die zeer giftige gassen kunnen vormen

Inrichtingen waar een tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie aanwezig is met een vloeistof die zeer giftige gassen kan vormen.

Hoeveelheid welke ≥ 20 liter is (per tank, tankwagen, boxcontainer of procesinstallatie).

Vloeistoffen die giftige gassen kunnen vormen

Inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aanwezig is met een vloeistof die vergiftige gassen kan vormen.

Hoeveelheid welke ≥ 200 liter is (per tank of procesinstallatie).

Overige gevaarlijke vloeistoffen

Inrichtingen waar een tank of procesinstallatie aanwezig is met een vloeibare gevaarlijke stof.

Hoeveelheid welke ≥ 150.000 liter is (per tank of procesinstallatie).

     
 

vaste stoffen

 

Zeer giftige vaste stof

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening voor los gestort materiaal aanwezig is met een zeer giftige vaste stof

Hoeveelheid welke ≥ 200 kg is (per silo of andere gesloten opslagvoorziening).

Giftige vaste stof

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening voor los gestort materiaal aanwezig is met een giftige vaste stof

Hoeveelheid welke ≥ 2.000 kg is (per silo of andere gesloten opslagvoorziening).

Vaste stoffen die zeer giftige gassen kunnen vormen

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening voor los gestort materiaal aanwezig is met een stof die zeer giftige gassen kan vormen.

Hoeveelheid welke ≥ 200 kg is (per silo of andere gesloten opslagvoorziening).

Vaste stoffen die giftige gassen kunnen vormen

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening voor los gestort materiaal aanwezig is met een stof die giftige gassen kan vormen.

Hoeveelheid welke ≥ 2.000 kg is (per silo of andere gesloten opslagvoorziening).

Overige onbrandbare vaste gevaarlijke stof

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening aanwezig is met een onbrandbare vaste gevaarlijke stof.

Hoeveelheid welke ≥ 1.500.000 liter (=1.500 m3 ) is (per silo of andere opslagvoorziening).

Stofexplosie

Inrichtingen waar een silo of een andere gesloten opslagvoorziening zonder adequate drukontlasting voor los gestort materiaal aanwezig is waar een voor stofexplosie gevaarlijke atmosfeer aanwezig is.

Hoeveelheid welke ≥ 100.000 liter (=100 m3) is (per silo of andere opslagvoorziening).

     
 

Brandgevaar

 

Organische peroxiden,

opslaggroep 2 en 3

Inrichtingen waar organische peroxiden, opslaggroep 8 overeenkomstig Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen worden opgeslagen.

Opslagplaats heeft grootte van ≥ 100 m2

brandbare vaste stoffen

Grote buitenopslagen van fusten, pallets, kratten of vaten, waarbij de brandbare stof 50% of minder van het volume inneemt.

Hoeveelheid welke ≥ 1000 m2 grondoppervlak is.

     
 

Overig

 

Geparkeerde vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen.

Aangewezen (parkeer) locaties waar vervoerseenheden beladen met gevaarlijke stoffen worden geparkeerd

Voor zover op de aangewezen (parkeer-)locatie ≥ 10.000 kg gevaarlijke stoffen gelijktijdig aanwezig mag zijn.

Bijlage II. , bedoeld in artikel 3, tweede lid

 

Voorwaarde voor opname op de risicokaart

1. Tunnels

Alle weg-, spoor-, tram-, lightrail- en metrotunnels langer dan 250 m.

2. Vliegvelden

1. Vliegvelden waarvoor zgn. LVL-maatscenario geldt.

2. Militaire (oefen)terreinen voor vliegtuigen en helikopters.

3. Waterwegen en water(sport)gebieden

1. Vaarroutes voor schepen met minstens 25 opvarenden.

2. Zeehavens voor schepen met minstens 25 opvarenden.

3. Watersportgebieden met meer dan 2000 ligplaatsen voor pleziervaartuigen in open binnenwater van meer dan 500 ha.

4. Wadlooproutes voor groepsgrootten van minimaal 25 personen.

5. Aanlandingslocaties indien zij worden vermeld in een rampenplan, rampbestrijdingsplan, coördinatieplan of calamiteitenplan.

4. Wegen en spoorwegen

1. Autosnelwegen.

2. Overige rijks(auto)wegen.

3. Provinciale autowegen.

4. Spoorlijnen voor intercity of ICE-verkeer.

5. Spoorlijnen voor hogesnelheidsverkeer.

5. Evenementen- en activiteitenlocaties

Locatiespecifieke en periodieke evenementen met bijeenkomsten van minstens 5000 personen per keer op een gedefinieerd, beperkt gebied.

6.Geologische structuren

Gebieden c.q. plaatsen waar bevingen kunnen optreden met een intensiteit van VI of hoger op de Europese Macroseismische Schaal (EMS).

7. Overstromingsgebieden

1. Door primaire of regionale waterkeringen beschermde gebieden, waarbij een scenario wordt getoond van falen van deze waterkeringen omstreeks maatgevende omstandigheden.

2. Overstroombare gebieden langs rivieren, beken, meren, estuaria en kustwateren die niet door een genormeerde waterkering worden beschermd, voor een scenario met een terugkeertijd van 10, 100 onderscheidenlijk 1000 jaar.

3. Bergingsgebieden in de zin van de Waterwet.

8. Natuurgebied

1. Gemengd bos en naaldbosgebied met een aaneengesloten omvang van minstens 100 ha.

2. Heide, (hoog)veen- en duingebied met een aaneengesloten omvang van minstens 100 ha.

Bijlage III. , bedoeld in artikel 4, eerste lid

 

Voorwaarde voor opname op de risicokaart

1. Gebouwen met een woonfunctie

 

Tehuizen

Alle

Kloosters/abdijen

Alle

Gevangenissen

Alle

Bejaardenoorden

Alle

Asielzoekerscentra

Alle

2. Gebouwen met een logiesfunctie

Hotel

> 10 personen

Pension/nachtverblijf

> 10 personen

Dagverblijf

> 50 personen

Kampeerterrein

> 250 personen

Jachthaven

> 250 personen

3. Gebouwen met een onderwijsfunctie

Onderwijsinstelling (leerl. < 12 jr.)

Alle

Onderwijsinstelling (leerl. > 12 jr.)

> 250 personen

Kinderdagverblijf

> 50 personen

4. Gezondheidszorggebouwen

Klinieken (poli-, psychiatrische)

Alle

Ziekenhuizen

Alle

Verpleegtehuizen

Alle

5. Bedrijfsgebouwen

Kantoren,

> 250 personen

Fabrieken

> 250 personen

Loods, veem, opslagplaats

> 1000 m2

Studio's (bijv. opname TV)

Alle

6. Gebouwen voor wegverkeer

Garage-inrichting (alleen opslag / stalling)

> 1000 m2

7. Objecten met een publieksfunctie

Theater, schouwburg, bioscoop, aula

> 250 personen

Museum, bibliotheek

> 250 personen

Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum

> 250 personen

Gebedshuis

> 250 personen

Tentoonstellingsgebouw

> 250 personen

Cafés, discotheek, restaurant

> 250 personen

Sporthal, stadion

> 250 personen

Zwembad

alle

Winkelgebouwen

> 500 personen

Stationsgebouwen

> 1000 m2

Tijdelijke bouwsels

> 250 personen

 

Alle gebouwen vanaf 25 verdiepingen

>24 verdiepingen

Bijlage IV. , bedoeld in artikel 4, tweede lid

  • 1. Omvang van de overstroming.

  • 2. Waterdiepte.

  • 3. Stroomsnelheid of het betrokken waterdebiet, indien van toepassing.

  • 4. Het indicatieve aantal potentieel getroffen inwoners.

  • 5. Type economische bedrijvigheid in een overstromingsgebied.

  • 6. Installaties als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie ter bestrijding van verontreiniging, die in geval van overstroming voor incidentele verontreiniging kunnen zorgen.

  • 7. Beschermde gebieden als bedoeld in bijlage IV bij Richtlijn 2000/60/EG, punt 1, onderdeel i, iii en v, die getroffen kunnen worden.