8. Verlenen toestemming tot meevoeren automatisch vuurwapen door AOE
[Regeling vervallen per 20-11-2009]
Artikel 9, van de Bewapeningsregeling politie bepaalt dat de bewapening van een ambtenaar die behoort tot een AOE mede bestaat
uit een automatisch vuurwapen. Het gebruik en meevoeren van dit wapen is vervolgens
geregeld in artikel 8 van de Ambtsinstructie.
Artikel 8, van de Ambtsinstructie regelt het gebruik en meevoeren van een vuurwapen waarmee automatisch vuur kan worden
afgegeven. Het gebruik van een vuurwapen waarmee automatisch vuur kan worden afgegeven,
is ingevolge het eerste lid van dit artikel slechts geoorloofd tegen personen en tegen
vervoermiddelen waarin of waarop zich personen bevinden, in een situatie waarin sprake
is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf.
Ingevolge het tweede lid, onder a, van dit artikel mag een automatisch vuurwapen worden
meegevoerd bij het verrichten van een aanhouding van een persoon van wie redelijkerwijs
mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd vuurwapen
bij zich heeft en dit tegen personen zal gebruiken. Ingevolge het bepaalde in de Bewapeningsregeling
politie, kunnen bij een dergelijke aanhouding alleen ambtenaren die behoren tot een
AOE beschikken over een automatisch vuurwapen. Artikel 8, derde lid, van de Ambtsinstructie bepaalt vervolgens dat in het hierboven genoemde geval een automatisch vuurwapen
slechts mag worden meegevoerd na toestemming van de officier van justitie.
Artikel 8, tweede lid, onder b, van de Ambtsinstructie voorziet in de mogelijkheid dat bij het bewaken en beveiligen van personen en objecten
een automatisch vuurwapen mag worden meegevoerd. De werkzaamheden van de AOE’s, zoals
genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, c en d, van het Bbrp vallen hieronder. Artikel 8, vierde lid, van de Ambtsinstructie bepaalt vervolgens dat bij het bewaken en beveiligen van personen en objecten slechts
een automatisch vuurwapen mag worden meegevoerd na toestemming van het bevoegd gezag.
In paragraaf 5 is uiteen gezet wie in voorkomende gevallen optreedt als bevoegd gezag.
Een van de uitgangspunten van de herziening van het stelsel van speciale eenheden
is het vereenvoudigen van het aansturingsmodel en de procedures, zodat de besluitvorming
kan worden versneld. Een aspect van deze vereenvoudiging vormt het vervallen van de
ministeriële machtiging voor het meevoeren van automatische wapens. In de praktijk
is gebleken dat de afweging zoals die ingevolge artikel 8, derde lid, door het Openbaar Ministerie en ingevolge artikel 8, vierde lid, en artikel 9, vierde lid door het bevoegd gezag wordt gemaakt, voldoende zorgvuldig is. De noodzaak van afgifte
van een ministeriële machtiging is hierdoor komen te vervallen. Dit betekent dat de
persoon die bevoegd is te beslissen over de inzet van een AOE ook bevoegd is te beslissen
over de toestemming tot het meevoeren van het automatisch vuurwapen. De taken waarvoor
deze wapens mogen worden meegevoerd (artikel 8, tweede lid, van de Ambtsinstructie) en de criteria voor het gebruik van deze wapens (artikel 8, eerste lid van de Ambtsinstructie) blijven ongewijzigd. Hiermee blijft de zorgvuldigheid met betrekking tot het aanwenden
van deze wapens ten behoeve van de politietaak gewaarborgd.