Instructie incasso teruggevorderde huursubsidies
1. Inningsproces
1.1. Het CJIB verstuurt voor alle nieuwe vorderingen een eerste aanschrijving voor
het volledige terug te vorderen bedrag met daaraan een acceptgirokaart (OLA) gehecht.
1.2. Wanneer een schuldenaar het verschuldigde bedrag op de eerste aanschrijving niet
binnen de betalingstermijn van vier weken heeft betaald, dan wordt hij hiertoe door
het CJIB schriftelijk aangemaand. Hij krijgt dan vier weken de tijd om het verschuldigde
bedrag alsnog te betalen.
1.3. Aan de schuldenaar worden door het CJIB geen aanmaningskosten in rekening gebracht.
1.4. Als betaling ook na de in de aanmaning gestelde termijn uitblijft, dan krijgt
de schuldenaar schriftelijk bericht van het CJIB waarin de overdracht naar de belastingdeurwaarder
wordt aangekondigd. De schuldenaar krijgt een laatste termijn van drie weken om te
betalen om deze overdracht te voorkomen.
1.5. Er wordt aan de schuldenaar geen wettelijke rente (uitgekeerd en niet) in rekening
gebracht.
2. Incassoproces
2.1. Het CJIB maakt een dwangbevel aan en draagt deze ter betekening en, zo nodig,
ter executie over aan de ontvanger van de rijksbelastingen en de belastingdeurwaarder
van de rijksbelastingen.
2.2. De selectie van belastingdeurwaarders gebeurt op door de belastingdienst aangegeven
wijze.
2.3. De belastingdeurwaarder gaat zo spoedig mogelijk over tot betekening van het
dwangbevel aan degene tot wie het dwangbevel zich richt.
2.4. De schuldenaar kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen
bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen het kantoor is gevestigd van de
met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
2.5. De belastingdeurwaarder handelt een zaak in beginsel binnen een termijn van één
jaar af.
2.6. De kosten voor het verrichten van werkzaamheden voor de invordering, waaronder
de kosten voor het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel
worden conform de Kostenwet Invordering Rijksbelastingen door de belastingdeurwaarder in rekening gebracht bij de schuldenaar.
2.7. De belastingdeurwaarder meldt de afloop van de incasso op een afgesproken wijze
aan het CJIB.
3. Betalingsregelingen
3.1. Op verzoek van de schuldenaar kan in de inningsfase met het CJIB een standaard
betalingsregeling worden getroffen. Een betalingsregeling bestaat uit gelijke maandelijkse
termijnen.
3.2. Het CJIB staat schuldenaar op basis van onderstaand schema een standaardregeling
toe. De schuldenaar wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Dit schrijven
gaat vergezeld van een ‘verzoek om machtiging voor automatische incasso’.
De standaard betalingsregeling:
vorderingen t/m
|
€
|
120,00
|
|
ineens;
|
vorderingen van
|
€
|
120,00
|
tot € 300,00
|
in maximaal 6 maanden;
|
vorderingen van
|
€
|
300,00
|
tot € 600,00
|
in maximaal 12 maanden;
|
vorderingen van
|
€
|
600,00
|
tot € 900,00
|
in maximaal 18 maanden;
|
vorderingen van
|
€
|
900,00
|
tot € 1.200,00
|
in maximaal 24 maanden;
|
vorderingen van
|
€
|
1.200,00
|
tot € 1.500,00
|
in maximaal 30 maanden;
|
vorderingen van
|
€
|
1.500,00
|
en groter
|
in maximaal 36 maanden.
|
3.3. Wanneer een schuldenaar geen machtiging tot automatisch betaling verstrekt, dan
wordt hem door het CJIB per termijn een OLA toegezonden. Op de OLA is de uiterste
betalingstermijn aangegeven.
3.4. Bij uitzondering kan onder voorwaarden van de standaardregeling worden afgeweken.
Dan wordt beoordeeld of de zogenaamde verruimde standaardregeling kan worden toegepast.
3.5. Naar aanleiding van een verzoek om afwijking van de verruimde standaardregeling
kan de schuldenaar een zogenaamd Formulier Financiële Positie worden toegezonden.
Hierop wordt informatie gevraagd over onder andere de volgende onderwerpen: gezinssamenstelling,
netto inkomen en bijzondere uitgaven/schulden. Deze informatie moet door de schuldenaar
worden gestaafd met relevante bewijsstukken. Op basis van een berekening van de draagkracht
wordt vervolgens beoordeeld of schuldenaar in aanmerking komt voor een individuele
betalingsregeling. Het CJIB stelt de aflossingstermijnen vast. Een draagkrachtberekening
kan leiden tot het vaststellen van een hogere aflossingstermijn dan het geval is bij
een (verruimde) standaardbetalingsregeling. In dat geval kan de schuldenaar niet meer
kiezen voor de meest gunstige regeling.
Indien blijkt dat na een beoordeling van een FFP een betalingsregeling langer dan
60 maanden zal lopen, wordt er een betalingsregeling van 60 maanden aangeboden met
een OLA in de toekomst (5 jaar na aanvang betalingsregeling) voor het restantbedrag
wat overblijft na de betalingsregeling (daarna kan dan opnieuw een betalingsregeling
worden afgesproken).
3.6. Wanneer de betalingsregeling niet volgens de vastgestelde termijnen wordt nagekomen,
dan wordt de schuldenaar schriftelijk in kennis gesteld dat dit consequenties kan
hebben voor voortzetting van de betalingsregeling.
3.7. Wanneer voor de tweede maal binnen een periode van twaalf maanden de regeling
niet wordt nagekomen, dan wordt de betalingsregeling afgebroken. De vordering wordt
dan opeisbaar en de schuldenaar krijgt een termijn van drie weken om het nog openstaande
bedrag in een keer over te maken.
3.8. Wanneer betaling van het volledige bedrag uitblijft, dan wordt de vordering zonder
voorafgaande waarschuwing overgedragen aan de belastingdeurwaarder.
3.9. Beslissingen met betrekking tot toekennen of afwijzen van het verzoek om een
betalingsregeling zijn voor bezwaar en beroep vatbaar. Deze worden door het CJIB in
behandeling genomen.
4. Bijzondere omstandigheden
4.1. Minnelijke schuldregeling
4.1.1. schuldbemiddeling
Vanwege een schuldensituatie kan een schuldenaar middels een schuldbemiddelingsinstantie
een schuldregeling voorstellen. Een schuldbemiddelingsvoorstel kan een 100% voorstel
zijn, maar ook een regeling voor 3 jaar met een gedeeltelijke kwijtschelding. Het
CJIB kan dergelijke voorstellen na beoordeling accepteren.
4.1.2. schuldsanering
Schuldsanering is het volledig oplossen van een schuldenpakket door het verstrekken
van een saneringskrediet. In eerste instantie kan door de Gemeentelijke Kredietbank,
Bureau Schuldsanering, Gemeentelijke Sociale Dienst of een advocatenkantoor een krediet
worden verstrekt waarmee een bepaald percentage van de schulden kan worden voldaan
tegen finale kwijting, het zgn. minnelijk akkoord. Schuldsaneringsvoorstellen door
particulieren en particuliere instanties worden niet geaccepteerd.
4.2. Wettelijke schuldsanering (WSNP)
De schuldenaar kan een aanvraag indienen bij de rechtbank toegelaten te worden tot
het wettelijke traject van de schuldsanering. Het CJIB dient bij toelating de vordering
ter verificatie in bij de bewindvoerder. Als de schuldsanering is afgehandeld en er
is een schone lei verklaring afgegeven dan wordt de vordering buiten invordering gesteld.
4.3. Faillissement
Als de schuldenaar in staat van faillissement verkeert, dan wordt de vordering door
het CJIB ter verificatie bij de curator aangemeld. Na plaatsing op de lijst van erkende
schuldeisers wordt de vordering definitief buiten invordering gesteld.
4.4. Overlijden
Wanneer een schuldenaar is overleden wordt de (restant-)vordering buiten invordering
gesteld.
4.5. Echtscheiding
Wanneer de schuldenaar scheidt van een huwelijks- of geregistreerd partner richt het
CJIB zijn innings- en incasso-activiteiten uitsluitend op de schuldenaar en niet op
de ex-partner.
4.6. Vertrokken onbekend waarheen.
Wanneer na bevraging bij de Landelijk Raadpleegbare Directory (LRD) blijkt dat de
schuldenaar geen bekend woon- of verblijf adres in Nederland heeft, dan wordt de vordering
buiten invordering gesteld.
4.7. Vertrokken naar het buitenland
Als van de schuldenaar een adres in het buitenland bekend is, dan wordt de inning
in het buitenland voortgezet. Wanneer geen adres bekend is, dan wordt de vordering
buiten invordering gesteld.
4.8. Kwijtschelding
Vanuit kosten baten overweging worden restant vorderingen van minder dan €10,00 kwijtgescholden.
Het CJIB heeft de bevoegdheid om schuldenaren in nader te omschrijven omstandigheden
de vordering kwijt te schelden.
4.9. Definitief buiten invordering
In de volgende gevallen geldt de regel dat de vordering definitief buiten invordering
wordt gesteld:
-
– de schuldenaar is vertrokken onbekend waarheen (VOW/Emigratie);
-
– bij overlijden van de schuldenaar;
-
– bij echtscheiding, indien geen verhaal meer mogelijk is;
-
– als de vordering is verjaard;
-
– nadat in een faillissement de vordering ter verificatie is ingediend en deze is geplaatst
op de lijst van erkende schuldeisers;
-
– nadat een minnelijke schuldregeling is afgehandeld en er een bepaald percentage is
ontvangen;
-
– nadat de wettelijke schuldsanering is afgehandeld en er een schone lei situatie van
toepassing is;
-
– zaken die via de deurwaarder worden geretourneerd, omdat de schuldenaar geen verhaalsmogelijkheden
biedt.
4.10. Overige situaties waarin deze richtlijn niet voorziet worden afgestemd met de
Directie Beleidsontwikkeling van Wonen, Wijken en Integratie.
4.11. Samenloop van vorderingen.
Wanneer van een schuldenaar over verschillende tijdvakken huursubsidie wordt teruggevorderd,
dan worden deze bedragen als er sprake is van een (verzoek tot) betalingsregeling
in beginsel bij elkaar opgeteld.
5. Fraudezaken
5.1. Als uit een onderzoek van de Inlichtingen- en Opsporings Dienst (IOD) van VROM
is gebleken dat een schuldenaar opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt op het
aanvraagformulier, dan is er sprake van fraude. De mogelijkheid bestaat om hiervoor
onder andere een administratieve boete op te leggen. De vordering op de schuldenaar
bestaat dan uit twee componenten te weten een boetedeel en een terugvorderingdeel.
6. Communicatie
6.1. Informatieverstrekking, klachten
Het CJIB is voor de schuldenaar de aan te schrijven organisatie. Dit betekent dat
algemene vragen, klachten die betrekking hebben op de behandeling van de zaak m.b.t.
inning en incasso, verzoeken en klachten betreffende betalingsregelingen enzovoort,
in eerste instantie door het CJIB worden beoordeeld en behandeld. Indien gewenst kan
het CJIB nadere informatie opvragen bij VROM.
6.2. Telefonische en schriftelijke vragen en/of klachten die specifiek de inhoudelijkheid
van de zaak betreffen en geen enkel verband hebben met de door het CJIB gehanteerde
procedures, zullen ter verdere behandeling worden doorgezonden aan VROM. In beginsel
schorst correspondentie de inning niet.
7. Verantwoordelijkheid
VROM houdt te allen tijde de bevoegdheid om de overeengekomen terugvorderingactiviteiten
van het CJIB te toetsen aan de geldende afspraken.