Basisselectiedocument p-dossier is mens-en-werk 1945–
Zorgdrager(s):
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Algemene Zaken
Hoge Colleges van Staat
Algemene Rekenkamer
Kabinet der Koningin
Kanselarij der Nederlandse Orden
Nationale ombudsman
Raad van State
Minister van Buitenlandse Zaken
Minister van Economische Zaken
Minister van Financiën
Minister van Justitie
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Minister van Verkeer en Waterstaat
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Basisselectiedocument op het deelbeleidsterrein van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier.
1 februari 2007
Lijst van afkortingen
ABD: Algemene Bestuursdienst
BSD: Basisselectiedocument
DBZV: Dienst buitenlandse zaken voorzieningenstelsel
IF: Interim functie
IKAP: Individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket
KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap
NA: Nationaal Archief
PCDIN: Permanente Commissie documentaire informatieverzorging
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
RAI: Rijksarchiefinspectie
RvC: Raad voor Cultuur
Stcrt.: Staatscourant
WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wbp: Wet bescherming persoonsgegevens
WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (vervangt per 1/1/2006 de WAO)
Toelichting op begrippen
Actor: Overheidsorgaan of particuliere organisatie of persoon die een rol speelt of werkzaam
is op een beleidsterrein. Een actor heeft formele bevoegdheid tot het verrichten van
rechtshandelingen. Deze bevoegdheden zijn gebaseerd op attributie en delegatie. Bij
PIVOT is een overheidsactor gelijk aan een overheidsorgaan.
Handeling: Een handeling is een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van
een product, dat de actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een
bevoegdheid.
Waardering: Vaststellen van de bewaartermijn van een document.
Formeel: activiteit binnen de selectie waarbij door bestudering van de context van archiefbescheiden
wordt bepaald welke categorieën archiefbescheiden voor tijdelijke dan wel blijvende
bewaring in aanmerking komen, al dan niet onder toekenning van bewaartermijnen.
Vakminister: Minister die zich bezig houdt met de vaktechnische, en niet met de politieke aspecten
van, in dit geval, het personeeldossier.
Verantwoording
Voor u ligt het Basisselectiedocument ‘P-dossier is mens-en-werk’. Dit basisselectiedocument
(kortweg BSD) is tot stand gekomen in het kader van de oprichting van een Rijksbreed
Shared Service Center dat voortvloeit uit het kabinetsbesluit van 4 juli 2003. Deze
shared service organisatie voor de rijksdienst heeft de naam P-Direkt en zal zich
richten op de uitvoering van registratie- en administratieve taken voor personeel
en salaris. Eén van de taken is het beheer van het personeelsdossier (kortweg P-dossier).
Uitgangspunt voor de dienstverlening van P-Direkt is dat de P-dossiers op een eenduidige,
efficiënte en uniforme wijze worden beheerd. De ingewikkelde structuur, de opsplitsing
van het beleidsterrein in zes deelbeleidsterreinen, de vele, elkaar overlappende handelingen
en het wisselende abstractieniveau van de handelingen van de bestaande P-BSD’s staan
dit uitgangspunt in de weg. Daarom is besloten om één, eenvoudiger en eenduidiger
rijksbreed BSD te ontwikkelen.
Vanuit de hiervoor beschreven ontwikkeling is voor het opstellen van een uniform rijksbreed
BSD de volgende opdracht geformuleerd:
Op 1 januari 2006 dient er een door de minister van OCW en zorgdragers vastgestelde
rijksbrede BSD te liggen, waarin het bewaar- en vernietigingsbeleid voor 130.000 personeelsdossier
van de ministeries is vastgelegd, zodat een uniform archiveringsbeleid door P-Direkt
kan worden uitgevoerd
De zorgdragers zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van het P-dossier en dus
ook voor het opstellen van een BSD. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen
om P-Direkt met de uitvoering te belasten. Het BSD geldt voor alle zorgdragers die
gebruik gaan maken van de dienstverlening van P-Direkt. Met andere woorden, P-Direkt
heeft het BSD namens de zorgdrager (de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
opgesteld en de ministeries zijn belast met de formele vaststelling van het BSD. Alle
actoren zijn vanaf het begin van dit traject in de gelegenheid gesteld betrokken te
zijn bij het opstellen van het BSD en de formele vaststelling. De beleidsdeskundigen
en archiefdeskundigen op het gebied van het P-dossier van de ministeries waren vertegenwoordigd
in aparte werkgroepen waarin dit BSD is besproken.
Het BSD heeft dus betrekking op het beleidsterrein overheidspersoneel, en geldt voor
de ministeries die gebruik gaan maken van de dienstverlening van P-Direkt. Dit zijn
alle ministeries exclusief het Ministerie van Defensie. Ook vallen alle agentschappen
en de zelfstandig bestuursorganen zonder rechtspersoon van deze ministeries onder
de werking van dit BSD. Daarnaast zijn de Hoge Colleges van Staat (exclusief de Eerste
en Tweede Kamer) als aparte groep aangewezen die vallen onder werking van het BSD.
Concreet betekent dit dat alle P-dossiers van de organisaties (zie bijlage 3) die
diensten af gaan nemen van P-Direkt onder de werking van het BSD vallen. Het BSD heeft
betrekking op de periode vanaf 1945.
Afbakening
De handelingen in dit BSD vervangen die handelingen in onderstaande BSD’s waarvan de neerslag terecht komt in het P-dossier
(zie bijlage 1):
-
– BSD 72 Deelbeleidsterrein Arbeidsverhoudingen bij de overheid (Stcrt. 16-10-2001,
nr. 200).
-
– BSD 73 Deelbeleidsterrein Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel (Stcrt. 16-10-2001, nr.
200).
-
– BSD 74 Deelbeleidsterrein Buitensectorale arbeidsvoorwaarden (Stcrt. 13-12-2004, nr. 240).
-
– BSD 75 Deelbeleidsterrein Formatiebeleid, arbeidsmarktbeleid en personeelsontwikkeling
en mobiliteit Stcrt. 17-10-2001, nr. 201).
-
– BSD 76 Deelbeleidsterrein Arbeidsomstandigheden bij de overheid (Stcrt. 17-10-2001,
nr. 201).
-
– BSD 77 Deelbeleidsterrein Personeelsinformatievoorziening en -administratie Stcrt.
17-10-2001, nr. 201).
Dit betekent dat de overige handelingen (denk hierbij aan beleidshandelingen, wet-
en regelgevinghandelingen etc.) van bovenstaande deelbeleidsterrein buiten de scope
van dit BSD vallen en dus gehandhaafd worden.
Gehanteerde uitgangspunten
-
– Voor de uitwerking van dit BSD ligt de focus op het ontwikkelen van een BSD voor het
zogenaamde P-dossier. Dat wil zeggen dat:
-
– Bij het opstellen van het BSD is er naar gestreefd om handelingen zoveel mogelijk
tijdloos te formuleren.
-
– Het opstellen van het BSD vindt plaats op basis van de door P-Direkt ondersteunde
klantprocessen en aanpalende werkprocessen waarvan de neerslag in het P-dossier neerkomt.
Wet- en regelgeving is hierbij kaderstellend en niet leidend.
-
– Het uniforme Rijksbrede BSD vervangt alle handelingen in de bestaande BSD’s met hetzelfde
werkingsgebied.
-
– De processen m.b.t. de dienstverlening van P-Direkt worden vertaald naar generieke
handelingen in het BSD. Hierdoor is de koppeling met het P-dossier beter te maken
en wordt actualisering van het BSD eenvoudiger.
-
– Voor het opstellen van het BSD zelf (dus niet de inhoud) zijn voornamelijk de Archiefwet, het Archiefbesluit, de Wbp en het Vrijstellingsbesluit Wbp van belang, de overige wetgeving voor dit traject is buiten beschouwing gelaten.
-
– Voor het BSD is het principe gehanteerd van selectie aan de bron. Dit houdt in dat
de dossiervorming is gekoppeld aan de handelingen die in een selectielijst zijn genoemd
en dat vooraf duidelijk is wat de bewaartermijn van een informatie gegeven is. Deze
werkwijze zorgt ervoor dat in een dossiermap alleen documenten met dezelfde bewaartermijn
zijn opgenomen. Dat heeft als voordeel dat binnen de dossiermappen geen selectie hoeft
plaats te vinden. Vernietigen van documenten kan dan onmiddellijk na het verstrijken
van hun bewaartermijn, waardoor selectie achteraf niet meer nodig is.
-
– In het P-dossier bevindt zich de neerslag van de bedrijfsvoeringsprocessen op het
gebied van P-werkprocessen. De neerslag van beleidsontwikkeling wordt niet opgeslagen
in het P-dossier. De cultuur historische waarde van de documenten in het P-dossier
is dan ook beperkt.
Selectiedoelstelling
De doelstelling bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen
van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring.
Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken
van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van
de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor
zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.
Selectiecriteria
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd
aan de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het
Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
Selectiecriteria voor handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces
of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals
bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben verantwoordingvan beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere
actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben opbeleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het
Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende
personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van
vernietiging worden uitgezonderd.
Voor de bewaring van bepaalde dossiers is een aparte handeling geformuleerd. Deze
handeling, nummer 27, betreft dossiers van ambtenaren die voor het werkterrein van
het betrokken departement of enig andere gebied van bijzondere betekenis zijn geweest,
of waarvan de stukken voor het inzicht in de ontwikkeling van een functie en de organisatie
van bijzonder belang wordt geacht en daarom blijvend bewaard worden. Aan de hand van
de bij de handeling beschreven criteria kan worden beoordeeld welke dossiers voor
bewaring moeten worden aangewezen.
Verslag vaststellingsprocedure
In augustus, september en oktober 2005 is het ontwerp-BSD door de Algemene Rekenkamer,
Kabinet der Koningin, Kanselarij der Nederlandse Orden, de nationale Ombudsman, de
Raad van State, de minister van Algemene Zaken, de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Economische
Zaken, de minister van Financiën, de minister van Justitie, de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden,
waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van
het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag
gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 februari 2006
lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie
van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers,
het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische
centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 24 april ontving de algemene rijksarchivaris een zienswijze van 15 maart 2006 van
prof. dr. A.E, Kersten en medeondertekenaars, hetwelk geleid heeft tot een wijziging
van de criteria van artikel 5 e van het Archiefbesluit. Deze criteria zijn beschreven in handeling 27 van de selectielijst.
Op 14 april 2006 bracht de RvC advies uit (arc-200602834/3), hetwelk aanleiding heeft
gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
-
– De V-termijn van handeling 19 is gesteld op 3 jaar.
-
– Van de handelingen waarvan de V-termijnen per departement verschilden en waarbij een
onderscheid was gemaakt in termijnen voor personeel dat voor 1 januari 2006 in dienst
was getreden en dat per 1 januari 2007 of later in dienst was getreden, zijn de termijnen
voor alle zorgdragers gelijk gesteld, mede na overleg met het ABP.
Daarop werd het BSD op 16 augustus 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de
minister van OCW en [kenmerk besluit] vastgesteld.
Daarop werd het BSD op 16 augustus 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, kenmerk C/S&A/07/1518; en de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kenmerk C/S&A/07/1512; de minister
van Buitenlandse Zaken, kenmerk C/S&A/07/1513; de minister van Economische Zaken,
kenmerk C/S&A/07/1514; de minister van Financiën, kenmerk C/S&A/07/1515; de minister
van Justitie, kenmerk C/S&A/07/1516; de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,
kenmerk C/S&A/07/1517; de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kenmerk C/S&A/07/1519;
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, kenmerk C/S&A/07/1521;
de minister van Verkeer en Waterstaat, kenmerk C/S&A/07/1520; de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, kenmerk C/S&A/07/1522; en op 18 oktober 2007 door de de algemene
rijksarchivaris, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de
minister van Algemene Zaken, kenmerk C/S&A/07/1511 vastgesteld.
Het voorliggende BSD is afzonderlijk van de hiervoor genoemde selectielijsten, bij
Koninklijk Besluit van 21 juli 2007, nr. 07.002320 voor de Algemene Rekenkamer; bij
Koninklijk Besluit van 21 juli 2007, nr. 07.002321 voor het Kabinet der Koningin;
bij Koninklijk Besluit van 21 juli 2007, nr. 07.002322 voor Kanselarij der Nederlandse
Orden; bij koninklijk Besluit van 21 juli 2007, nr. 07.002323 Voor de Nationale Ombudsman;
bij Koninklijk Besluit van 21 juli 2007, nr. 07.002324 voor de Raad van State, vastgesteld.
Leeswijzer
(X): Dit is het volgnummer van de handeling.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een
taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen
met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer
er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Toelichting: Dit geeft eventuele bijzonderheden over bovengenoemde weer.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn. Indien bewaren, dan
vermelding van het gehanteerde selectiecriterium. Eventueel een nadere toelichting
op de waardering.
BSD
Een paar opmerkingen vooraf:
-
– Deze handelingen zijn van toepassing op àlle ambtenaren en medewerkers van het Rijk.
-
– De ‘rode draad’ in het verhaal is het onderscheid tussen handelingen die rechtspositionele
dan wel geen rechtspositionele gevolgen hebben.
Actoren: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vakminister
1. Gerelateerde Processen
Onderstaande deelprocessen worden (nog) niet door P-Direkt beheerd.
(1.)
Handeling: Het in dienst nemen van tijdelijke medewerkers.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om werknemers die niet in ambtelijke dienst worden benoemd,
zoals uitzendkrachten, inhuurkrachten, stagiaires etc.
Waardering V 7 jaar na einde contract
(2.)
Handeling: Het in dienst nemen van zogenaamde ‘lokale medewerkers’.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om medewerkers die door ambassades etc. worden aangenomen
en waarvoor door de actor pensioenvoorzieningen worden opgebouwd.
Waardering: V 75 jaar na geboortedatum
(3.)
Handeling: Het afwijzen van sollicitanten.
Periode: 1945–
Toelichting: Inclusief sollicitanten die een open sollicitatie hebben gedaan.
Waardering: V 1 maand na afwijzing
V 1 jaar indien de persoonsgegevens met toestemming van de betrokkene na beëindiging
van de sollicitatieprocedure worden bewaard
2. Proces Instroom
(4.)
Handeling: Het aanstellen van nieuwe medewerkers.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op:
– De (open-)sollicitatie zelf;
– Geschiktheidsonderzoeken ( antecedenten-, dienst-, en gezondsheidsonderzoek etc.);
– Arbeidsvoorwaardengesprek (notities, diploma’s etc.);
– Aanstelling (brief, beschikking, eed/belofte, geheimhoudingsverklaring etc.);
– Reïntegratie gehandicapten.
Let op: psychologische rapporten en assessment vallen niet onder deze handeling. Zie
hiervoor handeling 19.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
3. Proces Doorstroom
3.1. Beheersing personeel en organisatie
(5.)
Handeling: Het registreren of wijzigen van persoons- en aanstellingsgegevens.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op rangverloop,
bevordering, veiligheidsonderzoeken, ABD, nevenfuncties, speciale functies (b.v. vertrouwenspersoon)
of bevoegdheden (b.v. opsporingsbevoegdheden).
Waardering: V 7 na administratieve afhandeling van het ontslag
(6.)
Handeling: Het registreren van standplaatsgegevens.
Periode: 1945–
Toelichting:
Waardering: V 75 jaar na geboortedatum
(7.)
Handeling: Het overplaatsen, verplaatsen of herplaatsen van ambtenaren.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op detachering,
IF, outplacement en internationale functies.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
(8.)
Handeling: Het verlenen, afwijzen, wijzigen of intrekken van verlof.
Periode: 1945–
Toelichting: Hieronder vallen alle vormen van verlof, zoals verlof, buitengewoon verlof,
zwangerschapsverlof, verhuizingsverlof etc.
Waardering: V 7 jaar na toekenning verlof
(9.)
Handeling: Het vaststellen of wijzigen van individuele werktijdregelingen.
Periode: 1945–
Toelichting:
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
(10.)
Handeling: Het registreren van individuele arbeids- en rusttijden.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om modaliteiten, prikklokgegevens etc.
Waardering: V 1 jaar na einde werkingsduur
(11.)
Handeling: Het begeleiden van kortdurend verzuim.
Periode: 1945–
Toelichting: Onder kort verzuim wordt verstaan: maximaal 6 weken afwezigheid door
ziekte.
Waardering: V 3 jaar na betermelding
(12.)
Handeling: Het begeleiden van langdurend verzuim.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op de Wet
Poortwachter, WAO etc., maar ook op het toekennen van voorzieningen en aanpassing
van werkzaamheden in verband met ziekte of een handicap.
Waardering: V 15 jaar na betermelding
(13.)
Handeling: Het registreren van individuele medewerkers die bloot hebben gestaan aan
schadelijke stoffen.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken, dan wel registers of bestanden die onder andere
betrekking hebben op blootstelling aan asbest en vinylchloridemonomeer.
Waardering: V 75 jaar na geboortedatum
(14.)
Handeling: Het afsluiten, wijzigen of intrekken van een bruikleenovereenkomst.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op bruikleenovereenkomsten
voor ICT-hulpmiddelen, telewerken, auto en mobiele telefoon.
Waardering: V 7 jaar na einde bruikleenovereenkomst.
(15.)
Handeling: Het opleggen aan en naleven door ambtenaren van verplichtingen.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier onder andere om het verplicht dragen van een uniform of
het verplicht verhuizen naar de standplaats, of het verplicht melden van bijvoorbeeld
giften en vergoedingen.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
(16.)
Handeling: Het behandelen van delicate zaken.
Periode: 1945–
Toelichting: – Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op (niet
financiële) disciplinaire maatregelen, onderzoek, intimidatie, integriteit, schorsing
etc.
– Stukken die betrekking hebben op financiële disciplinaire maatregelen, beslaglegging
etc. vallen onder handeling 23.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
3.2. Ontwikkelen personeel
(17.)
Handeling: Het voeren van functioneringsgesprekken.
Periode: 1945–
Toelichting:
Waardering: V 3 jaar na het houden van het functioneringsverslag.
(18.)
Handeling: Het voeren van beoordelingsgesprekken.
Periode: 1945–
Toelichting:
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
(19.)
Handeling: Het uitvoeren van een psychologisch onderzoek of assessment.
Periode: 1945–
Toelichting:
Waardering: V 3 jaar na onderzoek of assessment
(20.)
Handeling: Het begeleiden van de individuele carrièreontwikkeling.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op cursussen,
bij- of herscholing, coaching en loopbaanadviezen.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
3.3. Belonen en vergoeden
(21.)
Handeling: Het verlenen, afwijzen, wijzigen of intrekken van primaire arbeidsvoorwaarden.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op het salarisverloop.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
(22.)
Handeling: Het uitbetalen, inhouden of invorderen van primaire arbeidsvoorwaarden.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op salarisuitbetaling
of -inhouding of invordering vanwege een financiële sanctie (b.v. beslaglegging).
Waardering: V 7 jaar na uitbetaling of invordering
(23.)
Handeling: Het verlenen, afwijzen, wijzigen of intrekken van secundaire arbeidsvoorwaarden
met rechtspositionele gevolgen.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken (bijvoorbeeld IKAP, bewust belonen) die onder
andere betrekking hebben op (doorgaans structurele) tegemoetkomingen in de ziektekosten
en kinderopvang.
Waardering: V 7 na administratieve afhandeling van het ontslag
(24.)
Handeling: Het verlenen, afwijzen, wijzigen of intrekken van secundaire arbeidsvoorwaarden
zonder rechtspositionele gevolgen.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op (doorgaans
eenmalige) gratificaties, declaraties, toeslagen, DBZV gerelateerde zaken, reiskosten
en verhuiskosten.
Waardering: V 7 jaar na uitbetaling
3.4. Juridisch
(25.)
Handeling: Het beslissen op door ambtenaren ingediende beroepsschriften op een beschikking,
en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratiefrechtelijke
organen.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die betrekking hebben op alle zaken op het terrein
van het personeelszaken.
Waardering: V7 jaar na administratieve (N.B. dit is dus inclusief juridische afhandeling,
i.c. na onherroepelijk worden van de rechterlijke uitspraak) afhandeling van het ontslag.
N.b. Dit deelproces wordt (nog) niet door P-Direkt beheerd.
4. Proces Uitstroom
(26.)
Handeling: Het beëindigen van de dienstbetrekking.
Periode: 1945–
Toelichting: Het gaat hier om stukken die onder andere betrekking hebben op zowel
vrijwillig en gedwongen ontslag en om (pre)pensioenvoorzieningen.
Waardering: V 7 jaar na administratieve afhandeling van het ontslag
5. Bijzondere dossiers
(27)
Handeling: Het voor blijvende bewaring bestemmen van personeelsdossiers
Periode: 1945–
Waardering B 5
Toelichting: Deze handeling betreft dossiers van ambtenaren die voor het werkterrein
van het betrokken departement of enig andere gebied van bijzondere betekenis zijn
geweest, of waarvan de stukken voor het inzicht in de ontwikkeling van een functie
en de organisatie van bijzonder belang wordt geacht en daarom blijvend bewaard worden.
Aan de hand van de onderstaande criteria kan worden beoordeeld welke dossiers voor
bewaring moeten worden aangewezen.
Om inzicht te verwerven in de aard van de dossiers bij een organisatie verdient het
aanbeveling om onderzoek te verrichten naar de wijze waarop in de loop der jaren de
personeelsadministratie is gevoerd (bijvoorbeeld centraal of decentraal) en hoe de
dossiers in de loop der jaren zijn opgebouwd (tussentijds geschoond , veel kopieën
van stukken elders) en wat voor stukken werden toegevoegd. Dit kan verwerkt worden
in een archiefbewerkingsplan.
In principe geldt de keuze voor bewaring van een dossier voor elke ambtenaar die valt
binnen de criteria, ongeacht diens positie en bezoldiging,
In de praktijk zullen vaker dossiers van ambtenaren in schaal 14 en hoger en/of ambtenaren
in Algemene Bestuursdienst, of van ambtenaren in gelijkwaardige functies en/of gelijkwaardige
schalen voor de periode vanaf 1945 voor bewaring geselecteerd worden.
Tot 1981 hadden ambtenaren rangen. Tegenwoordig salarisschalen.
Dit waren de ambtelijke rangen. Tussen haakjes staan de huidige salarisschalen.
Adjunct-klerk (1)
Klerk (2)
Klerk A (3)
Hoofdklerk (4)
Adjunct-commies (5)
Adjunct-commies A (6)
Commies (7)
Commies A (8)
Hoofdcommies (9)
Hoofdcommies A (10)
Hoofdcommies B (10A)
Referendaris (11)
Referendaris A (11A)
Referendaris B (12)
Administrateur (13)
Administrateur A (14)
Hoofdadministrateur (15)
Hoofdadministrateur A (16)
Directeur (17)
Hoofddirecteur (18)
Ook dossiers van hierna genoemde ambtenaren kunnen geselecteerd te worden voor bewaring:
ambtenaren die betrokken zijn geweest bij een incident waarbij de positie van de minister
en/of de naam van het ministerie in geding is geweest (Jamby affaire OCW; kwesties
inzake asielzoekers IND; ontslag Doctors van Leeuwen, Schiphol-ramp), ambtenaren klokkenluiders,
ambtenaren die in de publiciteit zijn geweest, (voormalige) ambtenaren, die in het
kader van een andere functie van zich hebben doen spreken en maatschappelijke aandacht
hebben getrokken (bv. politici), ambtenaren waarbij gewetenbezwaren een rol hebben
gespeeld bij hun functioneren en/of ontslag en dossiers van functionarissen in de
directe omgeving van bewindspersonen: kamerbewaarders, secretarissen en secretaressen
en chauffeurs.
Als van een (deel van een) organisatie het taakuitvoeringsarchief verloren is gegaan
of ernstige schade heeft opgelopen, kunnen de personeelsdossiers dienen als vervangende
kennisbron.
Ook verdient het aanbeveling bij de selectie dossiers die qua inhoud en opbouw afwijken
van het gemiddelde personeelsdossiers aandacht te geven. Een gemiddeld personeelsdossiers
bevat de alleen de stukken die vallen onder de handelingen van dit BSD. Een afwijkende
dikte van een dossier, het aanwezig zijn van persoonlijke brieven, of brieven van
derden, kan een aanwijzing zijn om het dossier op de onderstaande criteria te beoordelen.
Criteria betreffende de aard van de gegevens
1. informatie over invloedrijke personen.
2. informatie over opvallende personen.
3. informatie over bijzondere gebeurtenissen.
4. informatie over werkprocessen en uitvoeringsaspecten.
5. informatie over aspecten van de organisatie die om de een of andere reden in het
P-dossier terecht is gekomen.
Criteria betreffende de relatieve informatiewaarde
6. mate van uniciteit van informatie.
7. mate van diversiteit en uitgebreidheid van informatie.
Ad 1 en 2 Hierbij gaat het om dossiers van ambtenaren die op zichzelf en niet persé
specifiek als ambtenaar invloedrijk en opvallend zijn, maar waarbij de gegevens in
het dossier een aanvulling (kunnen) vormen op het algemeen bekende beeld of biografie
van de persoon. Het betreft bijvoorbeeld hoge ambtenaren die een overstap hebben gemaakt
naar het bedrijfsleven, een internationale organisatie, een non-gouvermentele organisatie
(NGO) of andere sectoren binnen de overheid (gemeenten, provincies, ZBO’s)
Ad 3 Hierbij moet worden gedacht aan gegevens over de belangrijke (doorslaggevende)
betrokkenheid van een ambtenaar bij een bijzondere gebeurtenis.
Ad 4 Hierbij moet worden gedacht aan gegevens over ontwerp, bijstelling of beëindiging
van werkprocessen die een belangrijk deel van het takenpakket van een departement
uitmaken en aan uitvoeringsaspecten, zoals bijzondere opdrachten en instructies, of
aspecten die binnen de politiek en/of maatschappij tot ophef hebben geleid.
Ad 5 Hierbij kan worden gedacht aan persoonlijk archief, bureauarchief, instructies,
etc.
Ad 6 Hierbij gaat het erom of de stukken gezien de aard van personeeldossiers unieke
informatie bevatten. Bijvoorbeeld: stukken betreffende de bezoldiging zijn niet uniek,
stukken betreffende een afwijkende bezoldiging kunnen dat wel zijn. Of een instructie,
die nergens anders te vinden is en uniek is voor die ene ambtenaar, of die periode.
Ad 7 Hierbij gaat het erom of de informatie in het personeeldossiers van meer bronnen
afkomstig is. Zijn er ook bijlagen, rapporten, verslagen, correspondentie van andere
bronnen dan een personeelsafdeling of de direct leidinggevende.