Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Vermogensrecht vanaf 1945 (Minister van Verkeer en Waterstaat)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-07-2008.
Geldend van 27-03-2008 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Vermogensrecht vanaf 1945 (Minister van Verkeer en Waterstaat)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 21 februari 2008, nr. bca-2008.04373/2);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 6 maart 2008

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

wnd. algemene rijksarchivaris

,

P. Brood

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,
namens deze:
de

projectdirecteur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA

,

A. van der Kooij

BASISSELECTIEDOCUMENT Vermogensrecht (1945–)

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers

  • De Minister van Justitie

  • De Minister van Defensie

  • De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • De Minister van Verkeer en Waterstaat

Versie SDU, maart 2008

Rijksarchiefdienst/PIVOT

Ministerie van Justitie - PIVOT

Eindredactie: Project Wegwerken Archief Achtersatnden (PWAA)

Lijst van Afkortingen

Ab 1995: Archiefbesluit 1995

AMVB: algemene maatregel van bestuur

ARA: Algemeen Rijksarchief

Aw: 1995 Archiefwet 1995

Awb: Algemene wet bestuursrecht

BSD: Basis Selectiedocument

BW: Burgerlijk Wetboek

CBB: Centraal Bureau van Bijstand

CRM: Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk

CTR: Centraal Testamentenregister

DRJB: Directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen

G.S.: Gedeputeerde Staten

GW: Grondwet

Jo: In verbinding met, in verband met, ter verwijzing naar schakelbepalingen, waarbij de wetgever gemakshalve regels voor een bepaalde rechtsfiguur ook, voorzover mogelijk, van toepassing verklaart op vergelijkbare rechtsfiguren

K.b.: Koninklijk besluit

KNB: tot 1999: Koninklijke Notariële Broederschap vanaf 1999: Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie KNHG Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

MIO: Methode van Institutioneel Onderzoek

N.B.I.: Nederlands Beheersinstituut

OCenW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

PCDIN: Permanente Commissie Documentaire Informatievoorziening

PIVOT: Project Invoering Verkorting OverbrengingsTermijn

RAD: Rijksarchiefdienst

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

SER: Sociaal Economische Raad

Stb.: Staatsblad (wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur)

Stcrt.: Staatscourant (ministeriële regelgeving)

UNCITRAL: United Nations Commission on International Trade Law

UNIDROIT: International Institute for the Unification of Private Law

ZBO: Zelfstandig bestuursorgaan

Verantwoording

Doel en Werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (financieel beleid, bijvoorbeeld) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Definitie en afbakening van het beleidsterrein

Binnen het recht wordt onderscheid gemaakt tussen publiek- en privaatrecht. Publiekrecht regelt de inrichting van de staat en de staatsorganen en de verhouding tussen de overheid en haar burgers. Tot het publiekrecht behoort het staatsrecht, administratief recht of bestuursrecht, het strafrecht en het belastingrecht.

Het privaatrecht regelt de rechtsbetrekkingen tussen de burgers onderling. Het geeft hun de vrijheid, binnen het kader van dwingend voorgeschreven rechtsregels, hun eigen rechtsbetrekkingen gestalte te geven. Het privaatrecht is eerst en vooral in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel te vinden. Deze twee wetboeken behandelen ook het vermogensrecht.

In Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt van vermogensrechten de volgende definitie gegeven:

Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten. (Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 6) .

Met andere woorden: het vermogensrecht zoekt naar antwoorden op de vraag wie aanspraak kan maken op het bezit, het gebruik of genot van zaken, tegen een bepaalde vergoeding of compensatie in allerlei vormen.

Het vermogensrecht wordt zoals gezegd behandeld in het Burgerlijk Wetboek. Ons Burgerlijk Wetboek geldt sinds 1838. In 1947 is een begin gemaakt met vernieuwing van dit wetboek. Vanaf 1januari 1989 werd het vermogensrechtelijke deel van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (NBW) in gedeelten geïntroduceerd. Op 1april 1991 is Boek 8 van kracht geworden. Per 1 januari 1992 zijn de Boeken 3, 5, 6 en 7 helemaal in werking getreden. Pas op 1januari 2003 is Boek 4 in werking getreden. Deze introductie in gedeelten verklaart ook waarom er bij sommige handelingen sprake is van een afwijkende periodisering.

Nu wordt het vermogensrecht behandeld in Boek 3 t/m 8. De titels van deze Boeken luiden als volgt:

  • Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen

  • Boek 4: Erfrecht

  • Boek 5: Zakelijke rechten

  • Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht

  • Boek 7: Bijzondere overeenkomsten

  • Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten; vervolg

  • Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer

Behalve het Burgerlijk Wetboek ligt aan de handelingen in dit BSD nog andere regelgeving ten grondslag. Het is voornamelijk regelgeving die voortkomt uit het Burgerlijk Wetboek, zoals de Wet commissies standaardregelingen en regelgeving die aan het Burgerlijk Wetboek aanverwant is, zoals de Wet op het Consumentenkrediet.

Ook in het Wetboek van Koophandel wordt het vermogensrecht dus behandeld. Dit Wetboek, dat sinds 1838 van kracht is, bestaat uit twee Boeken. De titels hiervan luiden:

  • Boek 1: Van den koophandel in het algemeen

  • Boek 2: Van den regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende.

Alle handelingen met betrekking tot de scheepvaart zijn echter opgenomen in een afzonderlijk RIO, De stuurlui aan wal.

In onderliggend BSD wordt getracht een zo compleet mogelijk overzicht te geven van alle handelingen van de overheid op het beleidsterrein vermogensrecht, binnen het beleidsterrein privaatrecht. (Publieksrechtelijk vermogensrecht bestaat ook, maar valt buiten het bestek van dit document.)

De grenzen van het beleidsterrein vermogensrecht zijn niet duidelijk aan te geven. Sommige onderwerpen liggen namelijk op een grensgebied van twee of meer terreinen, bijvoorbeeld vermogensrecht en familierecht (huwelijksvermogensrecht). Men heeft bij het rapport institutioneel onderzoek steeds afgewogen of een bepaalde handeling uit zo’n grensgebied al of niet in het onderzoek werd opgenomen op basis van het gegeven of een dergelijke handeling reeds in een ander onderzoek aan bod was gekomen. Er bestaan namelijk voor een groot aantal deelbeleidsterreinen of rechtsgebieden van vermogensrecht andere Rapporten Institutioneel Onderzoek.

Voor een overzicht van deze grensgebieden van het vermogensrecht en de rapportages die hierover zijn gemaakt verwijzen wij dan ook naar het RIO ‘(Z)onder voorwaarden’.

In dit BSD is de indeling en volgorde van handelingen uit het RIO aangehouden. Deze volgorde is als volgt te verklaren; de plekken waar de handelingen in het Burgerlijk Wetboek te vinden zijn, liggen zo ver uit elkaar dat een onderlinge samenhang in de meeste gevallen ontbreekt. Om toch enige lijn in de volgorde van de handelingen te kunnen blijven zien, zijn ze in grofweg dezelfde volgorde opgesteld, waarin ze ook in het Burgerlijk Wetboek voorkomen. Van deze hoofdindeling is afgeweken, wanneer er wel onderlinge samenhang tussen handelingen bleek te bestaan.

Zoals hierboven bleek is de belangrijkste bron voor dit deelbeleidsterrein het Burgerlijk Wetboek in de huidige vorm. Daarin staan voornamelijk rechten van burgers beschreven. Een Rapport Institutioneel Onderzoek en dit bijbehorende BSD richt zich echter op het handelen en de bevoegdheden van de overheid. Dat aspect komt in het Burgerlijk Wetboek minder aan bod. Het aantal handelingen dat in dit rapport is opgenomen, is mede om die reden zeer beperkt, hoewel het beleidsterrein vermogensrecht een groot aantal onderwerpen omvat. Het aantal handelingen wordt tevens beperkt, doordat er in het RIO ‘(Z)onder voorwaarden’ zoveel mogelijk naar andere RIO’s wordt doorverwezen om doublures te voorkomen.

Doelstellingen van de overheid op het beleidsterrein

Zoals hierboven beschreven is, was het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 voor het grootste gedeelte ingevoerd. Dit NBW is het resultaat van een omvangrijk wetgevingsproject dat op 25 april 1947 van start is gegaan toen E.M.Meijers bij Koninklijk Besluit de opdracht kreeg een nieuw Burgerlijk Wetboek te ontwerpen, dat het oude van 1838 diende te vervangen Brahn/Reehuis (2007), Zwaartepunten van het vermogensrecht: 5.. Een dergelijke hercodificatie was noodzakelijk geworden omdat de wetstekst inmiddels overschaduwd werd door de jurisprudentie Hallebeek (2006), Fons et origo iuris. Een historische inleiding tot het vermogensrecht: 285–286. en aanzienlijk verouderd was Hartkamp (2002), Aard en opzet van het nieuwe vermogensrecht: 7.. De overheid wilde met de hercodificatie ook het burgerlijk recht overzichtelijker, minder ingewikkeld en beter kenbaar maken Hartkamp (2002), Aard en opzet van het nieuwe vermogensrecht: 8, 31..

Van overheidswege is het handelen op het beleidsterrein vermogensrecht er op gericht de kwaliteit van de wetgeving en een grote rechtszekerheid te waarborgen. Hierbij wil het Rijk het algemeen belang en de sociaal en economisch zwakkeren beschermen Hartkamp (2002), Aard en opzet van het nieuwe vermogensrecht: 38..

De laatste decennia wordt het Nederlandse vermogensrecht geconfronteerd met een verregaande digitalisering; de overheid houdt zich bijvoorbeeld bezig met de vraag in hoeverre het vermogensrecht ook toepasbaar is in een elektronische omgevingBron: www.justitie.nl, Nota Wetgeving voor de elektronische snelweg (1998).. De overheid stelt zich hierbij tot doel om in de elektronische omgeving dezelfde bescherming en rechtszekerheid te bieden als in de traditionele omgeving.

Het is, met het oog op de ontwikkeling van de elektronische handel, belangrijk om na te gaan of de bestaande wettelijke regelingen (bijvoorbeeld die van het contractenrecht) toegepast kunnen worden in een elektronische omgeving. De toepassing van moderne communicatietechnieken kan tenslotte worden belemmerd door geldende regels op het gebied van vermogensrecht (zoals de rechtsgeldigheid van verbintenissen, (verzending van) verklaringen, bewijsrecht en op afstand gesloten overeenkomsten).

De regelgeving met betrekking tot vermogensrecht is echter technologie-onafhankelijk en het hoge abstractieniveau staat de (verdere) ontwikkeling van het vermogensrechtelijke elektronisch rechtsverkeer niet in de weg.

Daarnaast wordt het vermogensrecht geconstitutionaliseerdBron: www.law.leidenuniv.nl/onderzoek/onderzoeksprogrammas/vraagstukkenvermogensrecht.jsp (vooral door de instelling van transnationale, Europese verdragen) en moet Nederlandse regelgeving op het gebied van het vermogensrecht gewijzigd of ingetrokken worden. De overheid probeert waar mogelijk versnippering van het vermogensrecht te voorkomen.

Tot slot moet gemeld worden dat, sinds de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992, veel nieuwe richtlijnen zijn verschenen: oneerlijke contractsbedingen, koop van timeshares, e-commerce en consumentenkoop.

Totstandkoming BSD

Het onderliggende BSD is gebaseerd op het RIO (Z)onder voorwaarden. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein vermogensrecht, inclusief handelingen met betrekking tot het notarisambt. Onderdeel van een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein Privaatrecht in de periode 1945–2001. Dit is een gezamenlijke uitgave van de Rijksarchiefdienst en het Ministerie van Justitie (mei 2002).

In mei 2002 is het bijbehorende BSD geschreven. Dit is echter nooit vastgesteld. Het onderliggende BSD is dan ook een bewerking van de versie uit 2002. In verband met het bestaan van het BSD Notarissen zijn alle handelingen met betrekking tot het notarisambt

uit de oorspronkelijke versie verwijderd.

De handelingen betreffende het Centraal Register Testamenten (handelingen 17 en 19) zijn verwijderd uit onderliggend BSD; ook zij worden voldoende afgedekt door meerdere handelingen in het BSD Notarissen.

In verband met de vaststelling van P-Direct is handeling 18 overbodig geworden en daarom eveneens geschrapt.

Handeling: 14 voor de Minister van Defensie is, met het oog op het BSD Militaire Operatiën, verwijderd uit het BSD Vermogensrecht.

Daarnaast zijn er twee handelingen (nummer 54 en 55) met betrekking tot onderzoek voor de actor de Minister van Justitie toegevoegd.

Ten opzichte van het RIO zijn de handelingen 20 (actor: de Hoge Raad) en 21 (actor: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) aangepast. De grondslag voor beide handelingen, de Wet herziening bedingen bij erfstelling of legaat (de zogenaamde Museumwet), artt. 1 en 2 (Stb. 1925, 174), zoals gewijzigd bij Stb. 1956, 327 en Stb. 1997, 773), is vervallen per 1-1-2003 bij de inwerkingtreding van art. 4:134 BW. Tevens is binnen de formulering van de handeling een nadere specificatie opgenomen van het type erfstellingen en legaten welke bedoeld worden, namelijk die op het gebied van kunst of wetenschap.

Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’

Selectiecriteria

Selecteren is het aanmerken van de neerslag van een handeling voor bewaren of vernietigen.

Als de neerslag aangewezen wordt ter bewaring, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, voor eeuwig bewaard moet worden. De bewaarplaats waar deze neerslag na het verlopen van de wettelijke overbrengingstermijn van twintig jaar moet worden overgebracht, is het Nationaal Archief. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij waardering een B (van bewaren).

Als de neerslag van een handeling wordt aangewezen ter vernietiging, wil dat zeggen dat deze neerslag, ongeacht de vorm waaruit zij bestaat, na verloop van de in het BSD vastgestelde termijn kan worden vernietigd. De vernietigingstermijn is een minimum eis: stukken mogen niet eerder dan na het verstrijken van die termijn worden vernietigd door de voor het beheer verantwoordelijke dienst. De duur van de vernietigingstermijn wordt bepaald door de administratieve belangen en de belangen van de burgers, enerzijds ten behoeve van het adequaat uitvoeren van de overheidsadministratie en de verantwoordingsplicht van de overheid en anderzijds voor de recht- en bewijszoekende burger. Bij de handeling in dit BSD staat in dit geval bij waardering een V (van vernietigen).

Het aanwijzen van handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven gebeurt op grond van criteria die tot stand zijn gekomen in overleg tussen zorgdrager en het Nationaal Archief.

De gehanteerde algemene selectiecriteria zijn:

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (Bewaren)

Algemene selectiecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in overleg met het NA, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7). In dit BSD is geen aanvullend selectiecriterium toegekend.

Vaststellingsprocedure

In september 2007 is het ontwerp-BSD door de ministers van Justitie, van Defensie, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Verkeer en Waterstaat aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 2 januari 2008 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief. Tevens is de selectielijst beschikbaar gesteld via de website van het Nationaal Archief en de website van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 21 februari 2008 bracht de RvC advies uit (bca-2008.04373/2), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 6maart 2008 door de wnd. algemene rijksarchivaris, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Projectdirecteur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30mei 2006) namens de minister van Justitie (C/S&A/08/84), van Defensie (C/S&A/08/544), van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/08/546) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S&A/08/545) vastgesteld.

Leeswijzer

De selectielijst is primair ingedeeld naar actoren. De secundaire indeling is de volgorde van de handelingen.

Handelingenblokken

De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:

(nummer): Het nummer van het handelingenblok.

Handeling: Een complex van activiteiten, dat verricht wordt door één of meer actoren en dat veelal een product naar de omgeving oplevert.

Periode: Hier worden de jaren weergegeven waarin de handeling werd verricht.

Grondslag/Bron: Dit is de (wettelijke) basis van de handeling. De aanduiding bron wordt gebruikt indien een handeling geen duidelijke wettelijke basis heeft, maar de handeling is geformuleerd op basis van interviews, literatuur of andere bronnen.

Product: Dit is de weergave van het juridisch-bestuurlijk niveau van het eindproduct van de handeling. Indien niet duidelijk is in welke soort documentaire neerslag een handeling heeft geresulteerd of als uit de beschrijving van de handeling al duidelijk is welk product de handeling oplevert, ontbreekt dit item.

Opmerkingen: Hier worden eventuele bijzonderheden over bovengenoemde items weergegeven.

Waardering: Hier wordt aangegeven of de neerslag van een handeling bewaard moet worden of dat deze op termijn vernietigd kan worden.

De ‘B’ staat voor bewaren, ofwel: het na afloop van de overbrengingstermijn krachtens de Archiefwet 1995 overdragen aan het Nationaal Archief. De ‘V’ staat voor vernietigen na afloop van de aangegeven termijn. Achter de ‘B’ of ‘V’ is aangegeven welk selectiecriterium, zoals geformuleerd in de inleiding, is toegepast.

Actorenoverzicht

Actoren onder de zorg van de Minister van Justitie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie is de voornaamste actor op het beleidsterrein vermogensrecht. Hij stelt middels wet- en regelgeving de hoofdlijnen van het regeringsbeleid vast en controleert de uitvoering daarvan. Daarnaast benoemt hij voorzitters en leden van commissies en organisaties die actief zijn op dit beleidsterrein.

De Hoge Raad

De Hoge Raad komt in dit BSD slechts éénmaal voor, en wel in het erfrecht. De Hoge Raad kon tot 2003 een bij erfstelling of legaat gemaakt beding op het gebied van kunst of wetenschap herzien of vervallen verklaren.

De Commissie Standaardregelingen

Deze commissie kan door de Minister van Justitie worden ingesteld om standaardregelingen voor het sluiten van overeenkomsten tussen rechtspersonen in de uitoefening van hun beroep vast te stellen, te wijzigen of in te trekken.

Actor onder de zorg van de Minister van Defensie

De Minister van Defensie

De Minister van Defensie speelt in dit BSD vanuit het erfrecht een bescheiden rol in verband met de uiterste wil van leden van de krijgsmacht. En krachtens ‘Besluit gevonden voorwerpen’ wijst hij militaire instellingen aan waaraan de gemeente bij haar in bewaring gebrachte zaken overdraagt die behoren tot de kleding, uitrusting en wapening van militairen van de krijgsmacht.

Actor onder de zorg van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Deze Minister kan in samenwerking met de Minister van Justitie, een beschikking van de Hoge Raad zoals hierboven bedoeld goedkeuren.

Actor onder de zorg van de Minister van Verkeer en Waterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat is de belangrijkste actor in handelingen op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Verder speelt hij/zij een rol in handelingen die in Burgerlijk Wetboek Boek 8 voorkomen, maar die oorspronkelijk voornamelijk in allerlei vervoerswetten waren opgenomen.

Selectielijsten

Actoren onder de zorg van de minister van Justitie

Actor: Minister van Justitie

1 Algemene en standaardhandelingen op het beleidsterrein vermogensrecht

Nationaal beleid

Beleidsontwikkeling en -evaluatie

1

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Nota’s, meerjarenplannen, rapporten, adviezen, verslagen

Waardering: B1, 2

Totstandkoming van wet- en regelgeving.

2

Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging of intrekking van wetten betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Wetsontwerpen, wetten, AMVB’s, K.B’s, ministeriële regelingen, o.a. Rapport van Staatssecretaris van Justitie, 30-10-1974, nr. 466/174

Waardering: B1

Verantwoording van beleid

3

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen en maandverslagen

Waardering: B3: Verslag op het hoogste niveau

V, 2 jaar: Overige neerslag

4

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal betreffende vermogensrecht

Periode: 1945–

Grondslag Grondwet: 1938/46/48, art. 97; GW 1953/56/72, art. 104; GW 1983/87/95, art. 68

Product: Brieven, notities

Waardering: B3

5

Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften uit de Kamers der Staten-Generaal en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Brieven, notities

Opmerking In RIO nr. 56, Behoorlijk behandeld, over de Nationale Ombudsman, zijn handelingen opgenomen omtrent het informeren van de Nationale Ombudsman

Waardering: B3

Informatieverstrekking

6

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Correspondentie

Waardering: V, 1 jaar na beantwoording

Onderzoek

7

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Offerte, brieven, rapport

Waardering: B5 Opdracht en eindproduct

V 5 jaar overige neerslag

8

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Notities, notulen, brieven

Waardering: V, 1 jaar na afronding van de begeleiding

54

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

55

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Rekeningen, declaraties

Waardering: V 5 jaar

Internationaal beleid

9

Handeling: Het voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties betreffende het beleidsterrein vermogensrecht

Periode: 1945–

Product: Notities, ontwerpregelingen

Waardering: B1

2 Handelingen specifiek met betrekking tot vermogensrecht

Burgerlijk Wetboek Boek 3: Algemeen vermogensrecht

10

Handeling: Het goedkeuren van rechtshandelingen ter verkrijging van goederen die toebehoren aan het Rijk, provincies, gemeenten of andere openbare instellingen, door personen met openbaar gezag bekleed

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 43, lid 3 (Stb. 1991, 600)

Product: Besluit

Opmerking: Een rechtshandeling is een handeling die wordt verricht met de bedoeling een bepaald rechtsgevolg te bereiken. De achterliggende bedoeling van deze handeling is dat de schijn van belangenverstrengeling in verband met bovengenoemde handelingen wordt vermeden. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken vroeg in het kader van deze handeling een prijsvergelijking op met vergelijkbare objecten dan wel een taxatierapport

Waardering: B5

11

Handeling: Het stellen van regels omtrent de gang van zaken bij verkoop door pandhouder

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 3, artt. 249 en 252 (Stb. 1991, 600)

Product Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB), o.a.: AMVB voor het bepalen van de wijze waarop de pandhouder die tot verkoop wil overgaan of tot verkoop is overgegaan, die verkoop meedeelt aan de schuldenaar, pandgever en hen die op het goed een beperkt recht hebben of daarop beslag hebben gelegd: Besluit Stb. 1991, 433

Waardering: B5

12

Handeling: Het schorsen van de bevoegdheid van een persoon om onderhandse akten voor de levering van een registergoed op te stellen en mede te ondertekenen

Periode: 1956–

Grondslag: Wet, houdende verplichtstelling van de notariële akte bij de levering van onroerende zaken en bij de vestiging van zakelijke rechten op onroerende goederen, artikel II, sub 1 (Stb. 1956, 376), Overgangswet NBW, art. 91, lid 1, 3 en 4 (Stb. 1991, 197) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 601

Product: Beschikking

Waardering: V, 5 jaar na het overlijden van de betrokkene of

V, 10 jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd

Burgerlijk Wetboek Boek 4: Erfrecht

13

Handeling: Het aanwijzen van noodwachters die een openbare uiterste wil maken ten overstaan van een officier van een noodwacht of noodwachtstaf

Periode: 1962–1991

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 993, sub a (Stb. 1961, 304)

Product: AMVB

Opmerking: In het Burgerlijk Wetboek wordt een testament gedefinieerd als een akte waarin iemand verklaart wat hij wil dat na zijn dood met zijn bezittingen zal gebeuren. Deze verklaring kan door hem worden herroepen (Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 922). Naast de gewone testamentsvormen wordt in de wet een aantal noodtestamenten behandeld. Zo ook het testament van militairen.

Waardering: V, 5 jaar na het overlijden van de betrokkene of

V, 10 jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of

V, 10 jaar na intrekking van de aanwijzing

Burgerlijk Wetboek Boek 5: Zakelijke rechten

22

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot het vinden en de aangifte van onroerende zaken, en de gemeentelijke bevoegdheden op dat terrein

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 5, art. 12 (Stb. 1991, 600)

Product AMVB’s: Besluit gevonden voorwerpen (Stb. 1991, 434). Evt. ministeriële regeling krachtens de AMVB. Overgangswet NBW art. 151 (Stb. 1991, 197) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 601

Waardering: B5

24

Handeling: Het nader regelen van de vereisten waaraan de tekening, die gehecht wordt aan de akte van splitsing, moet voldoen

Periode: 1972–1991

Grondslag: Oud Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 875, sub d (Stb. 1972, 467)

Product Besluit splitsing appartementsrechten (Stb.1972, 468)

Opmerking: De inhoud van het hierboven genoemde besluit is verwerkt in het nieuwe Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 16, lid 2.

Een eigenaar, erfpachter of opstaller is bevoegd zijn recht op een gebouw met toebehoren en op de daarbij behorende grond met toebehoren te splitsen in appartementsrechten. Een appartementsrecht is op zijn beurt voor splitsing in appartementsrechten vatbaarOud Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 875, sub a, editie Schuurmans & Jordens, 1989, p. 644–645.

Waardering: B1

25

Handeling: Het stellen van regelen waarmee de kadastrale aanduiding van de appartementsrechten overeen moeten komen

Periode: 1972–1991

Grondslag: Oud Burgerlijk Wetboek Boek 3, art. 875, sub e, sub c (Stb. 1972, 467)

Product Besluit splitsing appartementsrechten (Stb.1972, 468)

Opmerking: De handelingen die voortkomen uit het hierboven genoemde besluit vallen niet onder het vermogensrecht, maar onder ruimtelijke ordening en vastgoed en worden daarom niet behandeld.

Onder appartementsrecht wordt verstaan een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Het aandeel kan mede omvatten de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van de bij het gebouw behorende grond.

Waardering: B1

Burgerlijk Wetboek Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht

26

Handeling: Het vaststellen van maximaal te betalen bedragen voor aansprakelijkheid voor schade

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6: art. 110 (Stb. 1991, 600)

Product: AMVB

Opmerking: Deze handeling geldt ook voor de afzonderlijke soorten van vervoer, waarvoor de regelgeving in Boek 8 geplaatst is:

– Binnenlands openbaar personenvervoer

Periode: 1997–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 110, lid 1 (Stb. 1996, 548)

– Goederenvervoer over binnenwateren

Aansprakelijkheid van de vervoerder wegens het niet nakomen van de op hem rustende verplichtingen

Periode: 1991–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 905, lid 1 (Stb. 1991, 126)

– Goederenvervoer over de weg

Aansprakelijkheid van de vervoerder wegens het niet nakomen van de op hem rustende verplichtingen

Periode: 1991–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 1105 (Stb. 1991, 126)

– Personenvervoer over de weg

Aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van dood, letsel of vertraging van de reiziger en in geval van verlies, beschadiging of beschadiging van diens bagage

Periode: 1991–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 1157 (Stb. 1991, 126)

– Verhuisovereenkomst

Aansprakelijkheid van de verhuizer wegens het niet nakomen van de op hem rustende verplichtingen

Periode: 1991–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 1182 (Stb. 1991, 126)

– Gevaarlijke stoffen aan boord van een voertuig

Aansprakelijkheid van de vervoerder in geval van vorderingen in zake van dood, letsel of vertraging van de reiziger en in geval van verlies, beschadiging of beschadiging van diens bagage

Periode: 1995–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 1218, lid 1 (Stb. 1994, 846)

– Gevaarlijke stoffen aan boord van een spoorrijtuig

Aansprakelijkheid in geval van vorderingen aan een exploitant ter zake van dood of letsel en andere vorderingen

Periode: 1995–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8: art. 1678, lid 1 (Stb. 1994, 846)

Waardering: V, 5 jaar

27

Handeling: Het vaststellen van de wettelijke rente voor het uitblijven van betaling van geldsommen

Periode: 1945–1991; 1992–

Grondslag: Oud Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 1286 (Stb.1938); Burgerlijk Wetboek Boek 6, art. 120 (Stb. 600, 1991)

Product: AMVB (jaarlijks opnieuw vastgesteld)

Waardering: V, 5 jaar

28

Handeling: Het aanpassen van het bedrag voor de toepassing van de franchise in verband met aansprakelijkheid voor schade door een product toegebracht

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6, art. 190, lid 2 (Stb. 600, 1991)

Product: AMVB

Waardering: V, 5 jaar

29

Handeling: Het aanwijzen van de soorten overeenkomsten waarvoor standaardregelingen kunnen worden vastgesteld en de bedrijfstak of het beroep, waarvoor elk van deze regelingen bestemd is te gelden

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6, art. 214, lid 1 (Stb. 600, 1991)

Product: AMVB

Waardering: V, 5 jaar

30

Handeling: Het benoemen en opheffen van een commissie ter vaststelling, wijziging en intrekking van standaardregelingen voor het sluiten van overeenkomsten tussen rechtspersonen in de uitoefening van hun beroep

Periode: 1992–

Grondslag: Resp. Burgerlijk Wetboek Boek 6: art. 214, lid 2 (Stb. 1991, 600) Wet commissies standaardregelingen, art. 9, lid 2 (Stb. 1989, 567), gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690

Product: Instellings- en opheffingsbesluiten

Waardering: B4

32

Handeling: Het goedkeuren van een voorgelegde vaststelling, wijziging of intrekking van een standaardregeling

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6: art. 214, lid 3 (Stb. 1991, 600)

Wet commissies standaardregelingen art. 6, lid 1 (Stb. 1989, 567), gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690

Product: Goedkeuringsbesluit

Waardering: V, 5 jaar

33

Handeling: Het stellen van nadere regels omtrent de wijze van samenstelling en de werkwijze van de commissies standaardregelingen

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6: art. 214, lid 2 (Stb. 1991, 600), Wet commissies standaardregelingen, art. 11 (Stb. 1989, 567), zoals gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690

Product Wet commissies standaardregelingen (Stb. 1989, 567), zoals gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690, AMVB’s

Waardering: B5

34

Handeling: Het bepalen welke representatieve organisaties leden van de commissie kunnen voordragen en het aantal leden dat ieder van deze organisaties kan voordragen

Periode: 1992–

Grondslag: Wet commissies standaardregelingen, art. 1, lid 2, (Stb. 1989, 567) zoals gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V, 2 jaar

35

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van (plaatsvervangende) leden van de commissie

Periode: 1992–

Grondslag: Wet commissies standaardregelingen, art. 2, lid 1; art. 3, lid 1, art. 9, lid 1, art. 10, (Stb. 1989, 567) zoals gewijzigd bij Stb. 1992, 422 en Stb. 1993, 690

Product: Besluit

Waardering: V, 5 jaar na het overlijden van de betrokkene of

V, 10 jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd

36

Handeling: Het stellen van regels ten aanzien van bedingen in algemene voorwaarden van overeenkomsten

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6, art. 239, lid 1 en 2 (Stb. 1991, 600), zoals gewijzigd bij Stb. 1995, 355

Product: AMVB

Opmerking: Activiteiten:

  • Het wijzigen van maatregelen ten aanzien van bedingen in algemene voorwaarden van overeenkomsten

  • Het horen van de naar zijn oordeel representatieve organisaties van hen die bij het sluiten van de overeenkomsten waarop de maatregel betrekking heeft, algemene voorwaarden plegen te gebruiken en van hen die bij die overeenkomsten als hun wederpartij plegen op te treden.

Waardering: B1

Burgerlijk Wetboek Boek 7: Bijzondere overeenkomsten

37

Handeling: Het stellen van regels betreffende de inhoud en opmaak van koopakten

Periode: 1997–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 7: artt. 48b, lid 1 en 3; 48 c, lid 2 en 48f, lid 5 (Stb. 1997, 147 jo 287)

Product AMVB: Gegevensbesluit rechten van gebruik in deeltijd van onroerende zaken (Stb. 1997, 289)

Waardering: V, 2 jaar

38

Handeling: Het bepalen van de gegevens die een algemeen verkrijgbare prospectus of andere publicatie van een reisorganisator moet bevatten

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 7, artt. 501, lid 1 en 502, lid 2 (Stb. 1992, 689), zoals gewijzigd bij Stb. 1993, 360

Product AMVB: Gegevensbesluit georganiseerde reizen (Stb. 1993, 43)

Waardering: V, 2 jaar

39

Handeling: Het bepalen welke gedeputeerdenfuncties en wethoudersfuncties als volledig bezoldigd worden aangemerkt

Periode: 1981–1996; 1997–

Grondslag: Oud Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 1638, sub nn (Stb.1980, 531);

Burgerlijk Wetboek Boek 7, art. 643, lid 4 (Stb. 1996, 406), zoals gewijzigd bij Stb. 1998, 300 (lid 4 wordt lid 3), Stb. 1999, 30

Product AMVB: Besluit Vaststelling welke wethoudersfuncties voor de toepassing van art. 7:643 als volledig bezoldigd worden aangemerkt (Stb. 1994, 556)

Waardering: V, 2 jaar

Burgerlijk Wetboek Boek 7A

40

Handeling: Het nader bepalen van het begrip kampeerbedrijf

Periode: 1937

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 7A, art. 1624 (Stb. 1937, 205) zoals gewijzigd bij Stb. 1971, 44, Stb. 1989, 616 jo Stb. 1991/606

Product: AMVB: Besluit

Opmerking: In deze handeling ligt het accent op ‘-bedrijf’. In de Kampeerwet en de Wet op de openluchtrecreatie, die de Kampeerwet in 1995 verving, worden de begrippen kampeerplaats, kampeerterrein en kampeermiddel wel nader bepaald. Deze handeling is dan ook juist opgenomen, omdat het hier om de definitie van het begrip ‘bedrijfsruimte’ gaat in het vermogensrechtelijke kader van huur en verhuur.

Waardering: V, 2 jaar

Burgerlijk Wetboek Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer

41

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als schip aanwijzen van zaken die geen schepen zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die schepen zijn

Periode: 1992

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 1, lid 2 (Stb. 1991, 126) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 664

Product: AMVB

Waardering: V, 2 jaar

42

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als zeeschip aanwijzen van schepen, die geen zeeschepen zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op schepen die zeeschepen zijn

Periode: 1992

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 2, lid 2 (Stb. 1991, 126) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 664

Product: AMVB

Waardering: V, 2 jaar

43

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als binnenschip aanwijzen van schepen, die geen binnenschepen zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op schepen die binnenschepen zijn

Periode: (1898) 1945–1990; 1992–

Grondslag: Wetboek van Koophandel, art. 748 (Stb.1897, 140), zoals gewijzigd bij Stb.1924, 573, Stb.1930, 240, Stb.1939, 201, Stb.1976, 229, Stb.1974, 388, Stb.1989, 239; Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 3, lid 2 (Stb. 1991, 126)

Product: AMVB

Waardering: V, 2 jaar

44

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als luchtvaartuig aanwijzen van zaken, die geen luchtvaartuig zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die luchtvaartuigen zijn

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 3a, lid 3 (Stb. 1995, 71 jo 283)

Product: AMVB

Opmerking Er bestaat een besluit aanwijzing toestellen die geen luchtvaartuig zijn (Stb. 1981, 344), maar dat is niet bedoeld voor toepassing van Burgerlijk Wetboek Boek 8, zoals expliciet in deze handeling is geformuleerd.

Waardering: V, 2 jaar

46

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als handbagage aanwijzen van zaken, die geen handbagage zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die handbagage zijn

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8 art. 100, lid 4 (Stb. 1991, 126)

Product: AMVB

Opmerking: Tot en met 1990 lag de grondslag voor deze handeling in de Wet Overeenkomst Binnenlands Openbaar Personenvervoer, en was de Minister van Verkeer en Waterstaat de actor.

Waardering: V, 2 jaar

47

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als hut- of handbagage aanwijzen van zaken, die geen hut- of handbagage zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die hut- of handbagage zijn

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 970, lid 4 (Stb. 1991, 126) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 664, art. 1141, lid 2 (Stb 1991, 126)

Product: AMVB

Waardering: V, 2 jaar

49

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als voertuigen aanwijzen van zaken, die geen voertuigen zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die voertuigen zijn

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 8, art. 1080, lid 1 (Stb. 1991, 126) zoals gewijzigd bij Stb. 1991, 664

Product: AMVB

Opmerking: Tot en met 1991 lag de grondslag voor deze handeling in Wet Overeenkomst Wegvervoer, en was de Minister van Verkeer en Waterstaat de actor.

Waardering: V, 2 jaar

Wetboek van Koophandel

53

Handeling: Het aanwijzen van de instellingen die als verrekeningskamers worden beschouwd

Periode: 1934 –

Grondslag: Wetboek van Koophandel Boek 1, art. 137, lid 2 (Stb. 1932, 405) en art. 208, lid 2 (Stb. 1925, 224), zoals gewijzigd bij Stb. 1933, 613

Product Uitvoeringsbesluit (Stb. 1936, 242)

Opmerking: Voor betaling ter voldoening van bijvoorbeeld koopovereenkomsten kan het zijn dat wisselbrieven en cheques aan een verrekeningskamer moeten worden aangeboden.

Waardering: V, 2 jaar

Actor: Hoge Raad

20

Handeling: Het, op verzoek van degene die het beding behoort na te leven, in het algemeen belang herzien of vervallen verklaren van een bij erfstelling of legaat gemaakt beding op het gebied van kunst of wetenschap

Periode: 1925–2003

Grondslag: Wet herziening bedingen bij erfstelling of legaat (de zogenaamde Museumwet), artt. 1 en 2 (Stb. 1925, 174), zoals gewijzigd bij Stb. 1956, 327 en Stb. 1997, 773; vervallen per 1-1-2003 bij de inwerkingtreding van art. 4:134 BW.

Product: Beschikking

Opmerking: De beschikking behoefde goedkeuring van de Kroon (art. 3) en kon zelf (na 10 jaar) ook weer gewijzigd worden (art.4).

Een erfstelling is een uiterste wilsbeschikking, krachtens welke de erflater aan een of meer daarbij aangewezen personen zijn gehele nalatenschap of een aandeel daarin nalaat (BW boek 4, art. 115).

Een legaat is een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan een of meer personen een vorderingsrecht toekent (BW boek 4, art. 117).

Waardering: B5

Actor: Commissie standaardregelingen

31

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van standaardregelingen voor het sluiten van overeenkomsten tussen rechtspersonen in de uitoefening van hun beroep

Periode: 1992–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 6: art. 214, lid 2 (Stb. 1991, 600)

Product: Besluiten aangaande vaststelling, wijziging of intrekking van een standaardregeling

Waardering: B5

Actor onder de zorg van de minister van Defensie

Actor: Minister van Defensie

15

Handeling: Het bepalen van de wijze waarop wordt bekendgemaakt dat de aanwijzing, genoemd in art. 993, lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd

Periode: 1962–

Grondslag: Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 993, sub b, lid 2 (Stb.1961, 304), zoals gewijzigd bij Stb.1991, 631

Product: Besluit houdende uitvoering van Burgerlijk Wetboek Boek 4, artikel 4:993b, lid 2

Opmerking: Ook buiten oorlogstijd kunnen andere personen die tot de krijgsmacht behoren, hun uiterste wil bekendmaken op de manier zoals hiervoor beschreven, maar dan moeten die andere personen wel behoren tot een gedeelte van de krijgsmacht dat is aangewezen voor specifieke verrichtingen die beschreven staan in art. 993, lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Deze mogelijkheid blijft bestaan totdat is bekendgemaakt dat de zojuist genoemde aanwijzing is geëindigd.

Waardering: B5

16

Handeling: Het aan de militair die het bevel voert over het aangewezen gedeelte van de krijgsmacht opdragen tot bekendmaking van de uiterste wil van leden van de krijgsmacht

Periode: 1962–

Grondslag: Besluit houdende uitvoering van Burgerlijk Wetboek Boek 4, art. 1 t/m 3 (Stb. 1962, 325), gewijzigd bij besluit (Stb.1997, 702)

Product: Publicatie aan het aangewezen deel van de krijgsmacht, proces-verbaal van de bekendmaking

Opmerking: Activiteiten:

Het voeren van overleg met de Minister van Justitie

Het opmaken van een proces-verbaal van de bekendmaking en het sturen hiervan aan de Minister van Justitie

Waardering: V, 10 jaar na publicatie

23

Handeling: Het aanwijzen van militaire instellingen waaraan de gemeente bij haar in bewaring gebrachte zaken overdraagt die behoren tot de kleding, uitrusting en wapening van militairen van de krijgsmacht

Periode: 1991 –

Grondslag: Besluit gevonden voorwerpen, art. 1 (Stb. 1991, 434)

Product: Beschikking

Waardering: V, 5 jaar

Actor onder de zorg van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

21

Handeling: Het goedkeuren van beschikkingen van de Hoge Raad t.a.v. herzieningen en vervallenverklaringen van bedingen in erfstellingen en legaten op het gebied van kunst of wetenschap

Periode: 1925–2003

Grondslag: Wet herziening bedingen bij erfstelling of legaat, art. 3 (Stb. 1925, 174), zoals gewijzigd bij Stb. 1956, 327 en Stb. 1997, 773; vervallen per 1-1-2003 bij de inwerkingtreding van art. 4:134 BW.

Product: Koninklijk Besluit

Opmerking: Een erfstelling is een uiterste wilsbeschikking, krachtens welke de erflater aan een of meer daarbij aangewezen personen zijn gehele nalatenschap of een aandeel daarin nalaat (BW boek 4, art. 115).

Een legaat is een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan een of meer personen een vorderingsrecht toekent (BW boek 4, art. 117).

Waardering: B5

Actor onder de zorg van de minister van Verkeer en Waterstaat

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat

45

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als handbagage aanwijzen van zaken, die geen handbagage zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die handbagage zijn

Periode: 1988–1991

Grondslag: Wet Overeenkomst Binnenlands Openbaar Personenvervoer (Stb.1988, 118)

Product: AMVB

Opmerking: Deze handeling is in 1992 overgenomen door de Minister van Justitie

Waardering: V, 5 jaar

48

Handeling: Het voor de toepassing van dit wetboek als voertuigen aanwijzen van zaken, die geen voertuigen zijn, dan wel het niet van toepassing verklaren van bepalingen van dit wetboek op zaken die voertuigen zijn

Periode: 1982–1991

Grondslag: Wet Overeenkomst Wegvervoer, art. 2, lid 1 (Stb.1982, 670)

Product: AMVB

Opmerking: In 1991 is deze wet vervallen. De grondslag van deze handeling kwam ook in Burgerlijk Wetboek Boek 8 terecht en daarmee veranderde de actor van de Minister van Verkeer en Waterstaat in de Minister van Justitie.

Waardering: V, 5 jaar

Belemmeringenwet Privaatrecht

50

Handeling: Het erkennen van het belang van een openbaar werk

Periode: 1927–

Grondslag: Belemmeringenwet Privaatrecht, art. 1 (Stb. 1927, 159), zoals gewijzigd bij Stb. 1963, 259, Stb. 1989, 490 jo 1991/607

Product: K.B.

Opmerking: Een openbaar werk bevindt zich vaak op particulier terrein. Bij zowel de aanleg als de instandhouding ervan kunnen de belangen van de staat en de rechthebbenden met elkaar botsen, i.v.m. de belemmeringen die deze activiteiten met zich meebrengen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat moet samen met het ministerie van Justitie tot een juiste belangenafweging komen.

Waardering: B5

51

Handeling: Het nemen van een beslissing tot verplichting van een burger tot het op eigen terrein gedogen van

– de aanleg van een openbaar werk.

– werkzaamheden aan een openbaar werk

– verplaatsing van een openbaar werk

Periode: 1930–

Grondslag Belemmeringenwet Privaatrecht, artt. 1, 2 lid 5; 3 lid 1; 4 lid 1; 5 lid 1 (Stb. 1927, 159), zoals gewijzigd bij Stb. 1930, 508, Stb. 1960, 541, Stb. 1963, 259, Stb. 1988, 77, en Stb. 1989, 490 jo 1991, 607

Product: Beschikking, bijvoorbeeld:

– van Minister van V en W, 1925, no. ROO 26 377,

– van Minister van V en W, 1973, no. 20081249

Opmerking: Van deze beslissing wordt een afschrift aan de Burgemeester van betrokken gemeente gestuurd.

Waardering: B5

52

Handeling: Het nemen van een beslissing tot het wachten met de uitvoering van werken

Periode: 1927–

Grondslag: Belemmeringenwet Privaatrecht, art. 4, lid 6 (Stb. 1927, 159), zoals gewijzigd bij Stb. 1960, 541, Stb. 1963, 259, en Stb. 1989, 490 jo 1991, 607

Product: Beschikking

Waardering: B5.