1 APRIL 2008. – Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van België en van Nederland
inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied
van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek.
Regeling van 1 april 2008
De bevoegde autoriteiten van België en Nederland verklaren, na overleg,
-
– in uitvoering van het bepaalde in de artikelen 6 en 9 van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen, zoals gewijzigd,
en op basis van het bepaalde in artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het
gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92, en van artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het
gebied van de accijnzen, zoals deze bepalingen doorwerken in de respectievelijke wetgevingen
van beide landen:
– langs Belgische zijde:
-
– artikel 338 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
-
– artikel 93terdecies van het BTW-Wetboek
-
– artikel 38 van de Wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten,
het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop;
– langs Nederlandse zijde:
-
– de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wet van 24 april 1986, Stb. 249);
-
– op basis van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden
tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting
inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en van de Protocollen I en
II, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001, meer in het bijzonder van de artikelen 29
en 31;
-
– op basis van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken/fiscale
aangelegenheden, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1988,
-
– en onverminderd verdergaande bepalingen van de Overeenkomst inzake de administratieve
en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden
met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie van 29
april 1969 en het Aanvullend Protocol houdende bijzondere bepalingen op het stuk van
de belastingen en
-
– gelet op de wens van beide Staten om de wederzijdse bijstand tussen België en Nederland
te intensiveren, dat ambtenaren van de belastingadministraties van beide Staten op
elkaars grondgebied aanwezig mogen zijn om met inachtneming van de nationale wetgeving
van beide Staten inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de juiste
vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen en van de belasting
over de toegevoegde waarde en de accijnzen in één van beide of in beide Staten, met
inachtneming van het navolgende.
1. Voor de uitvoering van deze Regeling zijn de bevoegde autoriteiten:
In Nederland:
Voor de directe belastingen:
Belastingdienst/FIOD-ECD
Team Internationaal
Postbus 59395
1040 KJ Amsterdam
Voor de BTW:
Belastingdienst/CLO Nederland
Kantoor Almelo
Postbus 378
7600 AJ Almelo
Voor de accijnzen:
Douane Informatie Centrum (DIC)
Postbus 70005
3000 KG Rotterdam
In België:
Voor de directe belastingen:
Directie III/1
Centrale diensten Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 25
1030 BRUSSEL
Voor de BTW:
Directie III/3
Centrale diensten Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 25
1030 BRUSSEL
Voor de Accijnzen:
Dienst Accijnsprocedures
Centrale diensten Administratie der douane en accijnzen
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 37
1030 BRUSSEL
Subdelegatie van deze bevoegdheden is steeds mogelijk.
2. Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat bij een onderzoek
op het grondgebied van de andere Staat wordt gedaan in bijzondere gevallen. Met name
valt te denken aan:
-
– gevallen waarin er indicaties zijn van grensoverschrijdende onregelmatigheden of fraude
van beduidende omvang in één van beide of in beide Staten;
-
– gevallen waarvan de complexiteit de aanwezigheid van ambtenaren wenselijk maakt, daaronder
kunnen op het gebied van indirecte belastingen ook vallen: e-commerce en teruggaven
van belastingen;
-
– gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van ambtenaren
het onderzoek kan bespoedigen;
-
– gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale controles.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van de
ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toe te staan in andere gevallen dan
bedoeld in punt 2.
4. Het verzoek tot aanwezigheid van een ambtenaar dient door de bevoegde autoriteit
van de verzoekende Staat schriftelijk te gebeuren.
In alle gevallen moet het verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren gemotiveerd zijn.
Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren op het grondgebied van de andere Staat
op basis van deze regeling dient deel uit te maken van een verzoek om een bepaald
onderzoek in te stellen en vermeldt de stappen die de verzoekende autoriteit heeft
genomen om de gewenste informatie te verkrijgen.
De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat neemt uiterlijk binnen een termijn
van 30 dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing omtrent het verzoek. De bevoegde
autoriteiten kunnen overeenkomen om die termijn in spoedeisende gevallen in te korten.
De aanwezigheid van ambtenaren van de verzoekende Staat op het grondgebied van de
andere Staat is slechts toegelaten nadat het verzoek door die andere Staat schriftelijk
werd ingewilligd. In geval van inwilliging van een verzoek stelt de bevoegde autoriteit
van de aangezochte Staat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig
mogelijk in kennis van het tijdstip en de plaats van het onderzoek en de autoriteit
of de ambtenaar die is aangewezen om het onderzoek te verrichten.
De aangezochte autoriteit zal het verzoek slechts afwijzen op grond van een gemotiveerde
beslissing en nadat daarover overleg is gepleegd met de verzoekende Staat.
5. Het onderzoek wordt verricht onder leiding van ambtenaren van de aangezochte Staat.
De bezoekende ambtenaren zijn bevoegd aanwezig te zijn bij een onderzoek dat wordt
ingesteld ter voldoening aan een verzoek om de inlichtingen in te zamelen die van
nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belasting. De ambtenaren van de
verzoekende Staat zullen daarbij de wetgeving van de aangezochte Staat respecteren.
6. Het is de ambtenaren van de verzoekende Staat toegestaan aanwezig te zijn bij die
onderdelen van het onderzoek in de aangezochte Staat die voor het onderzoek in de
verzoekende Staat van belang kunnen zijn.
7. Aan de bezoekende ambtenaren wordt op verzoek onder meer inzage verstrekt van boeken,
bescheiden, stukken en andere gegevens- en informatiedragers die in het kader van
het onderzoek van belang kunnen zijn. Desgevraagd worden aan hen, onder voorbehoud
van de bepalingen van de wetgeving van de Staat waar het onderzoek plaatsvindt, kopieën
dan wel afschriften van de hiervoor aangeduide gegevens en informatie verstrekt.
De verzoekende autoriteit kan de tijdens het onderzoek verkregen gegevens en informatie
niet gebruiken voordat deze door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar het onderzoek
heeft plaatsgevonden zijn verstrekt met inachtneming van de nationale wetgeving van
de Staat die de inlichtingen verstrekt.
8. In gevallen waarin in overeenstemming met de wetgeving of de administratieve praktijk
van één van de Staten de administratie of de boekhouding van een belastingplichtige
zich geheel of gedeeltelijk in de andere Staat bevindt, kunnen de bevoegde autoriteiten
van de Staat waar de boekhouding zich bevindt op verzoek van de bevoegde autoriteiten
van de Staat van de belastingplichtige besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van
de andere Staat toe te staan indien de belastingplichtige om die aanwezigheid heeft
verzocht en de autoriteiten van de verzoekende Staat daarmee hebben ingestemd.
De bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat voegen een kopie van de aanvraag
van de belastingplichtige bij hun verzoek.
De bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat kunnen bijkomende voorwaarden stellen
met betrekking tot deze aanwezigheid.
9. Ambtenaren die aanwezig zullen zijn op het grondgebied van een andere Staat worden
expliciet daartoe schriftelijk aangewezen en moeten voorzien zijn van een officiële
machtiging waaruit blijkt dat zij optreden namens hun Staat. In alle gevallen moeten
de ambtenaren hun ambtelijke hoedanigheid kunnen aantonen door middel van een bewijs
van aanstelling of een ander legitimatiebewijs dat hun door de dienst waartoe ze behoren
is verstrekt.
10. Deze regeling vervangt de regeling van 3 juni 1998 tussen de bevoegde autoriteiten
van België en Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene
Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek en
treedt in werking op 1 april 2008.
Zij zal worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.